Tong van taal
door Peter Vermaat
–
–
‘Weet je wat ik een wonder vind? Dat wij nu communiceren in abstracte klanken, waaraan we betekenis hebben toegekend, en dat die woorden in jouw hoofd en dat van mij iets teweegbrengen. En dat dat nog extremer is wanneer je leest,’ zegt de dichter Ramsey Nasr in een interview in Trouw van 29-1-2022.
–
mijn moeder ontnam mij haar taal en zichzelf
mijn kindertong werd overgeleverd aan
harde kloosterklanken op veengrond
geprevelde gebeden die altijd alles bezweren
achtergebleven scheldpartijen van oude krijgsmachten
oude tekens op getatoeëerde kinnen van moeders moeders moeders
sindsdien sleep ik het lot aan haar kruin achter me aan
–
in mijn kinderkeel werd een genadeloos pact gesloten
een overeenkomst zoals die van gescheiden families
omwille van het kind
een samenzijn dat middelen heiligt uit de dagen dat idealen goden
waren
goden die beschermen als je waardige offers brengt
offers zo gaaf als snijtanden
ik heb gezwollen melk uit jullie talrijke borsten gedronken
zonder te weten wie werkelijk wie was
in mijn luchtpijp waanden jullie je Nimrod in Babel
————————–لو كنت أؤمن بمفهوم الأمومة لوكنتن أمهاتي–[1]
———————————- —— –de syntaxis werden
——————————– — —–op strakke bedjes
——————————– — –naast elkaar gezaaid
———————————— — in mijn strottenhoofd
–
jullie kerfden tekens in mijn stembanden
staken zwaarden in mijn gehemelte te ruste
door mijn borstkas duwden jullie vleugels naar buiten
voor een mogelijke
exodus
in mijn mondholte herschiepen jullie wezens
waarvan je de naam niet mag uitspreken
hun scherpe gekrulde [2] ⵉⵙⴽⵉⵯⵏ dreigden dagelijks
mijn huig te verbannen
hoeven vertrapten eux en oui en liefkoosden [3] ي en [4] م om hun
vloeiende vormen
aan mijn hoofd naaiden jullie oren vast gekneed uit jullie tonen
ma tête lourde de votre promesses
–
verbanning heb ik afgeschaft
op miin tong vindt een orgie plaats
mijn huig spuwt vuur in nood mijn lippen zacht grenzen wegblazen
Germaanse sneeuwvlokken lossen op
in oude Semitische bergbastaards
tomeloze huwelijken worden dagelijks tussen mijn wangen gesmeed
glijden soepel als gepolijste kralen in een rozenkrans
keer
op keer
op keer
–
mijn tong is gespleten uit trouw aan het noorden en het zuiden
mijn moeder wordt oud en spreekt soms haar taal
die ik uiteindelijk toch leerde
van grootmoeders die de aarde te drinken geven voor ze zelf drinken
–
[p. 70]
Ik val met dit gedicht meteen met de deur in huis, omdat het niet alleen qua stijl kenmerkend is voor de bundel Oeverloos van Nisrine Mbarki, maar daarnaast heel diep haakt in wat taal op de tong van een dichter doet.
Naast de herkenbare overgrote meerderheid van Nederlands komen in dit gedicht nog minstens drie talen voor: het Frans, dat de dichter vermoedelijk als kind heeft moeten leren, het Arabisch en Tamazight, de Berbertaal ‘(…) die ik uiteindelijk toch leerde (…)’ (r. 48). Tamazight is de eigennaam voor de taal van de mensen die zichzelf Imazighen noemen, dat wil zeggen, ‘vrije mensen’. Het mannelijk enkelvoud van Imazighen is Amazigh, het vrouwelijk enkelvoud is Tamazight; omdat de taal als vrouwelijk wordt gezien, heet zij Tamazight [Wikipedia]. Tamazight wordt geschreven van links naar rechts in het Tifinagh-lettertype (zie r. 30). Dat ‘taal’ in haar eigen taal (evenals in vele andere talen overigens) als vrouwelijk wordt beschouwd, is zowel logisch als in dit gedicht veelzeggend. Het zijn de moeders die de taal doorgeven aan hun kinderen (vergelijk de beeldspraak van ‘(…) ik heb gezwollen melk uit jullie talrijke borsten gedronken (…)’ in r. 15), maar voor de dichter leverde dat meteen de akker op die tot een slagveld werd, immers ‘(…) zonder te weten wie werkelijk wie was (…)’ (r. 16). Een meertalige heeft weliswaar een grotere taalrijkdom tot zijn beschikking, maar die overvloed komt niet zonder risico voor verlies: elk van die talen kan verbonden zijn met een deel van je afkomst, waardoor je door de keuze voor de ene of de andere taal meteen een deel van je identiteit op het spel kunt zetten. Daarnaast heeft ook iedere taal – en zelfs het schrift waarin de taal wordt geschreven – haar eigen esthetiek. Ik ervaar dat zelf al bij het woord ‘isikwen’, dat ik pas zeer recent heb leren kennen (door de vertaling van de tekens in het Tifinagh, die mij door de dichter werd aangereikt), maar bijvoorbeeld ook bij het Oskische woord ‘zikelei’ (dat ‘dag’ betekent).
