LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Gaël van Heijst – Twijfelweefsel

16 jul, 2021

Meer begoocheling dan betovering

door Marc Eyck




In de debuutbundel van Gaël van Heijst (1990) maken we kennis met een pril oeuvre waarin de creatieve omgang met en liefde voor taal je tegemoet treedt. Parafraserend uit een interview dat de dichter had met Meander (1 juli – 2021) wordt over de titel gezegd dat het woord ‘twijfelweefsel’ het vorm geven aan een staat van constante twijfel is, waar zich van alles in afspeelt. Uit hetzelfde interview maak ik op dat het zoeken naar een rode draad en het samenstellen van de bundel rondom drie hoofdthema’s flink wat voeten in aarde heeft gehad. Het resultaat is in ieder geval een bundel die consistent is qua poëtisch geluid. Leg vijf geanonimiseerde gedichten van verschillende dichters naast elkaar en je haalt het gedicht van Van Heijst er zo uit. Dat alleen is een grote verdienste.

Meer op de inhoud ontpopte Twijfelweefsel zich voor mij als een weefsel dat twijfel en vragen opriep.

Laat ik beginnen met de drie titels van de verschillende afdelingen. Je zou verwachten dat over een afdelingstitel goed is nagedacht. Het is de gemene deler qua ‘thematiek’ die de eronder vallende gedichten bindt. Maar nee, zo niet hier. De eerste afdeling heet ‘aan de kook tot in de kreek’. Het blijkt slechts een samentrekking te zijn van de titels van het eerste ‘aan de kook’ en laatste gedicht ‘kreek’. Hetzelfde geldt voor de tweede afdeling met de titel ‘tussen iemand zijn en iemand met niets zijn’. Hier betreft het ook het eerste gedicht ‘iemand zijn’ en het laatste ‘iemand met niets zijn’. De derde afdeling heeft de titel ‘de rest speelt zich voornamelijk buiten af’. Hier geen titel van een gedicht maar welke vlag hier de lading dekt is mij duister. Ik kan wel wat verzinnen maar uit de gedichten maak ik het niet op. Kortom aan de afdelingstitels proef ik nergens de worsteling en het zoeken naar woorden voor een verbindende thematiek zoals in het aangehaalde interview naar voren komt.

Dan het gebruik van hoofdletters en interpunctie. Beter gezegd, het totaal afwezig zijn daarvan in titel en gedicht. Wat is de reden van de dichter om ze weg te laten? We komen daar intertextueel niet achter. Een veel voorkomende reden kan zijn om de ambiguïteit van een gedicht te verhogen zodat er meer ruimte voor de lezer ontstaat om zijn eigen gedachten te ontwikkelen. Maar de gedichten van Van Heijst zijn qua woordkeuze en zinsopbouw al ambigu en hermetisch genoeg van zichzelf. Daarbij zijn het wat langere gedichten. Het loslaten van interpunctie voegt dan geen extra kwaliteit toe en schept eerder verwarring. Dat het loslaten van interpunctie ook goed uit kan pakken lezen we bij Gerrit Kouwenaar, onder andere uit zijn verzamelbundel Helder maar grijzer. Het betreft dan de korte gedichten zonder titel die daarmee de maximale interpretatieve ruimte aan de lezer laten. In de bundel Twijfelweefsel voelt het weglaten als gekunsteld en daarmee overbodig.

kreek

hij was te wellend voor hout
geknakt uit ontstaanswand

vol tot in de kreek
die druppel liet en weende

zich een weg baande
in de breedste zin van de klei

hij die te nat was bedek hem rap
in zijn kribbe met aflaatbrieven

er vielen gaten in het vers
stromend water klotst tot de randen

ze smeekten toe houw zijn vorm
die kromde uit deze benen

hij bleek het te redden tot de overkant
al was de deining meerstemmig

In bovenstaand gedicht lezen we het creatieve gebruik van taal terug waartoe de dichter in staat is. Wat er gecommuniceerd wordt is een andere vraag. In ieder geval toont dit gedicht dat de witregels een nieuwe zin inluiden en een hoofdletter lijken te vervangen. Tussen strofe één en twéé lijkt de witregel een enjambement in te luiden. Het een en ander zorgt niet voor een prettige leeservaring en leidt af van de inhoud. Eén gedicht in deze stijl kan aangemerkt worden als een experiment. Echter een bundel vol vraagt onnodig veel geduld van de lezer.

rijendik

we slijten waterneuzen
na foute films langs chronisch twijfelende plassen zout

humor meet onze lengte
in vlees spleet je nog een lach

je hoopt dat in postume luwte
een standbeeld voor je mist

je stem drinkt liters traanwater
ze weten van jouw pleinvrees

langs het donker van uilenvluchten
staar ik krassend lichten uit de nacht

in dromen til ik wakend stof over mijn takken
onder pas geverfde dakramen

draai snel andersom voor je in slaap valt
zodat ik niet alle dekens kaap

pak vast aan onze kussens
die fungeren als de spanen

weet dat achter het net vissen zwemmen
in lange natte meters

Net als in het gedicht ‘kreek’ geeft de dichter ook in dit gedicht blijk van gevoel voor taal.
Mijn probleem met beide gedichten is dat ze de lezer enkel begoochelen met een zekere handigheid qua taal. Helaas ervaar ik niet de betovering, de magie van taal om het moeilijk zegbare tot uitdrukking te brengen. Ook proef ik nergens de urgentie waarom nu juist dit gedicht geschreven moest worden. De gedichten suggereren diepte maar blijken het, in ieder geval voor mij, niet te hebben. De dichter lijkt vooral erg met zichzelf bezig en geen creatief appel te doen op ervaringen en/of gevoelens bij de lezer. Het bij tijd en wijle hermetische taalgebruik, het weglaten van interpunctie, maakt de communicatie met de lezer er niet beter op.

Een voorbeeld van een bijna geslaagd gedicht, ook zonder interpunctie en hoofdletters, is ‘zeemzoet’. Hier lijkt de dichter meer grip te hebben op vorm en inhoud. Met weinig woorden wordt een ervaring uitgedrukt die authentiek overkomt en herkenbaar is.

zeemzoet

bekijk de graten in elkaars honing
ze lakken de randen met kwasten

klonten suiker vallen uit hun kuiten
aangestipt tot kruitsporen

karamelletters vullen de lucht
uit een zeemgeel treffen

ze zijn ongeoefend toe ontfluister
dat de zinder wil proeven

Als de dichter over zichzelf zegt in het eerder aangehaalde interview: ‘Een gedicht schrijf ik voor 95% in één zit….’ En ook: ‘Poëzie is er naar mijn mening vooral om geschreven en gelezen te worden, en niet om te lang bij stil te staan.’ Wat heb ik daar in combinatie met bovenstaand nog aan toe te voegen? Misschien dan enkel in de vorm van nog een vraag. Hoeveel redactionele begeleiding is er geweest? De dichter heeft een eigen geluid maar de publicatie van zijn debuutbundel kwam mijns inziens te vroeg.
____

Gaël van Heijst (2021). Twijfelweefsel. Kirjaboek, 76 blz. €14,-. ISBN 9789460083402

     Andere berichten

Alex Deforce – Tussenbruggen

Alex Deforce – Tussenbruggen

Een brug te ver door Maurice Broere - - In het boek zit een soort sticker met een QR-code. Als je die opent, krijg je een soort...

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...