LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Rob de Vos-prijs 2020 Eervolle vermeldingen (II)

24 okt, 2020

De winnaars van de Rob de Vos-prijs zijn bekend en ook de eerste vier dichters die een eervolle vermelding van onze jury kregen. Het wedstrijdthema vindt u in de eerste link. Vandaag de laatste drie dichters die met hun gedicht genomineerd werden en een eervolle vermelding kregen.  Met het vakkundige jurycommentaar bij de gedichten.


Foto Robin Ziengs

Marthe van Bronkhorst (1993) woont in Amsterdam en is schrijver, theatermaker en psycholoog. Ze maakte deel uit van het poëziecollectief Poetry Circle 013 en volgt momenteel de Schrijversvakschool in haar woonplaats. Marthe schrijft poëzie voor onder meer het tijdschrift hard//hoofd en treedt regelmatig op, zoals op het Wintertuinfestival en op de Museumnacht. Een gedicht van haar werd dit jaar geselecteerd voor Poëzie in de Branding. Ook vertaalde ze poëzie, onder andere Edgar Allan Poe (The Raven).

Gemengde technieken

Ondersteboven
zag hij zijn werk hangen in het museum
voor hij het recht kon hangen
werd het een doorslaand succes

volgden vernissages en residencies, het woord oeuvre
viel, hij pakte het niet op, toen de fotografen kwamen
de posters, de placemats, de mok, was het al
daarbuiten.

En toch, gewichtloosheid went
vraag het ze daarboven (zwaarte niet)
Hij zag zijn vogel zwemmen in lucht
happend naar water
op een aardwolk dreef een nest

Twijfel is een ei
hoe je ook schudt
een oor tegen een luisterschaal hoort slechts het gegons van bloed
in het ritme van zijn eigen pols

Voor een vis zwemmen we allemaal in lucht
Drogen ons af in water
Beginnen ons leven aan de kant
Happen naar adem voor de lange duik

Jurycommentaar:
(Hettie Marzak)

Er is over dit gedicht nagedacht. De dimensies van lucht en water ruilen van plaats, vaste waarden worden toevalligheden. In de eerste strofe is er een schilder die zijn werk in het museum ondersteboven ziet hangen, en daarmee onbedoeld bekendheid en roem verwerft, mooi uitgedrukt in ‘de posters, de placemats, de mok,’. Hierdoor wordt voor hem in de derde strofe de wereld zelf op zijn kop gezet.

Het beeld van het ei is mooi gekozen: je kunt niet weten of het bevrucht is of niet door het te schudden of ernaar te kijken. En waar je ook naar luistert, een ‘luisterschaal’ – de klankschaal van de alternatieve therapie, de radio, de tv, het internet – er is alleen maar jijzelf, ‘slechts het gegons van bloed / in het ritme van zijn eigen pols’.

In de laatste strofe is het perspectief verlegd naar dat van een vis. Deze omkering van de elementen en de aanvaarding van de consequenties daarvan is niet abrupt, maar komt heel natuurlijk voort uit het begin van het gedicht. De dichter stelt het begin van het leven, de geboorte, voor als een sprong vanaf de kant, in het diepe onbekende. En net als een vis hapt een pasgeborene voor de eerste keer naar adem als hij uit zijn vertrouwde element komt. ‘Happen naar adem voor de lange duik’, wat een prachtige metafoor voor het leven zelf.

__________________________

Riet De Bakker (1953) komt uit Kalmthout in België en werd meerdere malen genomineerd in poëziewedstrijden. Ze is zeer actief in de wereld van haiku, in Vlaanderen en Nederland. De Haiku kern Antwerpen gaf een bundel van haar uit. Volgens Riet is poëzie schrijven:
door de dag schuiven en het sprokkelen van letters als struikelpalen, want gedichten groeien traag, met de nodige zorg om woorden te zoeken, te kiezen, te vinden.

