door Kees Godefrooij
Wat Maakt Een Gedicht Goed?
Een goed gedicht mag een beetje wringen, een beetje schurken, zodat je het in je maag voelt. En als het je dan ook op een hoger plan tilt – je hebt het idee dat je iets meer van de wereld begrijpt, of juist het tegenovergestelde: dat het mysterie alleen maar toeneemt – dan is dat mooi meegenomen.
Het mag ook het denken bekoren; misschien kun je er wel een gevatter mens door worden.
De regels die je leest, verplaatsen je in gedachten naar de Italiaanse meren waar de Europese elite in luxe omstandigheden de Eerste Wereldoorlog uitzat en waar het leven zijn normale gang ging – hooguit was er eens iets niet te verkrijgen. Je kijkt eruit over het meer, en je blik overziet het stroomgebied van de poëzie, waar de regenboog aanvangt en ook eindigt.
Lieden die poëzie tot zich nemen, verkeren over het algemeen in luxere omstandigheden dan de medemens die het onverschillig laat. Zij proeven immers de schoonheid van woorden en laten zich de regels smaken.
Een gedicht kan zich vertonen in de eeuwenoude vorm van het sonnet – volgens sommigen de koningin der dichtvormen – dat zich uitstekend leent om moderne, alledaagse beslommeringen poëtisch een bedding te schenken, of in de vorm van het vrije vers, waarin je zonder omhaal zegt wat de muze – woonachtig in het eerdergenoemde stroomgebied – je influistert.
En wat vangt de lezer hiermee aan? Volg de dichter in zijn gedicht en bezie of zijn weg naar het stroomgebied der poëzie ook de jouwe is.
Kees Godefrooij, dichter en poëziepromotor.
foto (c) Alja Spaan, oktober 2017
–