Joost van Gijzen studeerde ooit af als filmdramaturg. Hij heeft een heleboel prentenboeken en graphic novels op de plank, die allemaal wachten op een uitgever. En wie weet. Want met zijn nieuwe bril en coronakapsel ziet hij er opeens uit als een echte schrijver. Tijd dus om zijn carrière te kickstarten. Zoals zijn favoriete dichter Nike al schreef: let’s do it.
foto Eline Nijhof
van een misdaad en
mij wachten verhoren door
politie en de officier van justitie
zal ik me voorbereiden met mijn kat
–
als je met uitgestreken gelaat
kunt liegen terwijl je kijkt in ogen
waaronder staatshoofden en
SAS-leden zouden bezwijken,
zonder blozen en gestotter,
ongemakkelijk herpakken,
maak je mensen alles wijs
–
nee, hoor, beantwoord ik
al dagen overtuigend
zijn peilend peilloze gestaar,
ik hou niet meer van haar
–
Vanuit mijn raam
zie ik botsende toeristen
als de paranormaal begaafde gids,
onderweg naar nog een huis
van slachtoffers van Goeie Mie,
op de hoek van Groenesteeg en Herengracht –
de exacte plek waar zij mij dumpte,
plotseling blijft staan en fluistert:
“Mensen, voelt u dat?
Hier is iemand doodgegaan!”
hoe mensen zich vastklampen
aan onzekerheden –
zoals de liefde,
omdat ze allang zeker weten
dat de dood het zwarte gat is
waarin we allen één voor één,
tot op het eind zelfs het heelal,
voorgoed verdwijnen.
–
Maar toen ik dit gedicht begon
hoorde ik woorden,
niet het laatste woord;
zag ik niet die ultieme nacht
zonder nieuw licht.
–
Met het witte blad
onder mijn hand,
denk ik nooit aan zwart.
Hoogstens aan jouw bruine ogen.