LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“Het vergt moed om als auteur naar buiten te komen met je werk”

23 sep, 2021

Sandra Roobaert: “In allerlei opzichten trek ik als een trage nomade door het leven. Het lijkt wel alsof zowat alles in cycli van een jaar of zeven verloopt. Andere job, andere woonplek, andere hobby of vrijwilligerswerk, opnieuw gaan studeren … Twee dingen draag ik wel mee sinds mijn kindertijd, namelijk schrijven – en bijhorend lezen – en muziek. Ook mijn gezin vormt een vaste waarde. Met mijn partner ben ik intussen meer dan 26 jaar samen en deel ik het verlangen naar duurzaam leven dichter bij de natuur. Onze drie volwassen kinderen zijn uitgevlogen, maar nog erg in de buurt. ”

foto (c) Arwen Van Hummelen

 

Hoe ben je bij Meander terecht gekomen? En wat doe je bij Meander?
Bij Meander kwam ik terecht door gedichten in te sturen. Ik had een paar publicaties op het Belgische online platform Het Gezeefde Gedicht gehad en was door de selectie gekomen om aan de Schrijversacademie in Antwerpen, afdeling poëzie, te gaan studeren. Daardoor had ik genoeg moed verzameld om in september 2020 enkele gedichten naar Meander op te sturen. Ik was erop voorbereid om neergeknuppeld te worden, maar het pakte helemaal anders uit. Niet alleen werd ik gepubliceerd, ik kreeg als het ware een golf van enthousiasme over me heen. De vraag om deel uit te maken van de kopijredactie poëzie overviel me. Na enige aarzeling – wie ben ik nu helemaal om …? –  zei ik ‘ja’ en intussen heb ik al ongeveer een jaar samen met Sacha Landkroon en Tijs van Bragt de inkomende gedichten beoordeeld. Recent werd Sacha in de kopijredactie opgevolgd door Paul Bezembinder.

Wat is daar leuk aan?
Het is enorm verrassend om te zien wat er allemaal binnenkomt. Om te beginnen hoe mensen zich presenteren: de een schrijft een heel epistel, als om zichzelf te verkopen, een ander geeft nauwelijks toelichting en stuurt gewoon gedichten op.
De redactie werkt in een online werkplaats en ik vind het altijd spannend om te zien hoe mijn collega-redacteurs reageren op ingestuurde gedichten. Hoe onze commentaren overlappen, of aanvullend zijn, hoe we het soms een keer grondig oneens zijn.  Maar het komt veel vaker voor dat de ‘ja’ of ‘nee’ harmonisch tot stand komt.
Verder vormt het beoordelen van kopij ook een soort slijpsteen voor mijn eigen schrijven.  Ik word telkens opnieuw geprikkeld om actief bezig te zijn met vragen als: welke inhoudelijke en stilistische middelen worden hier ingezet om de lezer te bereiken, vind ik de uitwerking geslaagd, wat zijn de sterktes en zwaktes van deze dichter?

Wat is daar lastig aan?
Soms geeft het een vervelend gevoel om te oordelen en beoordelen. Het vergt moed om als auteur naar buiten te komen met je werk en ik weet uit eigen ervaring dat een afwijzing altijd voelt als een pijnlijke dreun, dus probeer ik er niet te erg bij stil te staan dat ik in de positie van redacteur zelf ook bijdraag aan het uitdelen van zulke tikken. Gelukkig zijn we met z’n drieën en neemt coördinator Alja Spaan heel zorgzaam de communicatie met de inzenders op zich.
Ik kwam middenin  de corona-pandemie in de redactie, waardoor ik nog nooit live contact heb gehad met de anderen en Meander voorlopig een volledig virtuele wereld is. Dat voelt soms een beetje irreëel.
En verder worstel ik wel eens met de subjectiviteit van beoordeling. Ik probeer het juiste evenwicht te vinden tussen spontane gevoelsmatige oordelen en de meer analytische blik die allerlei criteria hanteert. De werkelijkheid zit daar ergens tussenin en blijft altijd een poging tot objectiviteit.

Kun je je herinneren hoe je met poëzie in aanraking kwam?
Als kind rolde ik vanzelf de muziek in – mijn vader was professioneel trompettist en ik begon op mijn vijfde met piano studeren. Behalve muzieklessen kon je aan de academie ook – zoals dat toen in de jaren ‘70 heette – ‘voordracht’ volgen: je leerde er gedichten en korte prozateksten ‘voordragen’, waarbij zowel aandacht uitging naar netjes uitspreken als naar expressiviteit. Ik leerde poëzie dus op de eerste plaats mondeling kennen.

