Elianne van Elderen (1997) heeft twee jaar Grieks en Latijn gestudeerd aan de Radboud Universiteit, maar studeert in juni 2021 af aan de opleiding Creative Writing aan ArtEZ. Haar afstudeerbundel Geef geen namen aan koeien die je van plan bent te slachten is te bestellen door Elianne te mailen via elianne.vanelderen@icloud.com.
Elianne schrijft gedichten en korte verhalen. Ze stond onder andere op Tilt Festival, het Nijmeegs Boekenfeest en de Amsterdamse Museumnacht. Haar werk verscheen in het literaire tijdschrijft DW B, won de tweede prijs bij Write Now! 2020, de derde prijs in De Gedichtenwedstrijd 2020, en de eerste prijs poëzie (2018) en proza (2019) bij de Interuniversitaire Literaire Prijs. Ook houdt ze zich bezig met het combineren van tekst en beeldende kunst. Zo deed ze onderzoek naar het aanleren van obsessies en bouwde vervolgens een tent waar ze in 80 uur een tekst op borduurde, die te zien was op de Nacht van de Poëzie. Haar werk is ook te zien op instagram: @vervlogen.
Alja Spaan sprak met haar.
Gefeliciteerd met de derde prijs in De Gedichtenwedstrijd. Je won met het gedicht ‘100 SONGS EVERY 2000’S KID WILL REMEMBER’. Had je dit succes verwacht?
Dankjewel! En nee, ik had het zeker niet verwacht, omdat ik bij dit soort dingen eigenlijk nooit een succes durf en wil verwachten.
De jury zegt dat geen inzending beter de tijdgeest vatte dan dit gedicht. Is het de taak van een dichter de tijdgeest te vatten? Heb je een maatschappelijke verplichting?
Ik denk dat een tijdgeest automatisch in meer of mindere mate doorschemert in het werk dat iemand maakt; je bent altijd plaats- en tijdsgebonden. Je kan je tijdens het schrijven onmogelijk losmaken van de huidige tijdgeest, standsplaatsgebondenheid, economische situatie, gender, seksuele geaardheid, huidskleur, et cetera. Misschien zou ik vooral graag zien dat iedereen die schrijft en publiceert de maatschappelijke of morele verplichting voelt om als schrijver een zekere verantwoordelijkheid te nemen over het werk dat je maakt, na te denken over welke plek je inneemt in het (literaire) veld, welke invloed dat heeft, en wat je al dan niet bewust (la mort de l’auteur) uitdraagt met je werk. En dat je je vooral bewust bent van je eigen blik en positie, en de ervaringen die daardoor gekleurd worden, en niet aanneemt dat die positie en ervaringen universeel zijn.
Het gedicht is geschreven in een ‘losse, heerlijk imperfecte stream of consciousness-stijl’, aldus de jury. Wordt dat je handelsmerk? Heb je je stijl dus al gevonden?
Ik hou er zeker van om in die stijl te schrijven, maar ik denk (en hoop) dat niet al mijn gedichten die stream of consciousness-stijl hebben. Het gedicht waarmee ik de derde prijs won is inderdaad in die stijl geschreven, maar verreweg mijn meeste andere teksten niet. Ik denk wel dat ze kenmerkend zijn op een andere manier: ik hou van verhalende of plotgedreven gedichten met lange volzinnen, personages en een nostalgische thematiek, vaak over een dorp, kinderen en jeugdvriendschappen. Ik vind het ontzettend interessant om te schrijven over kinderen die iets roekeloos of wreeds in zich hebben, in contrast tot de lieve of schattige kinderlijkheid die we meestal bij ze voelen, en om in mijn werk uit te testen waar die grens dan ligt. Kinderen zijn zulke fijne en leuke personages voor mij omdat ze relatief veel vrije tijd hebben waarin ze dingen kunnen doen, ze zijn vaak plaatsgebonden, zijn afhankelijk, hebben een beperkte kring, en gaan naar school waar ze in een niet-zelf-gekozen klas komen waar ze een heel interessante dynamiek met anderen aan kunnen gaan. Het voelt alsof kinderen in mijn werk de wereld nog kunnen uittesten zonder al te grote consequenties, en dat je goed kunt laten zien hoe ze gevormd worden door specifieke gebeurtenissen, wat ook heel pijnlijk kan zijn. Ook de setting van een dorp kan dit nog extra benadrukken. Ik kom zelf ook uit een dorp, en denk dat wanneer je verhaal plaatsvindt in een dergelijk kleine omgeving je de impact van een actie of gebeurtenis nog duidelijker kan laten zien, je bent in zekere zin op elkaar aangewezen, het is vaak een hechte omgeving waar je al snel buiten valt als je afwijkt van de standaard, en er is weinig ruimte om te verdwijnen. Met een van die aspecten kan ik altijd wel een interessant verhaal bedenken. Je kan kinderen eigenlijk een hele hoop laten uitvreten en ze er nog mee weg laten komen ook, omdat het kinderen zijn.
