Niet naar de letter, maar naar de geest
door Hettie Marzak
–
–
De eerste editie van Shakespeares sonnetten verscheen in 1609. Het zijn 154 gedichten die tot de mooiste van het genre gerekend worden. In tegenstelling tot wat gebruikelijk was in die tijd gaan de gedichten niet uitsluitend over de liefde, maar bestrijken ze het hele leven met onderwerpen als seks, schoonheid, verval en dood. In Nederland hebben vanaf 1879 meer dan twintig dichters zich ieder op hun beurt beziggehouden met een vertaling van alle sonnetten of een gedeelte ervan: vorig jaar nog pas verscheen er een vertaling van Bas Belleman en dit jaar is het Jules Grandgagnage die zich eraan gewaagd heeft. Hij is daarmee de vijftiende dichter die het titanenwerk op zich heeft genomen om alle sonnetten van Shakespeare integraal in het Nederlands te vertalen.
Wie een nieuwe vertaling van de sonnetten van Shakespeare onder ogen krijgt, zal allicht als eerste sonnet nr. 18 opzoeken, het bekendste van alle, dat begint met de onvergetelijke regel: ‘Shall I compare thee to a summer’s day?’ om te kijken wat de vertaler daarvan gemaakt heeft. Op de linkerpagina van de bladspiegel staat het Engelse origineel van sonnet 18, maar op de rechterpagina ernaast staat de vertaling van sonnet 19. Om de vertaling van sonnet nr. 18 te kunnen lezen, moet je een bladzijde terugbladeren. Dit geldt voor alle gedichten: eerst is de vertaling afgedrukt, een bladzijde verderop staat het origineel. Waarom zijn niet gewoon het origineel en de vertaling naast elkaar geplaatst? Hoe kun je zo nou ooit een goede vergelijking maken tussen het origineel en de vertaling? Je krijgt ze nooit allebei tegelijk naast elkaar te zien. En eerst de vertaling en dan het origineel? Sinds wanneer komt Shakespeare op de tweede plaats? Het helpt ook niet dat de voorkant van het boek eruit ziet als een ingekleurde bladzijde uit een kleurboek, of een illustratie bij kinderrijmpjes uit de oude doos. Het zou er allemaal niet toe moeten doen, maar dat doet het wel. Het is ergerniswekkend en het voortdurend moeten terugbladeren is vreselijk onhandig en neemt alle plezier in het lezen weg.
Maar de inhoud van de vertalingen is gelukkig niet zo amateuristisch als de bladverdeling ervan. Jules Grandgagnage heeft zich met respect voor Shakespeare over diens sonnetten gebogen. In zijn voorwoord zet hij uiteen hoe hij te werk gegaan is: hij heeft drie aspecten willen verenigen, namelijk dat de inhoud zo precies mogelijk moest worden weergegeven wat Shakespeare bedoelde te zeggen, dat de vorm van het oorspronkelijk gedicht gerespecteerd moet worden – wat niet betekent dat die ten koste van alles nagevolgd moet worden – en ten slotte dat het vertaalde gedicht ook voor moderne lezers aantrekkelijk moet zijn.
Vervolgens vertelt hij in een inleiding het (vermoedelijke) ontstaan van de sonnetten en de indeling ervan, die tamelijk willekeurig is. Ook legt hij het verschil uit tussen een Italiaans en een Engels sonnet.
De sonnetten 1-126 worden de ‘Fair Youth Sonnets’ genoemd en zijn gericht aan een naamloze jongeman. In de sonnetten 1-17, de ‘Procreation Sonnets’, wordt deze jongeman nog aangespoord te trouwen en nageslacht te verwekken, maar vanaf sonnet 18 bestaat het vermoeden van een romantische relatie tussen de schrijver en diezelfde jongeman. De sonnetten 78-86 worden de ‘Rival Poet’ reeks genoemd, omdat er een dichter-rivaal in optreedt. Ten slotte zijn de sonnetten 127-152 gericht aan een ‘Dark Lady’, voor wie diverse vrouwen zijn aangemerkt. Deze dame, die getrouwd is, heeft een expliciet seksuele relatie met de dichter, maar verleidt ook de jongeman op wie de dichter verliefd is. Sonnetten 153 en 154 lijken geen deel uit te maken van de eerdere reeksen, maar staan op zichzelf.