De wrijving die de meertalige ervaart, wordt in dit gedicht duidelijk voelbaar en gaat nog een laagje dieper wanneer de persoon in kwestie ook dichter is. Uiteindelijk leidt dat tot de mooie slotregel ‘(…) van grootmoeders die de aarde te drinken geven voor ze zelf drinken.’ De dichter is geen koe (Achterberg), maar een grootmoeder, die eerst de lezer te drinken geeft en dan pas zelf haar taal weer indrinkt.
De thema’s moederschap, familieverbanden en afkomst (‘(…) het gezicht van mijn grootvader is een wereldkaart / van oorlogen uit de vorige eeuw (…)’, p. 23), maar ook zeker taal, identiteit als mens, als vrouw en als dichter, doordesemen de gedichten in deze bundel. Alles houdt verband met alles en de taal wordt meestal breeduit over de pagina afgedrukt. We hebben hier niet te maken met een dichter die bezig is met kleine gedachten op nog kleinere goudschaaltjes, integendeel: regelmatig gaat het van dik hout zaagt men planken. Af en toe blijft die lyrische heftigheid naar mijn smaak te dicht bij de bovenste laag van de werkelijkheid. Tegelijkertijd realiseer ik me dat de manier van schrijven nog het meest overeen lijkt te komen met een camera, die dag en nacht registreert wat er om haar heen gebeurt, die meebeweegt met de actie die zich voor haar ogen afspeelt, inzoomt, uitzoomt en een zwaai naar achteren maakt omdat er om de hoek van de dag weer een nieuwe gebeurtenis verschenen is.
Af en toe valt een fragment op dat ook een zelfstandig gedicht had kunnen zijn:
het blauwe uur nadert
op mijn tong trilt de grond
zwijnen denderen langs de sparren door het dal
edelherten wachten stil op me
aan de rand van het water
terwijl uilen kijken
(…)
–
[p. 49]
Nog een keer terug naar het gedicht ‘tong’. In de laatste strofe schrijft Mbarki ‘(…) mijn tong is gespleten uit trouw aan het noorden en het zuiden (…)’. De uitdrukking ‘met gespleten tong spreken’ verwijst naar de tong van de slang en heeft de sterke connotatie van leugenachtigheid en bedrog, verbonden aan de slang in het paradijs. Hoewel ik ervan uitga dat deze sterk negatieve lading hier niet onverdund aan de orde is, blijft hij in vage vorm waarschijnlijk wel op de achtergrond aanwezig. Een meertalige heeft misschien de ervaring dat in het spreken uiteindelijk geen enkele taal echt recht gedaan wordt, juist omdat de ‘trouw’ aan iemands afkomst en de daarmee verbonden woorden van kracht blijft.
Ik weet te weinig van de Arabische en in bredere zin oriëntaalse poëzietraditie om deze bundel daarmee te kunnen vergelijken. Wel meen ik de aandacht voor beelden en het bloemrijk taalgebruik daarmee in verband te kunnen brengen. Vooral die taal, waarin de muzikaliteit van klanken op meerdere plaatsen te vinden is, maakt de bundel intrigerend en alleen al om die reden is het aangenaam om hem nog veel vaker te herlezen.
Tot slot een hartig woordje voor de uitgever. In deze bundel gebruikt Mbarki op verschillende plaatsen Arabische taal in Arabisch schrift en Tamazight in Tifinagh-schrift. Dit vereist op zijn minst een reeks aantekeningen, waarin het equivalent in Latijns schrift wordt gegeven, met daarbij een vertaling. Achterin de bundel wordt volstaan met een verwijzing naar de website van de dichter, die echter, zoals Mbarki desgevraagd aangaf, nog niet klaar is. De uitgever verdient hiervoor allesbehalve een pluim. Het is slonzig om de lezer voor begrip van de tekst noodzakelijke informatie te onthouden en een doodzonde om de dichter hierdoor op flinke achterstand te zetten.
____
[1] law kuntu uuminu bimafhumi alumuma law kuntuna umahaati: als ik in het concept van moederschap geloofde, waren jullie mijn moeders geweest (vertaling ontvangen van Nisrine Mbarki)
[2] iskiwen: horens (vertaling ontvangen van Nisrine Mbarki)
[3] de letter ya
[4] de letter mim
____
Nisrine Mbarki (2022) Oeverloos. Uitgeverij Pluim, 82 blz. € 21,99 ISBN 9789493256330