LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

“zeker geen punt erachter om alles dicht te gooien”

16 jun, 2022

Herlinda Vekemans heeft geen schuilnaam nodig. Een unieke voornaam in combinatie met een naam die veel schrijvers dragen. Ze schrijft gedichten in trage tijd waar de muziek binnendringt er uit sijpelt.
Marc Tiefenthal praat met Herlinda Vekemans over haar bestaan als dichter. Niet zozeer over de vraag: ‘Hoe bestaat het? als wel ‘Hoe is het zover kunnen komen?’

foto (c) Fotostudio Leuven

Wanneer ben je begonnen met schrijven?
De eerste bundel die ik schreef was Buiging, rond het oeuvre van Dmitri Sjostakovitsj, nadat ik met een intense verkenning van zijn muziek begonnen was, ergens begin jaren 2000. De bundel is pas als tweede gepubliceerd, in 2006, omdat het een feestjaar was voor de muziek van Sjostakovitsj geboren in 1906.

Dus pas op latere leeftijd?
Klopt. Ik ben altijd graag met taal en teksten bezig geweest maar mijn poëziedebuut kwam inderdaad op latere leeftijd.

Ben je er ooit mee gestopt?
Nee, ik volg sinds mijn debuut een parcours van een bundel rond een componist afgewisseld met een niet-muziekgeoriënteerde bundel. Mijn debuutbundel versneden (Poëziecentrum, 2005) was niet een muziekbundel. Buiging verscheen in 2006. Daarna was er Schrikdraad in 2011 en in 2015 volgde Kwartet voor het einde van de tijd, rond de muziek van Olivier Messiaen. Mijn nieuwe bundel, Appelblauwzeegroen, is weer een niet-muziekbundel, hoewel de muziek altijd wel op de achtergrond aanwezig blijft. Ik ben nu begonnen met de verkenning van de muziek van Sofia Gubaidulina. Ik heb al enkele gedichten geschreven maar het is nog veel te vroeg om te stellen dat er een bundel van komt.

Had je dan niet liever muziek gespeeld?
Als kind speelde ik wel eens een simpel deuntje op vaders hammondorgel en misschien komt een instrument spelen voor het plezier er later nog wel eens van, maar voor mij is muziek luisteren, met passie. Voor het creatieve ben ik blij met mijn plekje in de poëzie. Taal is altijd een belangrijk deel van mijn leven geweest, op school, later in Germaanse filologie en dan in mijn werk als taaldocent Engels aan het taleninstituut van de KU Leuven. Taal en muziek hebben me de poëzie in getrokken. Taal en muziek zijn uiteraard ook innig met elkaar verbonden en de componisten die me aantrekken zijn zelf veel met taal bezig. Het zou hier te ver leiden, maar geïnteresseerden kunnen een kijkje nemen op mijn website met o.a. een essay over de relatie taal-muziek bij Sjostakovitsj en Messiaen.

Ben je een veelschrijver?
Ik werk graag traag aan een nieuwe bundel, en ‘woon’ graag in de periode van opbouw van een bundel, een langzame tijd waarin lectuur, muziek, ervaringen, de tijd zelf en woorden zich aaneenrijgen tot gedachten en gedichten. Je vraag wordt zo allicht met een nee beantwoord.

Om terug te komen op Messiaen, ik ben indertijd nogal diep geraakt door de muziek van Messiaen, jij blijkbaar ook. Kun je even kort uitleggen hoe jij die muziek ervaren hebt, hoe lang het geduurd heeft voor je er een bundel over geschreven kreeg…
Messiaens muziek is fascinerend: een heel eigen universum van klanken. Hij schreef als organist bovendien veel orgelmuziek! De verweving met zijn persoonlijkheid is ook bijzonder interessant. Ik heb veel muziek geluisterd en ook veel gelezen, over zijn synesthesie (hoe hij klanken en kleuren verbond), over zijn liefde voor de natuur en vogels in het bijzonder, zijn reizen om vogelklanken op te nemen, over zijn fascinatie voor het groteske, over zijn leven en diepgelovige wereldbeeld, zijn verblijf in een gevangenenkamp in WOII, en zoveel meer. Ik ben een jaar of vijf met zijn muziek en boeken over hem bezig geweest en af en toe kwam daar een gedicht van. Messiaen zou in onze tijd verdrietig zijn over de nefaste omgang van de mens met zijn leefwereld en alle levende wezens. In het gedicht hierbij vind je daarvan een vertolking. Mijn Messiaenbundel is naast hulde aan zijn muziek ook een lofzang op de levende wereld en daarmee sluit hij heel dicht aan bij mijn nieuwe bundel, Appelblauwzeegroen.

