‘De absolute fletsheid van de pracht’
door Martijn Benders
–
–
Beeldenraper van Carl Norac, in de vertaling van Hilde Keteleer – een ronduit schitterend boek dat elke poëzieliefhebber en bibliofiel in de kast zal willen hebben. Een uitgave van uitgeverij P, die hiermee overtuigend laat zien een uitgeverij te zijn waar kwaliteit voorop staat. Zelden zag ik een mooier vormgegeven bundel – een heel verschil met de opkrullende kaftjes die de laatste jaren zo bij grote uitgeverijen in trek waren.
Nee, hier is aandacht aan besteed, en dat merk je aan elk detail. Ook de vormgeving is markant – je vraagt je na lezing af waarom gedicht en vertaling doorgaans altijd even groot en op aparte pagina’s worden afgebeeld, want hoe het hier vormtechnisch gebeurt – op dezelfde pagina met een kleinere font – het voelt niet alleen speelser, het oogt niet alleen minder uniformistisch – ja, je zou durven zweren dat het zo hoorde, en dan is er sprake van doordachte vormgeving.
Norac dicht veel op een gevaarlijke grens – die van de erotiek. Waarschijnlijk is erotische gedichten schrijven een nog hogere divisie dan de divisie liefdesgedichten – in de zin dat ik me weinig dichters kan heugen die er goed mee wegkomen. Norac lukt dat soms wel, in de opening van de bundel al:
Zondag in de Hesperidentuin, herinner je wat we waren: twee valstrik-kinderen, twee mensenetertjes.
Je ziet meteen hoe lastig deze tekst te vertalen is. De eerste zin is in het Frans: ‘Nous passions les jours a nous tremper les doigts dans les coquilles de chair’. Boem, prachtlyriek, maar er blijft in het Nederlands weinig van over. Schelpen van vlees klinkt eerder banaal, en dat is jammer maar het gevolg van een andere taal met een andere dynamiek. Maar Keteleer grijpt soms bewust in, en dat kan ook niet anders. De mensenetertjes in het einde zijn in het frans ‘Ogrillons’, weer zo’n schitterend lyrisch woord, maar het valt niet te vertalen met ‘kleine ogertjes’. En wat Keteleer hier koos is weliswaar een compromis, maar bij vertalen heb je geen keuze: je moet met de best denkbare sfeer zien te komen.
Of wat dacht je van crème fouettée in het volgende gedicht? Het staat nu vertaald als slagroom, maar het is eigenlijk geen slagroom, want slagroom is eerder crème chantilly, want dat is de gesuikerde variant. Crème fouettée is dus slagroom zonder suiker, wat ik denk ik zelf in het Nederlands als ‘room’ zou hebben vertaald, want room is niet perse zoet en slagroom in het Nederlands per definitie wel. Ook dat is een compromis, maar een beter compromis denk ik, en zo blijf je als vertaler bezig.
Iets verderop wordt ‘La nuit avait tourne la page de l’effraie. Le jour lui-meme egarait ces ciseaux.’ vertaalt naar ‘De nacht had het blad van de kerkuil omgedraaid. De dag zelf raakte zijn scharen kwijt.’ Echter – in het Frans heeft ‘effraie’ ook de betekenis angstig, en dat ontbreekt in de kerkuil, en op dezelfde wijze gaat veel verloren door égarer te omschrijven als ‘kwijtraken’. Het woord heeft een soort zwerverssfeertje in het Frans, kwijtraken is te droog, in kwijtraken zit teveel richting. Een deel van het verliezen van die flair is schatplichtig aan het taalverschil, maar soms kiest Keteleer denk ik ook de net wat te makkelijke oplossingen.
Maar dat mag de leespret niet drukken, want Norac is een begenadigd lyricus en zijn poëzie leren kennen is ook in deze vertaling nog een lust voor het oor. De gedichten van Norac zijn ingetogen maar staan juist daardoor vaak bol van de spanning.
Wie niet begrijpt hoeveel moeite het kost een masker omhoog te houden ontbeert hier de levenswijsheid om deze woorden van Norac te begrijpen. De betere melancholie, vaak met loepzuivere lyriek omschreven.
‘Je gelooft zo weinig in het leven, dat nochtans je gezicht overspoelt’ lezen we elders, en ‘dan ga ik naast je liggen om je te warmen, zo zedig dat je als een kind lacht om je jeugd die zachtjes met het licht uitdooft.’
Beeldenraper is een schitterende bundel die elke liefhebber zou moeten aanschaffen. Verschijnen er elk jaar vijfhonderd bundels dan moet een goed recensent de lezer kunnen vertellen welke tien of misschien twintig van die vijfhonderd bundels hij echt aan moet schaffen. Dat betekent in de praktijk dat een goed recensent slechts in tien of twintig gevallen van de vijfhonderd een positieve, aanbevelende recensie schrijft. Dan heb je het dus over 1 op de 50 dan wel 1 op de 25 recensies die positief gaat uitpakken – bezien dat dit al mijn derde positieve meanderrecensie is dit jaar zit ik dus zwaar boven dat gemiddelde, wat betekent dat ik moedwillig te positief recenseer.
Dat strookt echter niet met de geluiden die ik te horen krijg – ik zou te negatief recenseren. Dat komt omdat er in Nederland een ‘recensiecultuurtje’ is ontstaan waarin men van die vijfhonderd bundels er 490 positief bespreekt, besprekingen die je enkel zo kunt lezen zoals de Russen vroeger Pravda lazen: je houdt ze tegen het licht, je draait ze 180 graden om, en hier en daar zie je een klein tipje van wat de recensent misschien echt had willen zeggen.
Wie van de 500 bundels er 490 een koopadvies geeft met een positieve recensie is niet bezig met literatuurkritiek, of zelfs maar met commerciële recensies, want het enige gevolg van zo’n insteek is dat niemand meer recensies gaat lezen en niemand meer dichtbundels gaat kopen. Nee, dit kan enkel het gevolg zijn van het vaker door mij gesignaleerde omgekeerde Flynn effect.
Zou je iemand dat Flynn effect op een prachtig lyrische wijze willen laten omschrijven dan zou ik daar als dichter Norac voor uitkiezen.
____
Carl Norac (2021) Beeldenraper, vertaald door Hilde Keteleer. Uitgeverij P, 96 blz. € 20,00. ISBN 9789493138377