Klopt het dat de jury zegt dat ‘bij een (tijdelijk) gebrek aan toekomst of een voldoening scheppend heden, wenteling in nostalgie een logische reflex is?’. Hoe voelt dit voor jou?
Ik schrijf al langer over nostalgische thematieken en (mijn) jeugd, en dat komt niet door de pandemie en het gebrek aan toekomst of onvoldoenend heden, maar vooral omdat ik kinderen dus heel interessante personages vind zoals ik net al uitlegde.
Ik ben geen schrijver die het liefst de hele dag op een zolderkamertje zit, maar ik haal juist inspiratie uit alledaagse situaties in de bus, gesprekken in de supermarkt, voorbijfietsende schoolklassen, of het gedrag van gezinnen tijdens een dagje in de dierentuin. Vaak is de werkelijkheid voor mij veel interessanter en gekker dan alles wat je zou kunnen verzinnen.
–
mijn eerste zoen was met Davy van de illegale hondenfokkerij
wanneer zijn vader klanten meenam naar de oude koeienschuur
schatten Davy en ik vanachter de hooibalen in of ze vinden
dat de labradors die ze optillen genoeg hun best doen
om een band te veinzen; iets vastpakken gaat in principe alleen om de tijd
tot het weer losgelaten wordt
–
soms mochten we slapen in de oude caravan op het erf
met in de deuropening een vliegengordijn met kraaltjes
geregen in het patroon van een Bernard Sennen
in de niet-aangesloten koelkast bewaarde Davy
bibliotheekboeken die hij nooit heeft teruggebracht
hij zei: ‘als je lang genoeg wacht, verandert missen vanzelf
in twijfelen of je het niet allemaal verzonnen hebt’
–
voordat we in slaap vielen op de bedbank
lazen we op internetfora over complottheorieën
ik vroeg hem om mij tractor te leren rijden
we waren bijna even groot als de achterbanden
in de nacht van zijn verjaardag maakte ik een graancirkel
die per ongeluk in de krant kwam
Davy herkende de tekens niet als de mijne
je kan ook te hard je best doen
om niet op te vallen
maar ik had toch meer verwacht
van een complotdenker
–
er zijn mensen die naar de waarzegster op de kermis gaan
om hoop te krijgen voor de toekomst en er zijn mensen
die naar de waarzegster op de kermis gaan om gelijk te krijgen
en Davy was een van die laatste soort
–
toen de illegale hondenfokkerij werd opgerold en
ze gingen verhuizen zei hij: ‘we bellen nog’
het heeft nog een aantal weken geduurd voordat iemand erin slaagde
de achtergelaten caravan op het erf in brand te steken
Hoe verhoudt de online (poëzie)wereld zich tot de echte? En nu in deze tijd?
Ik ben ooit begonnen met schrijven op Tumblr, in een community waar vooral veel jonge mensen online gedichten schreven, omdat het voelde alsof dat de enige plek was waar ik dat op dat moment kon doen. Via de online poëziewereld begon ik uiteindelijk ook mee te doen aan schrijfwedstrijden, en ontdekte ik dat er iets als een schrijfopleiding bestond. De drempel om te gaan schrijven lag op internet lager voor mij. Ik denk dat het een goede ontdekkingsplek is voor beginnende, jonge schrijvers, die nog op zoek zijn naar hun stem, stijl, en platform. Tumblr verdween na een paar jaar een beetje uit beeld, en toen begon ik met het plaatsen van mijn teksten op instagram, en probeerde ik daar ook altijd qua beeld iets extra’s aan toe te voegen. Het is en blijft toch een social medium waar je vluchtig doorheen scrollt en waar je met interessante beelden de aandacht moet grijpen zodat mensen de tekst lezen. Tegenwoordig heb ik op Instagram mijn grootste en vooral meest directe publiek, zeker in een tijd waar geen fysieke evenementen plaats kunnen vinden. Ik word soms ook wel eens ‘insta-dichter’ genoemd, wat ik lastig vind, omdat het voelt alsof dat een heel beperkende term is, en er zeker in de literaire wereld een idee heerst dat ‘insta-dichters’ (zoals Rupi Kaur) geen ‘échte dichter’ zijn.