Grandgagnage is heel duidelijk in deze uitleg, maar wel erg stellig als het gaat om de duiding van de gedichten en het identificeren van de betrokken personen, terwijl er toch heel veel onverklaard is als het om Shakespeare gaat. Ook verzuimt Grandgagnage om de opdracht van uitgever Thomas Thorpe te vermelden, die voorafgaat aan de gedichten en die ene ‘Mr. W.H.’ beschrijft als “de enige verwekker” van de gedichten. Het is echter niet bekend wie dat is; er zijn bij Shakespeare nog veel geheimen te ontraadselen. Laten we even kijken naar het eerdergenoemde sonnet en de vertaling van Grandgagnage:
–
Shall I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer’s lease hath all too short a date:
Sometimes too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimm’d;
And every fair from fair sometimes declines,
By change, or nature’s changing course untrimm’d;
But thy eternal summer shall not fade,
Nor lose posession of the fair thou ow’st,
Nor shall death brag thou wander’st in his shade,
When in eternal lines to time thou grow’st;
———So long as man can breath, or eyes can see,
———So long lives this, and this gives life to thee.
Sonnet 18
–
Een zomerdag is jouws gelijke niet,
Niets is er dat jouw schoonheid overtreft.
Een knop in mei is weg voor je hem ziet
En het is winter voor je het beseft;
De zon? Die is te fel en veel te heet,
En is z’er wel, dan hangt ze achter wolken
En andere mooie dingen, voor je het weet,
Zijn die door ouderdom of ongeluk verzwolgen.
Als jij een zomer bent, dan ben jij eeuwig,
De schoonheid die je hebt zal nooit vervagen,
Zelfs in de dood zal niemand jou bewenen,
Want dit gedicht zal heel jouw wezen dragen:
———De poëzie draagt verder dan het leven,
———Zolang zij verder leeft, zal jij niet sneven.
Onder elke vertaling heeft Grandgagnage een samenvatting van de inhoud gegeven, die vooral bedoeld lijkt te zijn voor studenten, scholieren, en mensen die voor de eerste keer met Shakespeares verzen kennismaken. Misschien om dezelfde reden is zijn vertaling in aansprekende taal gehouden, met moderne woorden als ‘kliederkunst’ (sonnet 82), maar hij ontkomt er niet aan om archaïsch taalgebruik te bezigen zoals het ‘sneven’ in bovenstaand sonnet, maar misschien is dat in het Vlaams wel gebruikelijk, evenals de verouderde genitief in ‘jouws gelijke’.
Het is jammer dat de vraag in de eerste regel van Shakespeare is komen te vervallen: het is een charmant en speels verzoek waarmee de dichter zijn vaardigheid en originaliteit tentoon wil spreiden; de minnaar in de vertaling stelt onstuimig feiten vast. Het is moeilijk om die eerste regel in het vereiste aantal versvoeten van de jambische pentameter te vangen zonder hem te veranderen. Grandgagnage heeft dat vindingrijk opgelost, evenals versregel 3 en 4, die in vlotte bewoordingen vertaald zijn. Niet naar de letter, maar naar de geest. En gelukkig is de zon bij hem vrouwelijk, ook al is die in het Engels mannelijk. Toch veroorlooft hij zich een aantal vrijheden, zoals wanneer hij de gepersonifieerde dood negeert in de regel ‘Nor shall death brag thou wander’st in his shade’ en ervan maakt: ‘Zelfs in de dood zal niemand jou bewenen’.
Over het algemeen heeft Grandgagnage zich goed aan de door hemzelf opgelegde eisen gehouden. Deze bundel is goed leesbaar en een waardevolle aanschaf voor iedereen die zich in de sonnetten wil verdiepen.
Grandgagnage schrijft in zijn inleiding: ‘Dat Shakespeare niet zelf de druk van de sonnetten overzag, was in die tijd voor een gentleman normaal’. Bij een eventueel volgende druk is het te hopen dat Grandgagnage die taak wel op zich neemt.
____
Jules Grandgagnage (2021). Sonnetten van Shakespeare. Ingeleid, vertaald en becommentarieerd. Brave New Books, 326 blz. € 32,00. ISBN 9789464188615