Wat was het (of je) eerste gedicht?
‘De spin Sebastiaan’ en ‘Ik ben lekker stout’ van Annie MG Schmidt herinner ik me. Ik vond het geen leuke gedichten. Bij Sebastiaan vond ik het zielig dat avontuurlijkheid met de dood werd bestraft en akelig dat het lot van het arme beest al vanaf de eerste verzen duidelijk werd. Het kind in ‘Ik ben lekker stout’ leek me een absoluut onsympathieke aansteller en ik vond het flauw dat hij/zij op het einde ‘Bil’ zei, ik kon me geen kind voorstellen dat zoiets echt zou zeggen, ook al snapte ik wel dat het gedicht nu eenmaal moest rijmen.
Ik herinner me dat een ouderejaars aan de academie tijdens een toonmoment de tekst van ‘Parijs, Berlijn, Madrid’ van Boudewijn de Groot bracht en dat ik daarvan erg onder de indruk was. Voor mij was dit een echt gedicht – rijmend, vlot en een wereld openend waarvoor ik nog veel te jong was, maar die me wel mateloos aantrok.

Schrijf je zelf al lang?
Eigenlijk wel. Als kind schreef ik verhalen met tekeningen erbij en ook gedichten.  Als prille tiener begon ik dagboeken te schrijven. Voor gedichten was ik toen behoorlijk streng: ik vond dat ze absoluut niet mochten gaan over clichés als in de wind waaiende haren en ‘jouw hand in de mijne’ en harten die in duizend stukjes braken. Toen ik halfweg 20 was, wilde ik de keuze maken om ‘echt’ te gaan schrijven, maar de combinatie van een relatie, jonge kinderen, te weinig schrijfambitie én geloof in mezelf, deed me de das om. Nu ik een stuk ouder ben weet ik: ‘ik moet er nog iets mee’.  Bevestiging en feedback van andere dichters en lezers helpen daarbij.

Hoe belangrijk is Meander voor een dichter?
Meander is een tamelijk laagdrempelige instap om jezelf als beginnend dichter te toetsen: kan ik iets schrijven wat wordt geaccepteerd voor publicatie? Daarbij doet alleen de kwaliteit van je werk ertoe, niet of je al elders verschenen bent of je stijl ‘binnen het concept past’.  Ook als je al meer gevestigd bent, kun je af en toe nieuw werk insturen.
Het tempo waarin nieuwe bundels een recensie krijgen en interviews en gedichten verschijnen ligt bij Meander erg hoog. Voor een dichter vormt die voortdurend aangevulde inhoud een soort schatkist waarin je kunt graven, of een humuslaag die potentieel je eigen schrijven voedt.

 

Drie eigen gedichten:

GEBRUIKSAANWIJZING

als je altijd kon zeggen
ik heb dit besloten omdat ik dit besloten heb
en dan niks meer

alsof je de kleerkast zou openen en alle jurken hemden broeken er uithalen
ze van hun kleerhangers laten glijden
waarna ze geruisloos verdwenen
zodat jouw kasthelft leeg zou zijn

alsof je dan op bed zou gaan zitten met je ogen dicht
en je inwendig zou toekijken hoe elk van je gedachten elk van je levensjaren
als van een gladde helling doorheen je ribbenkast
in volkomen niets opging

je zegt ik heb dit besloten omdat ik dit besloten heb
en dan niks meer
je wordt een rustige huls van vlees
INTERCITY

instappen in een station met twee sporen en een tunneltje / ergens waar je keel vernauwt / regendagen
zijn een pluspunt /

je lichaam verschanst zich achter ruit en krant / deze privacy van glas en papier volstaat / rollend
materieel brengt zonder dwang processen op gang / water meldt zich aan oogranden /

in treinen wordt verdriet verneveld / mens en machine dragen collectief / een trein kan de neus ophalen
zuchten en licht huiverend hikken tot besluit /

in huizen met etenslucht en modderfietsen stolt elk vocht / bij de minste trilling in een stem lopen
liefsten op de tenen /

laat je papieren uitzicht tussen reispunten vertroebelen / sta toe getroost te worden door de mantra’s
van elektromotoren
ATOMAIR

toen het gebeurde
lag ze al eeuwen in een wad
gezicht net onder het oppervlak
neus vol modder

vingers – voelde ze – verlengden zich tot luchtwortels
luchtwortels tot bomen
een rilling later bekroop kroos haar armen

toen waagden meerkoeten het zich af te zetten en
onverstoorbaar over haar heen te glijden
toeterend als boten die vertrek aankondigen

kikkers met bellen om de mond
wilde paarden in de verte baarde ze
zon een rukkende ballon
touwtje voelbaar in haar navel

voortschrijdend landschap werd ze toen gedachten
vliezen kregen schubben stengels twijgen
haar hartslag zich vermengde met de schrille roep van iets wat overvloog
klapwiekend

 

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...