Er bestaan gelukkig ook schrijvers en literatuurwetenschappers zoals Kila van der Starre, die een proefschrift heeft geschreven over ‘Poëzie buiten het boek’, waarin ze insta-poëzie, maar bijvoorbeeld ook straatpoëzie, rouwpoëzie en poëzietatoeages onderzoekt, en ze laat daarmee ook hun waarde zien. Ik denk dat we ons moeten realiseren dat het boek niet meer het enige medium is voor ‘goede literatuur’ of het ‘ultieme doel’ van de schrijver. Door andere vormen van publiceren, zoals Instagrampoëzie, maar bijvoorbeeld ook spoken word en podiumpoëzie, te zien als onderdeel van de ‘echte’ literaire wereld, kunnen we uiteindelijk een inclusievere literaire wereld krijgen die toegankelijker is.
Je won in 2020 een tweede prijs bij Write Now. Is er verschil tussen je proza en poëzie?
In proza is er voor mijn gevoel vaak meer ruimte, simpel gezegd: er zijn meer woorden. Hierdoor is er ook meer ruimte voor wat ‘lucht’. Mijn poëzie kan soms wat vol van beelden zijn. Bij proza heb ik meer de ruimte voor bijvoorbeeld dialoog, waar ik in gedichten compacter probeer te zijn, en in minder woorden een situatie of gevoel probeer te omschrijven. Sommige verhalen lenen zich beter voor proza, andere voor poëzie; dat gaat intuïtief bij mij. Maar ik vind het vooral ook heel interessant om te experimenteren met een combinatie van tekstvormen, en schrijf vaak ook teksten die door de ene persoon als poëzie gedefinieerd worden en door de ander als proza. Voor mijn afstudeerbundel die ik nu schrijf (en in juni dit jaar zal verschijnen) probeer ik ook een verhaal te vertellen aan de hand van gedichten, fragmentarisch proza, korte verhalen, maar ook catalogi, opsommingen, en routebeschrijvingen. Ik denk dat elke tekstvorm zijn eigen voordeel en kwaliteiten heeft, en dat je daar heel goed gebruik van kunt maken tijdens het schrijven.
–
Eline en ik vroegen ons af hoeveel schade je kan aanrichten
als je zelf nog geen 1 meter 30 bent en dagenlang
observeerden we vanachter de buxushaag
de robotgrasmaaier van de buren
die het verschil tussen gras en opgerolde egels
niet kon waarnemen en hoe niemand hem
dat echt kwalijk nam
–
in groep zes probeerden we
een aardbeving na te bootsen
en ik geloof dat we aanleg hadden
om een natuurramp te worden
–
de eerste keer dat we een jongen uit Oostvoorne
zonder aanleiding uitgescholden voor kankermongool durfden we elkaar
minstens tot na het avondeten niet meer aan te kijken
maar alles ging makkelijker
nadat we een weddenschap sloten om wie er het snelst
een kraaienjong uit zijn nest zou stelen
in de vijver zou gooien
en zou blijven toekijken tot het verdronken was
–
op een dag vertelde Eline me:
je kan je duim afbijten als een wortel,
als je het maar graag genoeg wil
–
en wij geloofden dat
we het in ons hadden
om hard te zijn
–
ik heb Eline nooit verteld
dat ik mijn ogen dichtkneep
tot er in de vijver geen beweging meer te horen was
Je maakt ook beeldend werk. Kom je uit een creatief nest? Ik las dat je vroeger astronaut en diepzeearcheoloog wilde worden. Wat is er met dat idee gebeurd?
Mijn moeder is juf op een basisschool, we gingen vaak naar musea, volgden creatieve cursussen bij een cultureel centrum in ons dorp, mijn oma kan goed handwerken en kleding naaien, we deden mee wanneer mijn moeder kralenkettingen maakte met vriendinnen, dus ik kan me wel herinneren dat we vroeger veel kunst/cultuur meekregen. Ik wilde graag dingen ontdekken, op avontuur, opgravingen doen. Astronaut of diepzeearcheoloog leken me daar wel goed bij passen. Ik wilde ook graag cryptozoöloog en interieurarchitect worden, of ridder(acteur) bij Slot Loevestein of de Efteling. Maar toen op de middelbare school natuurkunde- en biologie-eindexamen nodig bleken om astronaut en zoöloog te worden, en een profiel met natuurkunde en biologie me eigenlijk toch maar niks leek toen ik zelf koeienogen en vissen moest gaan ontleden, viel dat af, praktisch gezien.
