LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Truus Roeygens – Rijpe velden van vrolijkheid

24 feb, 2021

Achter een glimlach

door Ivan Sacharov




Wanneer een bundel mij uitnodigt, blader ik er altijd even in, op zoek naar zomaar een stukje taal dat me aanspreekt:

MEMBRAAN

Een vader slaat.
Het is simpelweg de mijne.
Hij krijgt er lelijke handen van.

Een zomer in Nice.
(Ik ben achttien en verdien als portretschrijver.)
Een kind verliest zijn gezicht.
Terwijl het in de verte staart.

De chirurg snijdt roze kauwgom uit mijn buik.
Ik geef hem een hand.
Hij groeit onmiddellijk aan.

Niets houdt zijn betekenis.
Blijft onverklaarbaar.
Hoe zon bij meer aandacht gebukt gaat.
Tegelijk onnoemelijk straalt.

Stiekem, denk ik weleens, vatten we poëzie op als een brief die tot ons persoonlijk gericht is. Een vreemde stem die, wanneer ze (per ongeluk) resoneert met onze eigen stem, alle vormelijkheden overslaat en direct tot ons binnenste spreekt. Zo’n gevoel kreeg ik bij deze regel: ‘Hoe zon bij meer aandacht gebukt gaat’. Ik moest ineens denken aan een lucifer die bijna is opgebrand, en vlak voordat hij uitgaat nog even opflikkert. Ik ben geen pyromaan, maar daar zit toch een mooi idee in: dat het beste voor het laatste wordt bewaard! Iets dat toevallig ook voor de zon geldt, die soms de hele dag schijnt zonder op te vallen, maar in de avond door een steeds meer op de voorgrond tredende eindigheid indruk begint te maken. Eigenlijk las ik ‘gebukt gaan’ dus als ‘onder gaan’. Maar de regel is vreemd geformuleerd. We kunnen er ook iets heel anders in lezen. Wanneer we ergens aandacht voor hebben, buigen we ons er naar toe. Zou ‘zon’ iemand zijn, die ergens aandacht voor heeft? En ‘gebukt gaan’ is ook een uitdrukking voor een zware tijd hebben, een tijd waarin ‘iets drukt’. In dat geval zou ‘zon’ (of datgene waar in deze regel ‘zon’ voor staat) bij meer aandacht hulp nodig kunnen hebben. Ik begin een menselijk gezicht in deze zon te zien. Maar laat ik niet te veel op de zaken vooruit lopen. Eerst maar eens eventjes de rest van dit gedicht bekijken.

