LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“ik doe het gewoon”

18 feb, 2021

Cilja Zuyderwyk (1949) schrijft poëzie en proza. Hondsdagen is haar vierde gedichtenbundel. Haar voorlaatste, Exotisch Verblijf, verscheen in de bekende Windroos-reeks van Uitgeverij Holland. De eerste twee schreef zij samen met haar man. Daarnaast publiceerde zij drie romans: Een urn vol kinderdromen (2013), De man die zijn moeder miste (2018) en Lieve vogel (2019). Ook ontwerpt zij glasobjecten en sieraden en heeft een galerie in Leerdam.
Ze publiceerde in verschillende literaire tijdschriften, zoals Meander Magazine, Extaze, Liter, Tijdschrift Ei, Digther en De Optimist.
Alja Spaan sprak met haar.

 

Recensent Paul Roelofsen noemt de lichte toets waarmee je zware onderwerpen aantipt in je laatste bundel, Hondsdagen. Hij zegt in zijn introductie ‘de bundel kan vrij ademen en de lezer ook’. Hoe moeilijk is het om een balans te vinden?
Ik ben daar voorafgaand aan het gedicht nooit mee bezig, maar het schijnt wel een van mijn vermogens te zijn om die balans spontaan te vinden. Ik kan putten uit een rijk leven, met vanzelfsprekend trieste en gelukkige momenten. Die zitten allemaal verborgen in mijn onderbewuste. Ik ben niet iemand die lang bij deze momenten stilstaat. Ik ben in de eerste plaats een doener, maar als ik ga zitten om te schrijven, komen de gevoelens boven water en ‘de lichte toets’ ontstaat vanzelf.  Mijn gedichten schrijf ik heel intuïtief. Het is of de woorden al klaar liggen. Achteraf zie ik vaak pas waar het over gaat en dan herken ik wel veel. Als het er staat krijgt het gedicht ook pas een titel.

De recensent heeft het ook over het spel tussen werkelijkheid en verbeeldingskracht.  Is de waarheid belangrijk? Is het noodzakelijk te weten of iets autobiografisch is of niet?
Ik vind het totaal onbelangrijk. Ik vind het heerlijk om te fantaseren. De meeste gedichten hebben een kern van waarheid. Je kunt trouwens, dit geldt bij iedere kunstvorm, nooit om jezelf heen. Je schrijft zoals je bent. Er is vaak wel een aanleiding: een dag samen in de natuur, een geluksmoment op ons dakterras, verlies van een geliefde, een traumatische gebeurtenis in het verleden. Het kan over ervaringen van mezelf gaan, maar net zo goed over die van een ander. In de bundel Exotisch verblijf speelt mijn moeder, die toen in het verpleegtehuis verbleef, een grote rol. Maar niets in die gedichten is werkelijk autobiografisch in de letterlijke zin van het woord.

 

Doodgaan

Zo bleek was je, zo trillerig en rokerig
en verder al die dingen die plotseling
niet meer mochten.

Een zeil, een ziel onder de blote hemel
een kamertje met witte lakens, een druppel
ding dat langzaamaan je aders vulden
met tabak, zei je, je lachte nog.

Geen zomers meer, zei ik, geen bankje,
bordje buiten, vrouwen met bruine benen.
We glimlachten alsof het regelrecht uit
onze harten kwam.

Ik tilde nog iets op dat op een vinger leek.
Jij knabbelde nog aan het allerlaatste zuurtje,
toen sloot ons sprookjesboek. Al druppelde
de laatste wijn nog tergend langzaam door
iets blauws dat jij de hemel noemde.

Joop Leibbrand schreef in een recensie over de dubbelbundel die je met je echtgenoot, dichter Jan Doornbos maakte, Een duiventil te paard / Mijten in een hemelbed dat het ‘toegankelijke poëzie is in een verzorgde stijl’. Poëzie die zich niet opdringt. Dat staat haaks op het ‘jezelf verkopen’ via de sociale media. Heb je je dat nog aangeleerd of voel je niet de behoefte ‘mee te doen’?
Ja hoor, ik doe volop mee! Ik zit op Facebook, op Twitter en Instagram. Ik heb een site voor mijn galerie en een site voor mijn poëzie en proza. Ik heb al 32 jaar een eigen bedrijf met een scala aan activiteiten. Internet heeft mij veel gebracht, o.a. mijn fantastische man die ik via een dichtsite heb leren kennen. Er zijn veel klanten die een dichtbundel, een roman of een ander kunstwerk van mij via internet aanschaffen.

Als favoriet citaat heb je op je Facebookpagina staan ‘Het verschil tussen succes en geen succes is DOEN’. Heeft dat iets met de voorgaande vraag te maken?
Ja, absoluut! Ik ben geen twijfelaar. Als ik een idee heb, voer ik het meteen uit. Ik zie zelden beren op de weg. Tot nu toe heeft deze eigenschap me altijd veel opgeleverd.

Ook in deze recensie komt ‘de waarheid’ naar boven. Leibbrand zegt ‘de lezer is geneigd haar op haar woord te geloven’. Moet je de lezer overtuigen?
Ben je überhaupt met de lezer bezig als je schrijft? Heb je interactie nodig?
Als ik poëzie schrijf ben ik absoluut niet met de lezer bezig. Bij proza is het een ander verhaal, daar vraag ik me wel af wie mijn lezer is, of het verhaal wel aanspreekt, of de hoofdstukken niet te kort zijn of te lang, mijn personages wel interessant genoeg zijn. Veel meer twijfel dus. Interactie heb ik tijdens het schrijven met mijn man die zelf ook dichter is en prachtige korte verhalen schrijft. Hij is een goede criticus.

