Hoe komen we bij wie we zijn
door Ivan Sacharov
–
–
Corona is ‘in’. Debutante Eva van Manen begint haar bundel Hoe zijn we hier gekomen? met een korte, autobiografisch aandoende prozatekst waarin de lezer wordt verteld hoe haar ‘lyrische ik’ na contact met een zieke Aziatische man zelf ziek wordt en corona-achtige symptomen krijgt. Gedwongen tot een ziekbed volgt een periode van bezinning. En dit is dan het kader waarbinnen de andere, meer poëtisch aandoende teksten, ‘genummerde drumbeats’, gelezen moeten worden. Drumbeat 8, bijvoorbeeld:
in Mindelo Cabo Verde
–
de reden dat wij hier nu zitten zegt hij
is verzonnen door Europeanen
dat het kaïnsteken geen letter
maar een kleur zou zijn
–
zodat men ons mocht kapen
tot slaaf maken verkopen
verplaatsen naar hier
–
waardoor West-Afrikaanse ritmes
samenkomen met klanken van fado’s
–
ik hoor mensen die zondag in een
overdekte sporthal zingen God is
in alles en in mij groeit dat alles ook
bestaat los van mij of mijn schaamte
–
Portugezen kaapten dit eiland
te dor voor wortels
de wind schuurt het op
de zee spoelt het weg
–
voetstappen van zij die al gingen
als percussie in Sodade
Leuk om de Kaapverdische Eilanden ‘gekaapt’ te noemen. Dat is de reden waarom ik dit gedicht citeer. Eva van Manen is behalve dichter ook artiest, songwriter en producer. Artiesten leven in een wereldje waarin drumbeats worden gebruikt om iets (spannends) aan te kondigen, of om zaken kracht bij zetten. Is het daarom dat de dichter haar gedichten drumbeats noemt? Er wordt een verwachting gewekt, er volgt een onthulling, zoiets. En dan vraag ik me als lezer natuurlijk af wat dat is in deze tekst. Maar ik kan niet zoveel vinden. Die ‘reden dat wij hier nu zitten en die is verzonnen door Europeanen’, misschien? Een suggestief zinnetje, dat zeker. En poëzie hoort suggestief te zijn. Een ‘verzonnen reden’ maakt nieuwsgierig. Maar het gedicht gaat er niet echt op in. De slavenhandel en het koloniale verleden zijn niet ‘verzonnen’ en maken alleen duidelijk dat deze poëzie graag meelift op de thema’s van deze tijd (ook de milieuproblematiek komt in de voorlaatste strofe even aan de orde: ‘de zee spoelt het eiland weg’). Maakt dat de bundel beter verkoopbaar? Misschien. Maar betere poëzie wordt het daardoor niet. Een ander voorbeeld:
–
Maya’s bouwden tempels
naar de stand van de Melkweg
wij bouwen een carrière
–
zonder God gaat het best
maar wat als wegvalt
waar we aan bouwden
–
je keek en vroeg wat wil je
elk deel van jou, je bewegingen;
alles voelt leeg nu
–
ik leef met dat er altijd iets
meekijkt over mijn schouder
dat liefde nooit alleen komt
–
weet je wat ik hoorde
bij eb trekt de zee niet weg
bij vloed is het dat de maan duwt
en de zee omhoog stuwt
–
dat jij hier niet bent
betekent niet dat jij wegtrok
maar de maan duwt ons niet
langer samen omhoog
Dit gedicht oogt wat persoonlijker. Een pluspunt, denk ik. Zeker bij poëzie die zich dreigt te verliezen in een soort van plaatsvervangende schaamte. Als lezer zal ik wel gek zijn, maar ik lees het liefst iets uit de eerste hand, of in elk geval iets dat uit de eerste hand lijkt te komen. Wat is er beter dan eigen inzichten en eigen ervaringen? Niet dat dit helemaal doorslaggevend is voor een goed gedicht, natuurlijk. Martinus Nijhoff heeft nooit bij (Zalt?)Bommel in het gras gezeten om minstens tien minuten lang thee te drinken, zoals het octaaf van het beroemde sonnet ‘De Moeder De Vrouw’ suggereert… Maar zijn gedicht is wel zo geloofwaardig dat er een brug naar hem is vernoemd.