 

De liefdesklacht van grashalmen
    . Olivier Messiaen – Sept Haïkaï (1962) Esquisses japonaises pour piano solo et petit orchestre

Alle streven maakt de aarde zwaar
haar ijzige tongen slinken
haar zout water briest
haar zoet water kwijnt
haar wouden dunnen
haar glooiingen verdorren
haar woestijnen verzengen
haar luchten verduisteren

haar stilte is uitgesproken

uit: Kwartet voor het einde van de tijd. Messiaen(1908-1992), Herlinda Vekemans, Poëziecentrum, 2015.

Ik ken de muziek van Messiaen, maar heb toch nog eens een fragment beluisterd. Ik zag je daar ineens zitten, vijf jaar intensief bezig met zijn muziek. Als je zover en zo diep gaat in iemands muziek, dreig je dan niet jezelf te verliezen of wil je dat juist?
Vijf jaar moet je hier wel stevig relativeren: het ging om vrije tijd naast mijnvoltijds werk als taaldocent. ‘Jezelf verliezen’ is dan echt geen optie en het is ook helemaal niet iets wat ik opzoek. Wat wel zo is: na een diepe verkenning van een oeuvre, muziek of een andere kunstvorm, draag je daar blijvend dingen van mee en dat bedoel ik heel positief. Je bent in dialoog gegaan met werken en met de persoon die de werken creëerde. Ik word nu nog enthousiast als er op de Koningin-Elisabethwedstrijd voor cello werk van Sjostakovitsj uitgevoerd wordt. De twee componisten waarover ik schreef leefden allebei in de 20ste eeuw, de eeuw waarin ik opgroeide, de eeuw ook met enorm veel oorlog en ellende. Ik heb nogal wat gelezen over het tijdsgewricht waarin zij leefden en geprobeerd ook daarvan iets in die bundels te brengen.

Gisteren kreeg ik van de postbode je bundel net niet plechtig overhandigd. Ik ben er wat in aan het lezen. Het eerste wat mij opvalt is dat het een thema bespeelt waarover ik zelf ook heb geschreven in gedichten. Het tweede is een uitgesproken muzikaliteit die ‘in de woordverf’ wordt gezet door het uitblijven van interpunctie….
Doe je dat met opzet?
Eerst iets over wat je aanhaalt als ‘een thema’, de relatie van de mens met de andere levende wezens en hoe onze leefwereld met ons erin in gevaar is. Ik zie dat niet als een thema, maar als een existentieel gegeven, onlosmakelijk met het zijn verbonden. Het is dan ook logisch dat er nogal wat dichters en kunstenaars met dit gegeven worstelen en er hun werk van maken.
Wat het tweede dat je opviel betreft: het doet me plezier dat de bundel je muzikaal overkomt! En ja, die interpunctie: ik houd niet zo van punten. Ze sluiten af, in plaats van openheid te laten, openheid van gedachten en van klanken. De laatste klank van een stuk voor piano laat je ook uitdeinen. Een muzikant blijft vaak na een stuk nog even in dezelfde houding zitten om het werk in de stilte ook nog even verder te laten klinken. Geen punt, geen einde maar een open ruimte. Ik ben wel elke zin met een hoofdletter begonnen om een nieuwe aanhef of adem in te zetten.

In het gedicht hierbij, Wolfstonen, blijft het oor in de laatste regel hopelijk toch enigszins luisteren. Dus zeker geen punt erachter om alles dicht te gooien. Van oren en muziek gesproken: naast de titel en het oor in de laatste regel zullen muziekliefhebbers wellicht nog enkele andere muziekwoorden horen. En de zee zelf: wat een orkest!

Wolfstonen

De zee zweefde miljoenen jaren vrij en zelfbewust tussen hemel en aarde
Dieren op het land hielden zich veeleer schroomvallig afzijdig
Zij wisten van generatie op generatie dat de opeenvolging van millennia
in de koude golven rond de schil van de aarde
aan hen voorbij ging zoals het aan hen voorbij moest gaan

Het waren de mensen
die het zweven van de zee
naar hun eigen wil meenden te kunnen temperen,
de intiemste donkertes opzochten en opbraken
de diepten tot in de bodem toe testten en tergden

Het duurde dan ook niet lang voor de mensen hun voeling
met de welgemoede oeroude zang van de zee
uit het oor verloren

uit: Appelblauwzeegroen. Herlinda Vekemans, Poëziecentrum, 2022.

 

 

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...