Bart Verstraete (Mechelen, 1957) woont in De Haan, is gepensioneerd parkwachter.
Hij volgde schrijfcursussen bij Peter Mangelschots sinds 2017 en publiceerde zijn eerste gedichten in Het Gezeefde Gedicht in juni 2018.
Zijn debuutbundel Hoe het verder moet verscheen bij Uitgeverij De Zeef in het voorjaar van 2020.
–
–
–
Nachtval
–
de dag klapt dicht met één knip van de schakelaar
nu struikelt de avond, dat gaat me goed af
snorharen en wimpers in vertrouwd terrein
–
de vloermat ademt rimboe, pampasgras, geritsel in de kamer
meubelwanden schuren langs mijn vacht
ik lees met spitsoren en uitgestoken neus de lengte van de muren
ontwijk commode, tafelpoten, langs het gordijn
een streep stoutmoedig licht
–
elke afgemeten pas omfloerst de reden van bewegen
ik tast niet in het duister
waar jij op me wacht
–
de dag klapt dicht met één knip van de schakelaar
nu struikelt de avond, dat gaat me goed af
snorharen en wimpers in vertrouwd terrein
–
de vloermat ademt rimboe, pampasgras, geritsel in de kamer
meubelwanden schuren langs mijn vacht
ik lees met spitsoren en uitgestoken neus de lengte van de muren
ontwijk commode, tafelpoten, langs het gordijn
een streep stoutmoedig licht
–
elke afgemeten pas omfloerst de reden van bewegen
ik tast niet in het duister
waar jij op me wacht
Uitstel
–
straks zal ik de longen vullen van dit huis
wijdarms voor het raam
een luchtpijp aanleggen naar haar
–
vertakt over de houten vloer
als het ademhalingsstelsel in een krijtschema
tot aan de uithoek van ons bed
–
even blijf ik nog ingekapseld in een linnen cel
als een krulwilgblad tegen haar aanliggen
zuurstof uitwisselen voor een nieuwe dag
–
zij in haar blauwwitte streepjescode, en ik
kijk haar alweer binnenstebuiten aan
–
straks zal ik de longen vullen van dit huis
wijdarms voor het raam
een luchtpijp aanleggen naar haar
–
vertakt over de houten vloer
als het ademhalingsstelsel in een krijtschema
tot aan de uithoek van ons bed
–
even blijf ik nog ingekapseld in een linnen cel
als een krulwilgblad tegen haar aanliggen
zuurstof uitwisselen voor een nieuwe dag
–
zij in haar blauwwitte streepjescode, en ik
kijk haar alweer binnenstebuiten aan
Buiten de muren
–
nog voor de stad haar nachtkleed uitglipt
stap je door haar open mond, stroomopwaarts
alsof je wilt ontsnappen aan slib en slijm
aan het borrelen in een keelgat
–
naast haar kaken kleeft de adem van de rivier
parelend aan groene tongen of opgespannen
als een hangmat tussen twee wilgen, een wasem
waarachter je verdwijnt
–
onder haar gehemelte borstelt een werkman
ochtendgeur van de straten, geeuwt
zijn laatste tanden bij elkaar
–
nog voor de stad haar nachtkleed uitglipt
stap je door haar open mond, stroomopwaarts
alsof je wilt ontsnappen aan slib en slijm
aan het borrelen in een keelgat
–
naast haar kaken kleeft de adem van de rivier
parelend aan groene tongen of opgespannen
als een hangmat tussen twee wilgen, een wasem
waarachter je verdwijnt
–
onder haar gehemelte borstelt een werkman
ochtendgeur van de straten, geeuwt
zijn laatste tanden bij elkaar
Uitzicht
–
je kijkt uit naar het huis dat wacht
door het deurraam stuur je handen in de hal
ze glijden langs steen, warmen de wanden
–
dan glip je mee met het licht dat verlangend binnenvalt
stapt uit de straal, vult de kamers met je hartslag
–
waar een zitbank openklapt lonken twee glazen naar elkaar
in je buik groeit een sleutel
–
je kijkt uit naar het huis dat wacht
door het deurraam stuur je handen in de hal
ze glijden langs steen, warmen de wanden
–
dan glip je mee met het licht dat verlangend binnenvalt
stapt uit de straal, vult de kamers met je hartslag
–
waar een zitbank openklapt lonken twee glazen naar elkaar
in je buik groeit een sleutel