In de serie Favorieten van Meandermedewerkers de drie lievelingsgedichten van Jeanine Hoedemakers.
EEN TUIN IN DE AVOND
–
Er gebeuren dingen hier en ik ben de enige
die weet welke
–
ik zal ze noemen en ook zeggen waarom
–
er staat een oude tuinbank onder de appelboom
er ligt een oude voetbal in het gras
er komen oude geluiden uit het huis
er is oud licht in de lucht
–
dit gebeurt hier: een tuin in de avond
–
en wat je niet hoort en niet ziet – de plekken
waar we kuilen groeven en
die huilend dichtgooiden
–
ik vertel dit omdat ik niet alleen wil zijn
voordat ik het ben
–
(c) Rutger Kopland
uit Tot het ons loslaat (G.A. van Oorschot, 1997)
–
Er gebeuren dingen hier en ik ben de enige
die weet welke
–
ik zal ze noemen en ook zeggen waarom
–
er staat een oude tuinbank onder de appelboom
er ligt een oude voetbal in het gras
er komen oude geluiden uit het huis
er is oud licht in de lucht
–
dit gebeurt hier: een tuin in de avond
–
en wat je niet hoort en niet ziet – de plekken
waar we kuilen groeven en
die huilend dichtgooiden
–
ik vertel dit omdat ik niet alleen wil zijn
voordat ik het ben
–
(c) Rutger Kopland
uit Tot het ons loslaat (G.A. van Oorschot, 1997)
HOE ZIJ RECHT STAAT; DAT IK ZIE
–
Hoe zij recht staat; dat ik zie
hoe zij dit doet door zo te staan
zoals zij gewoon is: haar voeten
iets uit elkaar, haar armen
–
neerhangend, haar kin iets omhoog;
zo snel denkend, dat haar stem eerst
liever wacht of het de moeite loont
om het te zeggen. Juist zij is het
–
die afkomstig is uit zichzelf. Al
wie haar nadering heeft herkend,
al wie haar stem heeft doordroomd:
die zal zich nooit kunnen vergeten.
–
Hoe onmooi is haar schoonheid.
En hoe welluidend op haar handpalm
alles zal kunnen verstuiven tot het
nooit heeft willen bestaan.
–
(c) Hans Faverey
uit Hinderlijke goden (De Bezige Bij, 1985)
–
Hoe zij recht staat; dat ik zie
hoe zij dit doet door zo te staan
zoals zij gewoon is: haar voeten
iets uit elkaar, haar armen
–
neerhangend, haar kin iets omhoog;
zo snel denkend, dat haar stem eerst
liever wacht of het de moeite loont
om het te zeggen. Juist zij is het
–
die afkomstig is uit zichzelf. Al
wie haar nadering heeft herkend,
al wie haar stem heeft doordroomd:
die zal zich nooit kunnen vergeten.
–
Hoe onmooi is haar schoonheid.
En hoe welluidend op haar handpalm
alles zal kunnen verstuiven tot het
nooit heeft willen bestaan.
–
(c) Hans Faverey
uit Hinderlijke goden (De Bezige Bij, 1985)
Avondliedeke III
–
’t Is goed in ’t eigen hert te kijken
Nog even vóór het slapen gaan,
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hert heb zeer gedaan;
–
Of ik geen ogen heb doen schreien,
Geen weemoed op een wezen lei;
Of ik aan liefdeloze mensen
Een woordeke van liefde zei.
–
En vind ik, in het huis mijns herten,
Dat ik één droefenis genas,
Dat ik mijn armen heb gewonden
Rondom één hoofd, dat eenzaam was …
–
Dan voel ik, op mijn jonge lippen,
Die goedheid lijk een avondzoen …
’t Is goed in ’t eigen hert te kijken
En zó z’n ogen toe te doen.
–
(c) Alice Nahon
uit Op zachte vooizekens (1921)
–
’t Is goed in ’t eigen hert te kijken
Nog even vóór het slapen gaan,
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hert heb zeer gedaan;
–
Of ik geen ogen heb doen schreien,
Geen weemoed op een wezen lei;
Of ik aan liefdeloze mensen
Een woordeke van liefde zei.
–
En vind ik, in het huis mijns herten,
Dat ik één droefenis genas,
Dat ik mijn armen heb gewonden
Rondom één hoofd, dat eenzaam was …
–
Dan voel ik, op mijn jonge lippen,
Die goedheid lijk een avondzoen …
’t Is goed in ’t eigen hert te kijken
En zó z’n ogen toe te doen.
–
(c) Alice Nahon
uit Op zachte vooizekens (1921)
foto (c) Alja Spaan, 24 mei 2015