door Hans Franse
–
In Italië heb ik een kleine handbibliotheek om mee te kunnen werken. Daarnaast veel boeken om ‘gewoon’ te lezen. In één kast heb ik alle boeken bijeengebracht van schrijvers die over Italië schrijven: van Hippolyte Taine tot Stendhal, van Goethe tot Joachim Fest, Dickens en al die Engelse en veel Nederlandse auteurs: Godfried Bomans, Hella Haasse, Aya Zikken, de mooiste boeken van Hélène Nolthenius, Oek de Jong, Geerten Meijsing, Rosita Steenbeek en nog veel andere. Ik heb zelfs nog een boek van Carel Scharten, een fascistisch boek, uitgegeven in 1948 over een kunstreis door Toscane en Umbrië in 1941, dat ik uit curiositeit niet wegdoe. Er is uiteraard veel Couperus, voor wie Italië zijn spirituele huis was en Arthur Japin, die het boek ’De droom van de leeuw’ (2002) schreef, waarin Rosita een rol speelt, een bijzondere vrouw die grote Italianen betoverde: Federico Fellini (in de roman van Japin Snaporas) en Alberto Moravia. Ze lijkt op haar vader, een van mijn leermeesters: Jan Steenbeek uit Bunnik. Ik ontmoette haar op het Nederlands Instituut aan de Via Omero in Rome.
Soms leiden boeken wel eens tot kleine excursies. We volgden Leopardi, Couperus en Lapo Mosca.
In de Singelpocket: ‘Alle verhalen’ van Arthur Japin, lazen we een verhaal dat ‘Derde vertrek’ heet, waarin hij vertelt over een bezoek aan Pennabilli, een stadje in de Marche, waar Tonino Guerra, scenarioschrijver voor onder andere Fellini die uit de Marche komt, een dusdanig stempel op heeft gedrukt dat het eigenlijk ‘een stad in zijn handschrift’ is geworden. Vooral door de beschreven ‘tuin der vergeten vruchten’ werd mijn vrouw aangetrokken. De naam klinkt romantisch en verlokkend, evenals ‘de boog der gedurfde wensdromen’.
Tonino Guerra overleed in 2012, dus alweer een tijd geleden, maar het stadje vertoont nog zijn vingerafdrukken. Gestimuleerd door vriendin Tiziana en vriend, filmoloog Sebastiano, besloten wij Pennabili te bezoeken, een reis die ons noordoostwaarts voerde. Via Citta di Castello, het dwergbergstaatje San Marino, meer merkwaardig dan mooi, belandden wij voor Pennabili waar de tomtom ons een ruiterpad in wilde sturen. We zagen het stadje verderop op een heuvel liggen, de velden waren vol gele zomerbloemen, maar we konden niet verder. We waren niet de enigen, zei de vriendelijke eigenares van de boerderij naast dat pad. ‘Vooral Duitsers en Nederlanders (Olandesi, zei ze) stranden hier’. Ze wees mij de weg, heel duidelijk, met herkenningstekens als ‘una carina chiesa a sinistra’, om dan na een ‘rotatorio’ in de stad te komen.
We belandden tenslotte toch voor het bisschoppelijk paleis, van daaruit op een mooi plein en daarna in het stadspark, dat Guerra heeft omgetoverd tot de plek waar je ‘vergeten’ vruchten en kruiden kunt zien, geuren ruiken en bladeren voelen. Op het moment dat we binnenkwamen was een groep jongeren druk bezig met het ontdekken van al dat moois.
Midden in het park een kleine triomfboog: de boog der gedurfde wensdromen. En in een hoek ‘il rifugio delle madonne abbandonate’ (het toevluchtsoord van de verlaten madonna’s), een muur met gevelstenen. Hoewel het eigenlijk niet bijzonder spectaculair was zijn we er toch lang gebleven, zittend tussen de kruiden, kijkend naar de reacties van de jongeren. Er heerste een bijzondere sfeer: de namen op zichzelf droegen bij om vanuit dat geprevelde woord een sfeer te creëren die niet werkelijk leek, maar wel waar was. Het genereert bijna vanzelf dichtregels.
De stad is door Guerra eigenlijk een totaalmuseum geworden: il museo diffuso (het verspreide museum) dat bestaat uit een zevental ‘installaties’ in de publieke ruimte waardoor het stadsbeeld verandert en een andere sfeer krijgt zonder dat de beschouwer het echt merkt. Daarbij komt dat de fantasierijke schrijver Guerra namen verzon die je als bezoeker fascineren: naast de drie installaties in het park zijn er ‘het heiligdom van de gedachten’, ‘de engel met de snor’, ‘de straat van de meridianen’.
We wandelden nog wat langs de groene plekken van de stad, langs geheimzinnige gebiedjes met tekens vol verrassingen. Zo zagen we ineens een kopie van de zwangere madonna van Piero della Francesca, een van de mooiste werken van deze kunstenaar die rondom San Sepolchro en Urbino opereerde. Het bleek een filmdecor te zijn. Tenslotte ademden we in en uit bij de Tibetaanse gebedsklokken die boven het stadje hangen en subtiele meditatieve klanken kunnen laten horen.
De zeer eigenzinnige, naar niemand luisterende scenarioschrijver en dichter schreef zijn poëzie in een dialect dat niet het zijne was en ook niet in Pennabili gesproken werd: het Romagnolo, het dialect van Emilia Romagna. Het is zijn grote persoonlijkheid die dit hele stadje met bijna niets dan woorden betoverde. Voor mij als ‘dienaar van het woord’ is het een wonder dat een stad kan veranderen door namen en woorden, die mensen inspireren om zelf te zien wat er niet te zien is, maar vooral te voelen en emotioneel te ervaren om daarna te ruiken, te proeven, te eten. En dan een emotionele ervaring rijker weer terug te gaan naar het onpoëtische leven van alledag.
foto’s Hans Franse