Strofe 3 gaat over het ervaren van leegte. Dat heeft in elk geval iets eigens (hoewel dit enigszins paradoxaal klinkt). Leegte lijkt me überhaupt symptomatisch voor deze poëzie, die wemelt van wat trendy is en hoog op de nieuwsladder staat (stond) en daarmee uiting geeft aan de waan van de dag. De Arabische lente en de Me Too beweging (of wat er op lijkt in drumbeat 16) zijn er voorbeelden van. Gelukkig duiken er af en toe ook regels op die getuigen van een ander soort aandacht, zoals: ‘ik denk aan dat blinde vlekken de tussenhuid vormen tussen mijn ego en de wereld’, en ‘every brick in a wall is put there by a neighbor’. Regels die op een interessantere en vruchtbaarder bodem gegrondvest zijn. Maar – schiet me plotseling te binnen – misschien is uiteindelijk juist het gebrek aan bodem de bodem van deze poëzie. Want als je ziek wordt en je carrière en alles wat je gedroomd hebt in je leven valt weg, wat blijft er dan over? Ja, de Maya’s bouwden degelijker. Die hielden rekening met de sterren. Wat kan betekenen dat ze rekening hielden met het onvermijdelijke. De moderne (modieuze) mens is de connectie met God en de sterren een beetje kwijt en vaart zijn eigen koers. En dat kan natuurlijk verkeerd uitpakken… Nou ja, ik zei het al: qua inhoud een interessanter gedicht dan het vorige, waarin de dichter niet veel verder komt dan de constatering dat er iets ‘los bestaat van haar schaamte’.
Waar komt het in deze bundel op neer? De bundeltitel Hoe zijn we hier gekomen? suggereert een teleurstelling. Een teleurstelling in wat het leven tot nu toe heeft opgeleverd. Er zit ook iets van een zoektocht in. Een behoefte aan andere (betere) uitgangspunten om het bestaan op te bouwen en zin te geven. Oude geloven en opvattingen hoeven daarbij niet per se een passend antwoord te geven. Van Manen lijkt het ziek zijn van haar ‘lyrische ik’ als een metafoor te gebruiken bij die zoektocht. Niet alleen omdat de wereld, de samenleving mogelijk ziek is, maar ook omdat de ziekte haar het gevoel geeft dat het leven niet onaantastbaar is, en de tijd om te leven niet onbeperkt. Het enige Engelstalige gedicht van de bundel: drumbeat 64, illustreert dit goed. Het gedicht heeft nog als extra titel ‘Utopia’. Ik ga het niet helemaal citeren, maar de volgende regels zijn veelzeggend: ‘it doesn’t look like coincidence anymore // the sensation of possibility // just before somebody grabs it’.
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Is dat het? Nou, misschien niet helemaal: net voor een kans gegrepen wordt, lijkt het alsof die ons wordt aangeboden. Een persoonlijke sensatie die toeval uitsluit. Dat geeft een opzettelijk kantje aan zo’n kans, al speelt ons ego waarschijnlijk ook geen geringe rol bij die indruk. Ook een soort geloof, eigenlijk. En echt geloof komt van binnen, als een vogel die uit zijn kooi wil ontsnappen:
–
je bent moe
ik hoor je
–
moe van het blindstaren
van dromen de kakofonie
het niet los kunnen komen
–
je bent moe
van dat het tijd kost
we hebben geen eeuwen
als tuimelkruid
zwevend door de ruimte
–
je bent moe
je hebt pijn in je borst
omdat er een vogel
met haar klauwen krabt
een weg wil naar buiten
–
moe
wat gebeurt er als je zegt
genoeg is genoeg
en de vogel op dat moment
haar vleugels uitspreidt?
Geen gedicht met sterallures, maar het ‘moe zijn van dromen de kakofonie en het niet los kunnen komen’ voedt het besef dat we sterfelijk zijn: ‘het uur u’, komt er een beetje uit. We hebben ‘geen eeuwen als tuimelkruid zwevend door de ruimte’ om tot onszelf te komen. We moeten de kans die ons wordt geboden wel aangrijpen. Het allerlaatste gedicht van de bundel, drumbeat 70, gaat daarop door en is een aanmoediging om dat te doen: ‘kaats wat niet van jou is / terug de ruimte in / mijn lijf mijn zendtijd’, schrijft ze. En, in de allerlaatste strofe: ‘lief mens / verschijn’. Spreekt de dichter in die laatste woorden (ook) zichzelf toe? Haar debuut laat zich m.i. nog het best samenvatten als een soort van ontdekkingstocht naar wat eigen is. Een proces dat loopt van wat we onszelf wijsmaken en wat we door anderen op de mouw gespeld krijgen tot wat echt belangrijk voor ons is en wat we zelf willen geloven. De ziekte van de ‘lyrische ik’ blijkt in feite haar genezing, het moe zijn van alles een afstemmen op de juiste golflengte. En nu ik het toch daarover heb: ‘mijn lijf mijn zendtijd’ is een prachtige regel. Misschien wel de beste uit de bundel. Een artiest waardig. En zolang als het duurt.
____
Eva van Manen (2021). Hoe zijn we hier gekomen? Hollands Diep, 78blz. € 19,99. ISBN: 9789048860906