Annet Zaagsma schrijft poëzie en maakt foto’s en ander beeldend werk. Sinds 2019 heeft zij twee dichtbundels uitgebracht en haar gedichten zijn opgenomen in diverse verzamelbundels. Ze won een aantal prijzen waaronder de Schrijverspodiumprijs 2019. Annet studeerde poëzie aan de Schrijversvakschool en woont op het Hogeland in Groningen. Ze is aangesloten bij de Klimaatdichters en lid van dichtgroep de Dichters van de Eerste Verdieping.
Alja Spaan ging met haar in gesprek.
foto Reyer Boxem
Uitgeverij Palmslag roemt de ‘schone en vervreemdende taal die in het wild ontstaat’. Wat is dat ‘wild’?
Ik word vaak geïnspireerd door mooie woorden en zinnen die ik in het wild tegenkom: in krantenartikelen, gesprekken die ik hoor in de trein, in een restaurant, op de radio, etc. Die woorden en zinnen verzamel ik (old school, in een opschrijfboekje) en ik verwerk ze in een eigen context met eigen associaties, waardoor iets geheel nieuws ontstaat. Voor een deel valt deze inspiratiebron nu weg door de lockdown. Ik had eerder niet door dat contact met andere mensen ook voor mijn dichtwerk zo belangrijk is.
–
vandaag ben ik beschadigd thuis bezorgd met mijn hoofd in het zand
getackeld door geradicaliseerde mensen op de been gedreven
door een verlangen naar simpele zingeving
als het niet linksom past dan maar rechtsom
voor alles een oplossing
–
voor goudvissen in te kleine behuizing
verzinnen we een zeer kort geheugen
voor vrouwen met overmatige haargroei in het gezicht
is er laserepilatie
–
voor onrust kun je mediteren
op een oogstdialoog of een oogopslag
pingpongen
om actief adem te halen of
jezelf een vriesbrein drinken
totdat de zee stijgt
en daarvoor gaan we atomen splitsen
–
vind je draai, vuur een torpedo af wat mij betreft het zal
mijn onderzeeër en slagschip komen met witte vlag tevoorschijn
zombie zijn
heeft ook zo zijn voordelen
Welke woorden zijn magisch voor jou? Werk je door tot ze bij elkaar passen?
Welke woorden precies ‘magisch’ voor mij zijn is moeilijk te zeggen. Ik denk heel erg in beelden, het heeft te maken met de beelden die bepaalde woorden in mij oproepen, in combinatie met de klanken. Soms roept alleen een woord al een gedicht in mij op. Soms begin ik een tekst met een collage van mooie woorden die ergens bij elkaar passen, en dan ontstaat er als vanzelf context en een gedicht. Ik hou erg van collages, zowel met woorden als fysiek met bijvoorbeeld papier of textiel.
Je grootste kracht is, aldus onze recensent, dat je ‘in één zin alles kunt samenpakken’. Gaat daar een lang (denk)proces aan vooraf?
Nee, eigenlijk gaat dat ook vrij intuïtief. Ik doe dat niet bewust, zo van ‘laat ik nu nog een mooie alles samenvattende zin toevoegen’.
Word je niet gehinderd door vorm en afspraken binnen de poëzie?
Wat ik fijn vind aan poëzie schrijven is dat het een vrije vorm is, met veel ruimte voor intuïtieve taal. Poëzie is voor mij schrijven met je hart. Het komt uit een andere bron dan bijvoorbeeld het schrijven van proza of een essay, waarbij je moet voldoen aan een veelvoud aan technische regels (structuur, opbouw, spanningsbogen etc.). Dat is voor mij schrijven met je hoofd, hard nadenken en schrijven volgens de stappen van een recept. Poëzie schrijven heeft voor mij een heel andere energie.