Kun je je nog herinneren welk gedicht je het eerst las?
Ja, dat was het gedicht van Leo Vroman: ‘Bloemen’. Daarna, ik was toen 16 jaar, ben ik ook gedichten gaan schrijven. Een leuk toeval is dat ik in 2012 in de bundel ‘De beste gedichten van 2012 van de VSB poëzieprijs’ met hem op dezelfde bladspiegel sta. Alfabetisch sta ik naast hem, hij de V en ik bij de Z. Kijk, daar ben ik dan dus trots op!

In het verleden heb je meegewerkt aan literaire bladen als Krakatau of Dighter. In hoeverre ben je nog betrokken bij de hedendaagse poëzie?
Ja, in de bundel Hondsdagen staan 20 gedichten die gepubliceerd zijn in literaire tijdschriften. Omdat ik de laatste tijd meer met proza bezig ben is het inzenden een beetje verwaterd. Maar sinds het uitkomen van deze bundel ben ik weer opnieuw enthousiast geraakt, lees en schrijf ik weer meer poëzie. Ik ga ook weer gedichten insturen naar tijdschriften.

In een interview zeg je dat je ‘heel intuïtief bent en gewoon begint met schrijven’. Is die intuïtie gebleven? Ben je bij het ouder worden anders gaan schrijven? Wordt de behoefte aan erkenning minder bij het klimmen der jaren?
Ja, ik schrijf poëzie nog steeds op dezelfde manier. Ik ben nu bijna 72, maar geestelijk word je, zo ervaar ik het, nooit ouder dan 45. Ik ben nog volop aan het werk binnen mijn onderneming en galerie. Je gaat wel meer relativeren en de diepte van je emoties vlakken wat af, omdat je de meeste gebeurtenissen als eens hebt meegemaakt. Gelukkig kan ik klaarblijkelijk mijn gevoelens nog wel vanuit de diepe krochten oproepen en het in woorden vertalen. En erkenning? Graag!

 

Toen

Hoe oud waren wij, die nacht in december,
de kat aan het voeteneind van ons krakende bed.

De nevel, ontstaan in de morgen, het gordijn
als een schild naar buiten gericht.

Uit het zicht waren wij, als dronken soldaten
die sterk en vol heimwee de wapens trokken,
vermomd als boter en vis.

We jaren te jong voor de liefde, te oud om
niet te beseffen dat katten en krakende bedden
zelden voorhanden zijn en we bleven.

Niets stond ons meer in de weg dan het leven.

Kun je over alles schrijven? En wat is de rol van taal voor je als je dat afzet tegen je andere creatieve uitingen? Wat is de overeenkomst met het beeldend werk dat je maakt? Of het verschil tussen jouw poëzie en proza?
Ik denk dat ik over alles kan schrijven. Ik schrijf ook graag in opdracht. Ik hou vooral van iets scheppen dat nog niet bestaat, dat kan voor mij via de taal, maar ook via beelden. Als ik glas of sieraden ontwerp, laat ik me vooral inspireren door vormen en kleuren, bij taal ligt het accent op klankkleur, ritme en het beeld dat ik tracht op te roepen tussen de regels. Dat is voor mij poëzie, niet wat er staat, maar wat het tussen de regels oproept. Zowel voor poëzie als beeldend werk geldt: het geheel moet kloppen. Dat inzicht krijg je door het heel veel te doen. Dat is het fijne van poëzie schrijven, je kunt eindeloos oefenen. Ik heb nog honderden gedichten liggen. Bij een roman schrijven is het een heel ander proces. Op zich gelden dezelfde regels, maar er komt veel meer bij kijken. Je krijgt ook veel minder kans om te experimenteren. Je moet vanzelfsprekend een goede verhaallijn hebben, er moet een zekere spanning worden gecreëerd, de personen die je neerzet moeten voor de lezer invoelbaar zijn. De lezer moet kunnen genieten van het taalgebruik. De dialogen moeten natuurlijk klinken etc. Het houdt mij ook veel meer bezig. Heel vaak ben ik in mijn halfslaap aan het schrijven. Ik heb sinds eind 2013 drie romans geschreven en ben met twee bezig. Maar ook hiervoor geldt: ik doe het gewoon. Ik word goed ingekocht en uitgeleend door de bibliotheken en dat inspireert me enorm om ermee door te gaan.

 

Regen

Aan de muur hangt een cirkel, eronder de maan.

Gordijnen verstoppen de gasten, het regent bejaarden. Op het
zwarte scherm verschijnen soldaten. Ze doden de huilende kinderen.
Wij wassen onze gezichten met schuim.

Twee kussens de man om ons hoofd te verheffen. Op de tafel
ligt het spel dat we spelen. De handdoeken zijn stralend wit.

We zijn onschuldig, zeg je, we hebben hier niets mee te maken.
Ik knik, kijk naar het plafond dat me aan Groenland doet denken.

Wij zijn vrede.
Je ogen zijn blauw van onschuld. Er rollen koffers voorbij.

Als de nacht valt, schreeuwt de bosuil. We horen hem niet,
want we slapen.

 

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...