De eerste strofe is van een bedrieglijke eenvoud. Onder zulke regeltjes kan een wereld schuilgaan. Is er sprake van een problematische vader-dochter relatie? Ouders en kinderen zitten uiteraard in verschillende levensfasen en kunnen elkaar soms moeilijk begrijpen. ‘Een vader slaat’ en ‘krijgt daar lelijke handen van’: het lijkt wel een stimulus-respons reactie die hier beschreven wordt. Dingen kunnen inderdaad veranderen doordat alleen de betekenis die we eraan geven verandert. Hoewel het omgekeerde ook gebeurt: iets kan hetzelfde blijven betekenen, terwijl het uiterlijk ervan verandert. We hoeven alleen maar aan onze geliefden te denken.
De tweede strofe valt op door mooie paradoxen. Na een woord als ‘portretschrijver’ verwachten we niet zo’n regel als ‘Een kind verliest zijn gezicht’. En dat ‘terwijl het in de verte staart’, waar het juist een gezicht zou moeten zien! Opvallend is de interpunctie van de schrijver. Door het gebruik van een punt achter ‘gezicht’ krijgt de strofe extra betekenis. Een truc die de schrijver vaker toepast in de bundel. Het kind kan nu ook de ‘ik’-persoon zelf zijn, die ouder wordend andere inzichten krijgt.
De derde strofe is dramatisch en hilarisch tegelijk. De suggestie wordt gewekt van een abortus (ook de titel van het gedicht lijkt daarop te wijzen). Dat is heftig. Maar de heftigheid wordt gerelativeerd door de ‘roze kauwgom’. Ik heb vroeger ook roze kauwgom gekauwd, en er werd me altijd verteld dat ik dat niet moest inslikken. Het zou dan ‘in mijn buik kunnen blijven plakken’! Flauwekul waarschijnlijk. Maar het beïnvloedt mijn lezen tot op de dag van vandaag! Ook de laatste regels van de strofe relativeren de heftigheid. De ‘ik’ geeft de chirurg een hand, die onmiddellijk aangroeit. Dat is bijna slapstick. Maar wie goed leest ziet weer een punt: achter ‘hand’ (die interpunctie toch). ‘Hij groeit onmiddellijk aan’, kan nu (ook) op de chirurg slaan, die ‘aan de ik groeit’, niet alleen figuurlijk omdat de twee personen elkaar even vasthouden, maar vooral ook letterlijk omdat de chirurg nooit meer uit de herinnering van de ‘ik’ zal verdwijnen (bij een heftige gebeurtenis lijkt dat niet onwaarschijnlijk). Zoals ik al zei: heftig en gek tegelijk (leve de meerduidigheid). Opvallend trouwens dat het weer over handen gaat: het gedicht is daar ook mee begonnen.
‘Niets houdt zijn betekenis’, vertelt ons de eerste regel van de laatste strofe. Een regel die nauw aansluit bij de tweede strofe, waar een kind zijn gezicht verliest. Als het om een geaborteerd kind gaat, zoals de derde strofe suggereert, verliest het kind het uitzicht op zijn leven: zijn toekomst. Maar ‘niets’ is inderdaad het enige dat zijn betekenis houdt.
‘Blijft onverklaarbaar’, is een heel slim toegevoegd regeltje (een soort scharniertje), dat in één keer twee dingen lijkt te zeggen: het blijft zowel onverklaarbaar dat niets zijn betekenis houdt als dat de zon (die bij meer aandacht gebukt gaat) tegelijk onnoemelijk straalt. Er staat niet voor niets een punt achter elke regel. Voor mijn gevoel (en deze overtuiging haal ik niet alleen uit dit gedicht, maar ook uit de rest van de bundel) is de ‘ik’-persoon een dochter die het haar vader vergeeft dat hij haar geslagen heeft. Natuurlijk: als ‘niets zijn betekenis houdt’, geldt dat ook voor nare dingen. Maar dat is niet de enige reden. Dingen blijken ook terug te komen. Het gedicht wijst ons daarop. Het getuigt op een heel versluierde manier van de circulaire kant van de tijd. In de regel ‘Een kind verliest zijn gezicht’, heeft het woordje ‘kind’ niet voor niets meer betekenissen. In een kind dat een kind draagt, herhaalt zich de tijd. Precies zoals in een ondergaande zon zich het ‘onnoemelijk stralen’ van de opkomende zon herhaalt. De dochter ziet in de vader op het laatst weer de uitstraling die hij had voordat hij ooit iets lelijks deed, omdat ze ‘door het leven’ (dat haast ook als een soort ‘membraan’ kan worden opgevat) hem in al zijn kwetsbare hulpeloosheid ziet zoals hij ís. Dat dit gepaard gaat met pijn (getuige dat ‘gebukt gaan’) is niet anders dan logisch. Vergeven kan heel goed worden vergeleken met een geboorte: het leven dat tussen twee mensen in staat en ze verhindert om bij elkaar te komen moet immers als een vlies (membraan) breken! Ik herhaal het: niets houdt zijn betekenis. Het leven is als beauty a cloud in a windy sky. De levenservaring van de dochter en de liefdevolle aandacht die ze heeft (getuige alweer dat ‘bukken’) brengen haar en haar vader weer bij elkaar en maken de cirkel rond.

Tot zover mijn obsessie met één regeltje. Ook obsessie heeft een circulaire kant: men komt telkens op iets terug. Maar de meeste mensen zullen bij circulaire zaken toch wel denken aan zoiets als de jaargetijden. De bundel waaruit ik dit gedicht geciteerd heb refereert daar een beetje aan in de titel: Rijpe velden van vrolijkheid. En dan weten sommige lezers dat de schrijver die met deze bundel als dichter debuteert Truus Roeygens (1964) is, die in 2019 de tweede prijs in de Turing Gedichtenwedstrijd won met het gedicht ‘Kleine nullen van Celsius’. De bundel bevat vooral langere gedichten, waarvan er enkele zeker niet te versmaden zijn. Maar ook een kort gedicht kan de volledige handtekening van een schrijver bevatten. Een handtekening met een krul, zou ik zeggen. En misschien heeft de schrijver gelijk: we zijn pas rijp voor echte vrolijkheid als we al een cirkeltje gedaan hebben in ons leven (een saltootje dat ons wat ironie bijbrengt). Humor heeft tenslotte ook een donkere kant. Waarom moeten we anders lachen?

Ik geef de dichter het laatste woord:

IRONIE

Ik heb geen herinneringen, vertel ik aan mijn kinderen
wanneer we voor de zee staan
om de rug van de zon te zien wegdraaien
om de laatste vonken te zien, de tragische verspilling,
om dan de volgende ochtend
de zon
als een draadloze bewakingscamera
over het aardoppervlak te zien bewegen.
De zee heeft niet de gelegenheid om van haar fouten te leren,
vertel ik aan hun kinderen.
Vissen verdrinken zich.
In zand kan je wegzwemmen.

Als ik moet kiezen tussen een gezicht en geen gezicht,
dan kijk ik naar de zee in haar natblauwe slipjes
als een dartele en frisse wanorde;
wat piepend wit borsthaar van meeuwen
uit dichtgemetselde lucht.

En nee, schat.
Ik roep je niet na.
Het vers dat ik met lavendel van mijn handen scrub,
is intiem.
De mens is niets anders
dan afgestoten huid
van lucht
en water.

____

Truus Roeygens (2020). Rijpe velden van vrolijkheid. Uitgeverij Liverse, 102 blz.€ 19,95. ISBN 9789492519634

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...