Maar uiteindelijk trok de vrijheid en positieve stimulans op de kunstacademie me meer, en ben ik gestopt met mijn studie op de universiteit. En ik dacht: zolang ik schrijver ben, kan ik altijd nog verhalen bedenken over astronauten, ridders, architecten en diepzeearcheologen, en kan ik het toch allemaal een beetje zijn.
–
op de dag dat Peter het dorp verliet
klommen we over het prikkeldraad van de schapenweide
om zijn bus zo lang mogelijk uit te kunnen zwaaien
–
iemand vertelde me dat
moederzeeotters, wanneer ze op jacht gaan,
lucht in de vacht van hun jongen blazen
zodat ze blijven drijven tot zij weer boven komt
mijn zusje en ik besloten elke avond voor de zekerheid
drie keer warme lucht op elkaars hoofd uit te ademen
–
ik heb altijd gedacht dat Peter als een van de duiven was
op het dak van de caravan van mijn ouders
die zichzelf alleen maar weg lieten jagen
met de bedoeling om weer terug te kunnen komen
–
in ons dorp leek alles door te gaan
de vreemdelingen bleven diegenen
die geen korting kregen bij de kaaswinkel
en wier TomTom nog steeds aangaf dat de busbaan
een openbare weg was
er werden flippo’s gespaard en hamsters vervangen
maar het voelde meer als wachten dan voorheen
–
op het naambord van het dorp schreven we
voor de zekerheid alvast:
welkom thuis Peter
geen zorgen
hier is niets gebeurd
oma vergeet nog steeds elke vrijdag
dat ze geen bloemkool lust
Je geeft ook een groot compliment naar je opleiding: daar, zeg je, heb je voor het eerst de ruimte ervaren om te kunnen experimenteren met feedback van mensen die in je geloofden. Zou je zonder deze opleiding kunnen schrijven?
Ik denk dat iedereen ook zonder een schrijfopleiding zou kunnen schrijven, en dat het zeker geen vereiste is om een goede schrijver te worden, wat dat dan ook inhoudt. Maar ik heb er veel aan gehad dat ik me volledig kon richten op schrijven, het ontwikkelen van een (schrijf)proces en opbouwen van een netwerk. Ik had het veel lastiger gevonden om me naast een fulltime opleiding of (bij)baan, ook nog als schrijver te ontwikkelen. Ik heb veel schrijfuren kunnen maken, op mijn bek kunnen gaan, veel verschillende feedback gekregen, een hechte klas waarmee je vier jaar veel persoonlijke teksten deelt, connecties in het werkveld. Dat zou ik zonder deze opleiding nu zeker niet gehad hebben.
Vallen de prijzen ook onder die feedback?
Prijzen zijn voor mij zeker een vorm van feedback. Het is fijn om te weten dat een tekst voor anderen ook werkt, en goed gevonden wordt, en het commentaar van een vakjury is daarbij ook heel fijn. Hoewel het natuurlijk niet betekent dat je tekst slecht is als je niet wint. Een jury blijft ook maar een selectie aan mensen met hun eigen voorkeuren, stijlen en talenten. Maar juist daarom vind ik het waardevol om verschillende jurycommentaren te krijgen.
Heb je een strategie of is dat onderdeel van je opleiding?
Een strategie waarvoor? Om schrijver te worden? Ik ben iemand die graag veel dingen uitdenkt en nauwkeurig plant, wanneer het neerkomt op routebeschrijvingen, sociale aangelegenheden, nieuwe ontmoetingen, zelfs supermarktbezoekjes. Ik heb veel (sociale) angsten waardoor ik het liefst elke mogelijke situatie en strategie van tevoren heb uitgedacht, maar als het op schrijven aankomt, voel ik dat niet. Ik zal wel altijd bang zijn om niet goed genoeg te zijn in schrijven of op een podium, maar ik heb daar ook zoveel plezier in dat dat eigenlijk altijd wint. Ik ben ambitieus, maar heb geen strak uitgestippelde strategie daarvoor. Ik weet van mezelf dat ik gedreven en enthousiast ben in mijn werk en ik vertrouw erop dat zolang er vooruitgang is, en ik plezier heb in wat ik kan en mag doen, het uiteindelijk allemaal goed zal komen. Ik hoop vooral in juni te gaan afstuderen met een mooie bundel, en die uiteindelijk bij een uitgeverij te mogen publiceren. En dat ik nog veel lessen/workshops mag blijven geven en op podia mag voordragen, wanneer dat weer mogelijk is, daar heb ik vooral heel veel zin in.