Daphne Schrijvers (1975) uit Groningen heeft psychologie gestudeerd. Momenteel studeert ze aan de schrijversvakschool in haar woonplaats. Daphne schrijft sinds een paar jaar gedichten die ze nu graag meer naar buiten wil brengen. Ze won in 2020 de Rob de Vos-prijs met haar gedicht Je kunt positie kiezen.
Alja Spaan sprak met haar.
foto René van der Woude
Je bent een beetje bekend nu door het winnen van de Rob de Vos-prijs 2020. Wat heerlijk om niet te struikelen over je aanwezigheid op de sociale en andere media (ook al gunnen we je al die aandacht). Hoe is dat voor je?
Ik wilde graag wat meer naar buiten treden en nu het gebeurt merk ik dat ik eraan moet wennen en dat ik er tegelijkertijd heel blij van word.
Het gedicht waarmee je onze wedstrijd won heeft, aldus de jury, naast poëtische schoonheid ook een haast klinische beschrijving of ingehouden emotie. Kun je iets vertellen over hoe het tot stand kwam?
Ik vind de vraag of je in iedere situatie positie kúnt kiezen belangrijk. Heb je een keuze of ben je overgeleverd aan (onbewuste) gewoontes en emoties? Is er überhaupt iets te kiezen in het leven, kán je het sturen? Met deze vragen ben ik gaan schrijven.
Denk je aan de lezer als je schrijft of heeft het schrijven een therapeutische waarde?
Het schrijven gebeurt binnen mezelf, ik denk daarbij nog niet aan de lezer. Een gedicht schrijven start vaak met een observatie of met iets dat me raakt. Ik begin met associaties en losse zinnen, dan ga ik zinnen mooier maken en schuiven met tekst. Door het herschrijven en schuiven weet ik op een gegeven moment wat de kern van het gedicht is en hoe het moet ‘voelen’. Daarna probeer ik het hele gedicht te laten kloppen met dat gevoel.
Schrijven is een soort aftasten; door te schrijven onderzoek ik de dingen die me bezighouden.
–
Probeer te horen dat de bladeren van de eik anders
ritselen dan die van de berk, negeer de stem van de deejay en luister
naar de plaat – ga terug naar het moment dat iets je in je maag stompte
–
probeer het licht op de druppel in een stuwmeer te raken, de geur van carbolineum
een naam te geven, de kramp in je hoofd te vatten in een metafoor
–
zoom niet in op wat openlijk schreeuwt maar op dat wat je achteloos
voorbijfietst of zich zwijgend schuilhoudt onder de ruis van je gedachtegang
–
maak een stille projectie op een wit vlak –
zoek de tussenruimte
–
de pauzeknop
Wat is de reden tot schrijven? Waarom koos je voor de Schrijversvakschool?
Taal heeft altijd mijn interesse gehad, voordat ik voor psychologie koos heb ik overwogen om Frans of Spaans te gaan studeren. Ik vroeg me al langer af of schrijven iets voor me was, maar ik kwam niet veel verder dan het opschrijven van observaties en dingen die me raakten. Op een gegeven moment heb ik me ingeschreven voor een cursus bij de schrijversvakschool om dat te onderzoeken. Vooraf dacht ik dat proza schrijven misschien iets voor me zou zijn, ik wist eigenlijk weinig van poëzie, maar mijn eerste docent (Jan-Willem Dijk) gaf in het introductieblok een aantal poëzielessen en ik vond zijn liefde voor poëzie heel aanstekelijk. Ik weet nog dat hij ons Het magerebrugwonder van K. Michel liet lezen, de manier van kijken in dat gedicht raakte me. Nog steeds trouwens, iedere keer als ik het lees voel ik weer waarom ik gedichten wil schrijven.
De school heeft me geholpen door me vertrouwen te geven, me te stimuleren om door te gaan met schrijven en mijn eigen vorm te zoeken. In het begin was ik enorm kritisch op wat ik schreef en was ik al bezig met redigeren als ik de eerste zin amper op papier had. Ik heb moeten leren om erop te vertrouwen dat er iets zal ontstaan, ook als ik nog geen idee heb wat het zal worden.
Een schrijver heeft vaak een bepaalde afstand tot het onderwerp zodat het beter te beschrijven is. Kun je dat vergelijken met je studie en vak (psychologie)? Die combinatie is er eerder geweest, denk bijvoorbeeld aan Rutger Kopland, ook is er vaak sprake van verwantschap met de filosofie.
Is het een aangeboren beschouwelijke aard of leer je tijdens deze studies anders kijken? Is dichten een manier van kijken?
Ik ben altijd beschouwend geweest, dat hoort echt bij mij. Daarnaast heb ik tijdens mijn psychologie-opleiding natuurlijk ook geleerd om zowel de buitenwereld als mijn eigen binnenwereld te onderzoeken. Vanuit die binnenwereld schrijf ik nu gedichten.
Voor mij is er veel overlap is tussen poëzie schrijven en psychologie. Zowel bij schrijven als bij therapie geven gaat het om goed kijken (waarnemen). Bij beide is het de kunst om zo zuiver mogelijk waar te nemen zonder je betrokkenheid te verliezen en om de juiste woorden te vinden om dit uit te drukken. Het grote verschil is een open deur: schrijven doe je in je eentje en het draait om je eigen blik. Therapie is een samenwerking waarbij de binnenwereld van degene tegenover je centraal staat.
–
Iemand liet de houten vloer kraken
door het vertrek te doorkruisen, iemand
trok een deur achter zich dicht
–
in een barst zit ruimte
–
soms is het de kunst om niet
alles krampachtig intact te houden,
iets te laten vallen en het zo
te breken dat je direct ziet
–
dat de stukken daar op de vloer
een vorm hadden
die je niet opnieuw op kunt pakken
Eerdere winnaars van de Meander Dichters prijs werden grote namen (bijvoorbeeld Ellen Deckwitz). Voel je nu een bepaalde druk op je schouders?
Nee, gelukkig niet. Ik wil zeker meer gaan doen met poëzie, voordragen doe ik bijvoorbeeld ook graag. Maar voor mijn gevoel ben ik net begonnen, ik wil het graag openhouden en mezelf niet allemaal doelen opleggen, dat heb ik net een beetje afgeleerd.
Wat wordt de volgende stap?
De afgelopen jaren heb ik geoefend met het schrijven in alle genres, naast poëzie ook proza, essay en toneel. Het komende jaar ga ik me helemaal richten op gedichten schrijven, daar verheug ik me op.
–
Je draagt een pet met het logo van een tankstation
dat inmiddels niet meer bestaat, ik neem je op
–
zoals een pak koffie bij het openknippen
zijn omgeving inademt
–
je zwarte krullen mengen met een kale schedel, eucalyptusbomen
en zonnebrandolie met stadsgedreun, asfalt en uitlaatgassen
–
de champagne klotst plompverloren in kartonnen koffiebekers, onze
naakte vingers worden liefdevol omhelsd door ringen die we later kregen
–
we vertellen elkaar niets in vijf klanken met tussenletters en openen
iedere seconde een fragment uit onze tijdcapsule, waarvan de inhoud
vacuümverpakt nog jarenlang zijn geur had kunnen behouden