Maar ook binnen de poëzie zijn er bepaalde afspraken en normen. Er zijn bijvoorbeeld mensen die vinden dat je absoluut geen andere taal zoals Engels of Fries in een verder Nederlandstalig gedicht mag gebruiken. Of een getal gebruiken als titel. Of sommige woorden achterstevoren schrijven. Om maar iets te noemen. Daarnaast zijn er mensen die vooral op een rationele manier naar gedichten kijken. Klopt het feitelijk wat er geschreven wordt (‘Kan niet, er komen geen krokodillen voor in de Maas’), is het gedicht volledig taalkundig correct en klopt de interpunctie? Een gedicht wordt zo tot op het bot ontleed, met als gevolg dat de muziek en de sfeer verloren gaan. Ik vind dat de zogenaamde ‘correctheid’ van een gedicht niet de creativiteit mag afremmen. Zowel in het lezen als in het schrijven. Ik pleit graag voor experimenteerruimte voor buiten-grammaticale taalvondsten, vorm, interpunctie, neologismen etc. Ik heb daar regelmatig discussie over gehad met docenten. Dadaïsme zou ook nu nog een revolutie zijn, als het inmiddels niet als stijlvorm weggezet was.
–
ademloos verdwaald op zoek naar een wak
zwem ik onder een opvouwbare azuurblauwe spiegel
ik slalom om meterslange gordijnen in mistgrijs
perfect rondgestolde luchtbellen
–
ik dirigeer bij wijze van S-O-S echo’s van barstend ijs
in een akoestisch bombardement met de aandrang als straaljager
in een ijzig applaus bij min tien door de barrière te breken
–
jij betreedt onwetend schuifelend het midden van het zoete meer
op weg naar de overkant zie je mijn zwarte vinnen onder je door glijden
rozigmoe van het kegelen met ijsballen wordt je alsnog geveld door hongerklop
–
wanneer is de laatste walvis hier zingend
aan het oppervlak
geraakt?
Is het lastig om je gedachten te delen? Heb je een of de lezer in je hoofd?
Als dichter beschrijf ik wat er in mijn gedachten omgaat, en ik nodig mijn lezers uit om daar hun eigen verhaal aan toe te voegen. Daarbij reken ik op een zekere flexibiliteit van de menselijke geest. Soms blijkbaar te veel, want sommige lezers vinden het moeilijk om ‘het verhaal’ in bepaalde gedichten te herkennen of te begrijpen wat ik wil zeggen. Of ze raken in de war door de inconsequente aanwezigheid van interpunctie in mijn gedichten. Mensen willen gedichten graag begrijpen. Ze hebben (ook) in gedichten behoefte aan een richting, een verhaal, duidelijkheid en consequentie, een begin en een conclusie. Als gevolg van deze feedback ben ik in eerste instantie anders gaan kijken naar het schrijven. Meer vanuit de lezer, meer verhaal erin brengen, minder intuïtief schrijven. Meer interpunctie gebruiken en bewustere afbrekingen. Simpeler formuleren, meer sturen door middel van de titel. Op een gegeven moment werd dat wel een uitdaging voor mij: hoe hou ik (sommige) lezers aangehaakt zonder te veel met mijn hoofd te gaan schrijven en mijn plezier in het schrijven en mijn identiteit als dichter te verliezen? De lezer in je hoofd moet niet storend gaan werken. Inmiddels heb ik meer mijn eigen weg daarin gevonden. Vaak gebruik ik in een gedicht geen komma’s omdat ze toch een soort punten worden, en daardoor weinig ruimte overlaten voor interpretatie. Of ik gebruik extreem kleurrijke woorden, contrasten of ongrammaticale zinnen, omdat het voor mij past bij de beelden in het gedicht of expres ontregelend bedoeld is. Mijn gedichten zijn gewoon niet voor iedereen even toegankelijk. Dat is blijkbaar ook niet erg.
Zelf luister ik vooral naar de muziek in een gedicht en ervaar de beelden die het bij me oproept. Ik hoef een gedicht ook niet per se feitelijk te begrijpen om erdoor geraakt te worden.
Weet je nog het moment dat je voor de poëzie koos?