een plek van uitstel

stormgekraakt ligt hij aan de bosrand
met takken en twijgen tegenaan gewaaid
mos en dorre bladeren dichten de kieren
er groeit een enorm nest, een broedplek
voor hitsige vogels – hun beurtrol voor warmte

geluidloos na de barst het broze breken
tot de schaal je wiegt in de echo
van scheurvliezen – dons je kale lijfje zoekt
hijgend wacht je op kerfdieren
en kruimels

op snavelouders die
onderweg vechten met wie groter
nijdiger en jaloers de weg verspert –
vanuit de terugkeerplek hoef jij niet te vluchten
nestjong zonder veren

voor de vogelaar komt
zullen kinderen je rapen
ze zingen over het ei waarin
het geheim van de oersprong kiemt
en het raadsel van heimwee zweeft

ze dragen je
tot een schuilplaats,
zoeken een plek van uitstel
om later zonder vleugels
traag weg te vliegen

Jurycommentaar:
(Peter Vermaat)

Het fraaist van dit gedicht is het ritme, dat de lezer met kalme vleugelslagen voert over gezichten van verleden, heden en toekomst. In de taalmuziek ligt het hoogtepunt in de ei-klanken (met de steelse omkering naar ie): ‘(…) het ei waarin / het geheim van de oersprong kiemt / en het raadsel van heimwee zweeft’. ‘Een gedicht waarin alliteratie en assonantie op natuurlijke wijze consequent wordt doorgevoerd. Levendige beelden met origineel woordgebruik, zoals: ‘kerfdieren’, ‘oersprong’,‘scheurvliezen’ en ‘snavelouders’.

___________________________

Jaap Lemereis (1960) woont in de historische stad Amersfoort. Publicaties van zijn gedichten zijn in diverse bloemlezingen opgenomen. In het centrum van zijn woonplaats hangt, in het kader van straatpoëzie, een gedicht van hem aan een grote witte muur. Jaap haalt zijn inspiratie uit flarden gesprek, uit woorden die uit een vergadering zijn ontsnapt en uit hoog- en laaggestemde gedachten, waaronder absurde. Zijn motto: elk gedicht gebeurt. Voortdurend.

Pleisterplaats

Blijft u toch liggen, u viel als een vogel, die tegels zijn
geen slechte plek, echt

Ja, u viel, het was niet te voorkomen en nu slaapt u wat
op de stoep en bloedt

Ziet u: velen gingen u voor, u hoort ze nog in de stenen, soms
vliegt er nog een even op

Hoe dingen lopen en houvast, ach, houvast is zo zacht en
zo overschat

Kijk eens naar uw handen, die knik in uw armen, het lijken wel
vleugels, ook de ruimte is krom

Dus rust nog een beetje, misschien valt u straks verder of misschien
bent u er al, een begin of een einde

Ze zullen zo komen, zeg dan uw naam maar ten teken, zoveel is zeker
dat ook zij het niet weten

Jurycommentaar:
(Rinske Kegel)

Het is een kunst een gedicht te schrijven bij een kunstwerk, dat hebben we gemerkt.
Veel gedichten die we binnen kregen bleven bij oppervlakkige beschrijvingen van het kunstwerk. Zo niet dit gedicht. Hier gaat de dichter een dialoog aan met wat hij ziet. Hij personaliseert de vogel, wat een mooie diepgang geeft. Zinnen als: ‘(…) u hoort ze nog in de stenen (…) ‘ en ‘(…) ook de ruimte is krom’ raakten mij in dit gedicht. Er zit voor mij ook een bepaalde troost van de dichter voor de ‘u’ in het gedicht. Dat vind ik mooi, dat is een kunst.

     Andere berichten

Kinderpoëzie (VIII)

Kinderpoëzie (VIII)

‘Waarom leest iemand geen gedichten? Omdat iedereen (en die iedereen heeft nooit gedichten gelezen) zegt dat gedichten moeilijk zijn, dat...

Haliastur

Haliastur (1964) is een recent pseudoniem. Leeft in Gent. Schrijft poëzie. Publiceerde onlangs op De Schaal van Digther, zeer binnenkort...

Kinderpoëzie (VII)

Kinderpoëzie (VII)

‘Waarom leest iemand geen gedichten? Omdat iedereen (en die iedereen heeft nooit gedichten gelezen) zegt dat gedichten moeilijk zijn, dat...