LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Gershwin Bonevacia – Toen ik klein was, was ik niet bang

8 okt, 2021

De donkere nacht van de ziel

door Marc Eyck




De tweede dichtbundel van de Amsterdamse stadsdichter Gershwin Bonevacia (1992), Toen ik klein was, was ik niet bang, heeft een onheilspellend voorplat. Een zwarte schim of vlek steekt af tegen een groene achtergrond. De titel, gedrukt in een zwarte font, doet denken aan een affiche voor griezelfilms. Piepklein staat bovenaan in witte moderne letters ‘Gedichten’. Onderaan wat groter maar in dezelfde stijl staat de naam van de auteur. Het een en ander komt terug in mijn recensie.

Over de bundel is al veel gezegd en geschreven in de landelijke media. Met name over de culturele achtergrond van de auteur, zijn worsteling met dyslexie en zijn pittige jeugd in Rotterdam-Zuid. In zijn laatste bundel gaat de auteur in gesprek met zijn tienjarige ik middels een reeks zelfportretten en zelfonderzoek naar onverwerkte trauma’s, geschiedenis en kind-zijn. Op de achterkant van de bundel staat te lezen: ‘Toen ik klein was, was ik niet bang is een ode aan zijn jonge onbevreesde ik en een verwoede poging om die weer meer onderdeel van Gershwin Bonevacia te maken.’ Zijn jongere ik wordt Gush genoemd.

Veel besprekingen in de media over deze bundel gaan over bovenstaand narratief, gelardeerd met enkele gedichten die het ‘verhaal’ ondersteunen. Van een recensie over de poëtische kwaliteit is nagenoeg geen sprake. Typisch postmodern is het om aan het narratief de voorkeur te geven boven inhoud en kwaliteit. Dat laatste is immers per definitie suspect en uitdrukking van dominante cultuur en heersende macht. Op eigen wijze zijn besprekingen daardoor uitdrukking van een zekere politieke voorkeur en visie op mens en maatschappij.

Ook de auteur is het postmoderne gedachtegoed niet vreemd. Op het voorplat staat ‘Gedichten’ maar dekt die vlag de lading? Wordt een verzameling teksten door er het etiket ‘Gedichten’ op te plakken een dichtbundel? Het is een vraag die voor sommigen irrelevant is.
Als de dichter het als gedichten bedoeld heeft, dan zijn het gedichten, hoor ik sommigen zeggen. Ik heb daar moeite mee. Zeker als ik in de bundel van Gershwin niet genoeg poëtisch talent herken wat mij weet aan te spreken door verbeelding en creatieve omgang met taal. Ook de breedte en diepte van de menselijke ervaring zie ik onvoldoende verwoord. De bundel die vooral bestaat uit korte verhaaltjes draait met name om Gershwin en zijn verhouding tot zijn jongere ik. Uiteraard is dat laatste een legitieme insteek voor een bundel. Verwacht alleen niet dat anderen de inhoud als poëzie herkennen door er het etiket ‘Gedichten’ op te plakken.

Groep 8

Gush, de afscheidsmusical gaat over pizza’s
jij krijgt geen rol, want je houdt niet van pizza
althans dat zegt meester Sacha
wel mag je de nieuwe hit van 50 Cent playbacken

I’ll take you to the candy shop
I’ll let you lick the lollipop
Go ‘head girl don’t you stop
Keep going ‘til you hit the spot, whoa

iedereen is trots op je zelfs meester Sacha
hij zegt had ik ook maar zo’n overdreven grote Evisu-jeans
———–dat is een metafoor
je broek is lelijk

jaren later stuurt hij jou een vriendschapsverzoek via Facebook
hij zal schrijven ik ben blij dat je rapper bent geworden
Charmander

in de kleine pauze
heb ik een manier gevonden
om mijn droge crackers in te ruilen
voor Prince Ministars-koekjes
met 187 gram chocolade
in de vorm van een ster
ja ik ben een hussel
———–in de grote pauze
———–dealen we Pokémon-kaarten
———–eten we chips van Smith’s
———–verzamelen we flippo’s met personages
———–uit de Looney Tunes

Wanneer de auteur in gesprek gaat met zijn dappere jongere ik, verbaast het mij niet onderwerpen aan te treffen waar jongeren en kinderen mee bezig zijn. Dat is een leuke verschuiving van perspectief en brengt een tijdsbeeld voor ogen die nog niet zo lang achter ons ligt. Daarbij wordt Gush in bovenstaande gedichten neergezet als iemand die op jonge leeftijd al van wanten weet. Dat kan zeker inspirerend of herkenbaar zijn voor ‘Generatie-Z’ lezers of dichters. Alleen, of en hoe het integratieproces met zijn jongere ik voor Gershwin geslaagd is blijft gissen. Was het een worsteling? Waar zit hem de verdieping, de bezieling, in bovenstaande gedichten? We komen er, als in veel van zijn andere gedichten in Toen ik klein was, was ik niet bang, niet achter. Flink wat gedichten blijven in zekere zin polaroid-foto’s van een stuk verleden ontdaan van doorleefde geschiedenis en actuele betekenis.

Meester Baarsschool

Gush, het allerergste wat je gaat overkomen
is dat je je achternaam niet durft te schrijven
dat jij je eigen achternaam verkeerd spelt

Gush, het pijnlijkste wat je overkomt
is voorlezen
je gaat dingen verzinnen
ter plekke
terwijl iedereen meeleest
je steeds zachter begint te praten

———–Gush, de meeste dyslecten
———–groeien zwak maar mooi
———–leren om bang en trots te zijn
———–leren dingen verzinnen
———–ter plekke

Bovenstaand gedicht vind ik een van de meer geslaagde gedichten uit de bundel. Het verleden wordt mooi verbonden met, of loopt over in het heden. De verbindende factor is dyslexie en daarmee de angst verkeerde dingen te schrijven of te zeggen. Maar er zit ook iets in van overwinning, iets hoopvols, als de dichter schrijft: ‘dyslecten groeien zwak maar mooi / leren om bang en trots te zijn’. En toch, de laatste twee regels hebben iets omineus en laten het gedicht mooi open en multi-interpretabel. Immers, dingen leren verzinnen ter plekke, is dat in de context van het gedicht iets positiefs of negatiefs?

Terug naar het voorplat. De duistere schim en dito font verwijzen voor mij in Jungiaanse zin naar de donkere nacht van de ziel. Dat is een metafoor voor de idee dat geestelijke groei gepaard gaat met lijden en zich angstig en verlaten voelen. Een thema dat rijkelijk in de bundel tot uitdrukking wordt gebracht. Daaruit volgt als het meezit het individuatieproces waarin je door zelfkennis komt tot zelfverwerkelijking. Zo ben ik deze bundel gaan zien. In dialoog met zijn jongere ik heeft Gershwin Bonevacia een individuatieproces doorlopen. Helaas heeft dat voor mij geen sterke poëzie opgeleverd die getuigt van diepe verwerking. Vreemd is dat niet want zelfkennis en diepte van inzicht betekent niet automatisch groot dichterschap.
____

Gershwin Bonevacia (2021). Toen ik klein was, was ik niet bang. Das Mag Uitgeverij, 93 blz. €19,99. ISBN 9789493168329

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...