Als kind en als tiener schreef ik al gedichten. In mijn studietijd en daarna is dat een beetje op de achtergrond geraakt omdat ik vooral veel ‘met mijn hoofd’ moest schrijven. Pas toen ik lessen ging volgen bij de Schrijversvakschool in Groningen is de vlam weer hoger gaan branden. Ik heb me lang onzeker gevoeld over mijn werk, want ik kreeg weinig duidelijke feedback of mijn gedichten iets voorstelden. Toen ik in 2019 de Schrijverspodiumprijs won, als prijs mijn eerste bundel kon uitgeven en daar positieve reacties op kreeg, was dat heel goed voor mijn zelfvertrouwen. In combinatie met de feedback vanuit andere gedichtenwedstrijden gaf dit mij de impuls om met mijn werk naar buiten te treden. Ik heb daar ook persoonlijk een ontwikkeling in doorgemaakt. Inmiddels heeft poëzie schrijven voor mij een urgentie die moeilijk te bedwingen is. Dit drijft mij ertoe onder mijn steen vandaan te komen en lezers te zoeken, mijn werk aan wildvreemden voor te dragen (terwijl ik eigenlijk best verlegen ben), deel te nemen aan dichtwedstrijden, recensies te vragen en voor mijn tweede bundel zelf een uitgever (in semi-eigen beheer) te zoeken. Die urgentie voelt bijna hetzelfde als de drang dat je wel aan iemand moet vertellen dat je verliefd op hem/haar bent, ongeacht de gevolgen. Gelukkig zijn zowel mijn eerste als tweede bundel goed ontvangen, want het blijft spannend om je werk met de rest van de wereld te delen.
Heeft schrijven een maatschappelijke functie? Dient het schrijven ook om de ‘machteloosheid van de mens tegenover de wereld’, zie de recensie van je tweede bundel, tegen te gaan?
Ik denk het wel. Door over thema’s rond maatschappelijke misstanden te schrijven kun je er aandacht voor vragen en je lezers erover laten reflecteren. Wat mij bijvoorbeeld erg bezighoudt zijn het thema en toekomstperspectief van de klimaatverandering. Het doemscenario van de onomkeerbare veranderingen in temperatuur en als gevolg daarvan het uitsterven van flora en fauna, waar je zelf weinig tot beperkt invloed op hebt, is voor mij vergelijkbaar met dat van ‘De Bom’ uit de jaren 1980. Dat lied van Doe Maar in mijn hoofd. Totdat de zee stijgt.
Ik vermijd het om overduidelijke klimaatpoëzie te schrijven, omdat de moraliserende kant daarbij snel op de loer ligt. Ook het schrijven van overduidelijke ‘coronapoëzie’ mijd ik, juist omdat dit in de actualiteit zo voor de hand ligt en clichés daarbij snel op de loer liggen. Maar de onderliggende thema’s zoals eenzaamheid, controleverlies, zelfisolatie, stagnatie en verbondenheid geven wel aangrijpingspunten om over te schrijven en mijn gevoel en gedachten daarover vorm te geven. Het is de kunst om in een gedicht iets in de periferie van het onderliggende onderwerp aan te snijden, waar je lezer zich mee kan verbinden. Zonder dat je het platslaat door direct te zeggen waar het op staat. Zo kan schrijven tegelijk een persoonlijke en maatschappelijke functie hebben.
–
we hebben woorden
in het wild
de zomer is een blinde vlek
er is geen
bescherming tegen onbedoeld aanraken
–
we hekelen elkaars verzamelwoede
gestaag gaat laat over in voortdurend
meer is minder
alles moet weg
–
we staan niet stil snijden
stukken af
het verse asfalt voelt beduimeld
de splijtzwammen als kinderonveilige sluiting
het licht glijdt ons als vinders uit de vingers
–
mijn geliefde terdoodveroordeelde
we zullen de stootvoegen vullen met roostertjes
de formule voor eeuwigheid blijkt 100% oplosbaar