LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een kapitale kwestie

16 mrt, 2021
door Rogier de Jong

Er was een tijd waarin we elkaar in hoofdletters toespraken. De grote U was een teken van eerbied. Dat gold ook, of zeker ook, als we ons tot de Almachtige richtten. God had een kapitaal. Eeuwenlang.

Pas bij de grote egalisering in de jaren zestig en zeventig, die ook de typografie trof, verloor God zijn grote G. We spraken elkaar én het opperwezen voortaan in onderkast aan.
De Almachtige wist zich echter met de jaren weer aan die kaalslag te ontworstelen: god werd opnieuw God. Of dat te maken had met de behoefte aan een troostende entiteit in onzekere tijden, of met de stille kracht van de bible belt, zou ik niet weten. Het lijkt me in elk geval geen restauratie van oude vormen. Want elkaar blijven we wel degelijk amicaal toespreken. Toch heeft ‘god’ met een kleine letter iets anachronistisch gekregen, alsof je in een archief door oude vpro-gidsen bladert; alsof een ijverige boekhandelaar de biografie van Lenin tussen die van Barack Obama en Jan Boskamp heeft gezet. Het Bijbelgenootschap was er in elk geval als de kippen bij om de afgedankte hoofdletter in ere te herstellen. god is weer God in de nieuwe Bijbelvertaling die dit jaar uitkomt.

Uiteraard gaan er stemmen op tegen de herinvoering van de goddelijke eerbiedshoofdletter. Oecumenische vrouwen en anderen vinden de terugkeer ervan een ‘klap in het gezicht’. Wat de interkerkelijke dames beweegt, lijkt verder te gaan dan de herinvoering van de als elitair en intimiderend gevoelde kapitaal. Met de terugkeer van de grote G in God blijkt namelijk ook het persoonlijk voornaamwoord ‘Hij’ uit de as van de sixties te herrijzen. God wordt weer als man neergezet, Hij is weer Vader, Patriarch. De schijn van genderneutraliteit is verdwenen. Daar zit de pijn.

Dat is echter niet de reden dat deze kwestie op mijn lachspieren werkt. Godsdienst hoort wat mij betreft thuis in het domein van de fictie. Wie een entiteit hoog in de hemel aanbidt, heeft fantasie. Die schept zich een literair personage tot wie hij of zij zich verhoudt. Daar is niks mis mee, schrijvers en dichters doen het doorlopend. En geloof heet niet voor niets geloof. Maar om je nou gebruuskeerd te voelen over de schrijfwijze en het geslacht van een imaginair personage…hallo.

 

foto (c) Dwaallicht

 

Men herinnere zich G.K. van het Reve, die God afbeeldde als een muisgrijze ezel. Of W.F. Hermans, die in Ik heb altijd gelijk uit 1951 zijn protagonist Lodewijk Stegman het katholieke volksdeel liet uitschelden:

‘De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die naaien er op los! Die planten zich voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen. Die emigreren niet! Die blijven wel zitten in Brabant en Limburg met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het ouwels vreten!’

Beide schrijvers kregen een proces aan hun broek wegens één of andere vorm van schennis dat ze natuurlijk wonnen, want hoe goed je je best ook doet: je kunt je niet branden aan de stoom uit de oren van fictieve figuren.

In dezelfde categorie schaar ik de ophef over de typografie en het geslacht van de Almachtige. Wie zich daarover opwindt, is aan het luchtfietsen. Die spaart zijn krachten niet voor de kapitale kwesties op aarde anno 2021!

 

     Andere berichten

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...

Geen gebrom van oude heren

door Jan Loogman     - Het werd, het was, het is gedaan schrijft Vasalis. Oude mensen blikken terug op hun leven en denken over...