door Sandra Roobaert
–
Wat maakt een gedicht goed?
Sommige planten hebben zaden die aan je blijven kleven wanneer je voorbij ze loopt en die zo voor hun eigen voortplanting zorgen. Ook een gedicht moet zo’n haakje hebben waardoor het zich aan mij hecht, zich in mij plant. Ik beleef dat als het ‘hé ja’-moment waarop ik bij het lezen gevangen word. Het kan te maken hebben met sfeer, gezichtspunt of de eigen stem van de dichter, of doordat het gedicht in mij een herkenbare wereld openvouwt. Soms is een gedicht ook minder herkenbaar, maar wel aantrekkelijk. Verder kunnen stijlkenmerken – metrum, metaforen, opbouw, herhalingen, klank – een gedicht optillen.
In een gedicht hoeft niet alles helemaal goed te voelen. Ik heb geen lijstje in mijn hoofd dat ik afvink. In dat opzicht is het zoals met een mens, van wie je ook niet verwacht dat alles goed zit, wel dat je iets kan vinden wat je verbindt. Je verwacht geen perfectie, wel iets levends waartoe je je kan verhouden. Een goed gedicht wil je, net als een mens die je aantrekt, opnieuw ontmoeten. Je wordt geprikkeld om te herlezen, raakt misschien ook geïrriteerd door stukjes waar je minder kan inkomen (‘hm, waarom staat dat er nu?’).
Soms kan ik objectief wel zien dat een gedicht goed gemaakt is, maar heb ik er niet meteen iets mee en kan dat bij herlezen veranderen. Zoals je naar een mens toe kan groeien met wie je eerst niks hebt.
En uiteindelijk is er ook een flinke factor irrationaliteit. Sommige gedichten knallen bij me naar binnen, sommige zal ik vast op mijn sterfbed ook nog goed vinden, al kan ik niet meteen uitleggen waarom.
Sandra Roobaert is dichter en beoordeelt voor Meander de binnengekomen kopij.
foto (c) Alja Spaan, 23 maart 2018