LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jantine de Jong – Oergroen

4 jul, 2022

Liefde heeft het laatste woord

door Hettie Marzak



Jantine de Jong is predikante in de Protestante Kerk in Nederland. Naast de Bijbel houdt zij zich bezig met het Jodendom, de Keltische cultuur en vrouwengeschiedenis. Beroepsmatig, maar ook vanuit een brede belangstelling, heeft zij diverse landen bezocht en zich verdiept in de achtergrond en de geschiedenis van vele gewijde plaatsen en mensen. Nu zij bijna met emeritaat gaat, vindt zij het tijd om haar ervaringen en gevoelens, die zij al haar hele leven in gedichten omzet, te bundelen en te delen. De omvangrijke bundel Oergroen is het resultaat hiervan.

De term ‘Oergroen’ is De Jongs vertaling van het begrip ‘Viriditas’, dat door Hildegard von Bingen gebruikt werd om de groeikracht aan te duiden, ‘die al het leven schept en doet gedijen’.

In haar gedichten neemt zij als pelgrim de lezer mee op haar vele reizen. De namen van de landen in Europa en het Midden- Oosten, die zij bezocht heeft, vormen de titels van de twaalf afdelingen. Er is een aparte afdeling toegevoegd met gedichten over ‘Grote vrouwen’, waarin uiteraard een plaats is toebedeeld aan Hildegard von Bingen, die voor De Jong persoonlijk van grote betekenis is, maar ook aan de Franse zangeres Barbara en Stientje, een verlamd meisje. De bundel sluit met de afdeling Wat het kostbaarste is, die heel persoonlijke gedichten bevat over haar geboorteland, haar levenspartner en hun hond.

Achterin de bundel zijn verklarende notities bij enkele gedichten opgenomen voor degenen die niet zo Bijbelvast hun teksten kennen. Uit deze achtergrondinformatie, die interessant is en verhelderend is, blijken de eruditie en de historische kennis van de dichter.

Dat de gedichten voornamelijk over geloof, spiritualiteit en Jezus gaan, hoeft niet te verwonderen. Omdat het hele volwassen leven van de dichter in het teken staat van religiositeit, is het logisch dat dit in de gedichten tot uitdrukking komt. Zij heeft gekozen voor diverse dichtvormen waaronder het sonnet, de ballade, prozagedichten en vrije verzen. Heel in de verte doen de gedichten denken aan het werk van Ida Gerhardt, maar veel meer nog aan dat van Maria de Groot, die evenals De Jong predikante en feministisch theologe is. Maar waar Gerhardt streng, terughoudend en onverbiddelijk kan zijn, terwijl De Groot zich al veel meer op haar gevoel verlaat, lopen de gedichten van De Jong emotioneel over van enthousiasme en liefde, voor God, Jezus en haar medemensen. Alsof de woorden rechtstreeks van haar hart via haar hand op het papier terecht zijn gekomen.

Toch had het geen kwaad gekund als diezelfde woorden een omweg hadden genomen over de kritische ogen en de kille ratio, want hoewel de gedichten te prijzen zijn om hun oprechtheid en kwetsbaarheid, valt er technisch nog wel het een en ander aan op te merken. Zo laat het metrum vaak te wensen over en stokt het ritme door te veel of te weinig lettergrepen. In de gedichten met eindrijm is er vaak sprake van rijmdwang of een verkeerde klemtoon, waardoor het effect lijkt op dat van een versje uit een poesiealbum of een sinterklaasversje.

Ik droomde dat de talkshows gelijk opgaan,
in evenveel vrouwen en mannen laten spreken.
Dat kinderen geholpen worden bij gebreken,
en onrecht wordt omgebogen tot humaan.
Ik droomde dat er huizen zijn in overvloed,
dat wij gaan wonen en gelukkig zijn.
En door deze basis vruchtbaar zijn
voor mens en dier envoor een land zo goed.

(Laatste strofe uit: Mijn Land Anno Domini 2022)

Het is opvallend dat deze gedichten, die doen denken aan werken uit de naïeve schilderkunst, veel vaker voorkomen in de laatste afdelingen van de bundel dan elders. Als de bundel chronologisch is samengesteld, betekent dat dat juist de vroege gedichten veel vrijer, onbevangener en veel minder gekunsteld zijn, zonder dat ze iets in te hoeven boeten op wat de dichter wil overbrengen.
De gedichten aan het einde van de bundel, die dan tot de recentste zouden behoren, bevatten veel gedichten die door De Jong in haar voorwoord ‘hymnes’ genoemd worden, zonder rijmschema en met een vrij metrum, volgens de dichter. Maar een hymne is daarentegen strofisch opgebouwd en gewoonlijk op syllabische wijze gezet. De Jong heeft ervoor gekozen om daarvan af te zien, alleen het verheven karakter van de hymne bleef ook door haar gehandhaafd.

De Jong heeft veel van de wereld gezien met open ogen en een open hart. Ze voert de lezer aan haar hand mee naar de plaatsen die ze bezocht heeft, naar onder andere Frankrijk, Turkije, Syrië, Libanon en Jordanië, maar ook Schotland en Vlaanderen, waar ze veel geleerd heeft van ontmoetingen met de mensen daar. Ze beschrijft oorden die voor haar betekenis kregen en ze vertelt wat deze plaatsen bij haar spiritueel teweeg brachten. Zo was ze in de Cévennes in Frankrijk waar ze verbleef in een hugenotenhuis dat beheerd wordt door religieuze zusters. Ze schreef er het volgende gedicht over:

Hugenotenkruis

De lelies om het Griekse kruis
zijn mij een balsem op mijn weg,
die ik moet gaan in mijn woestijn
waar toch de duif zich heeft genesteld
in scheuren rode aarde,
de rede van de berg in het
gevlecht.
Hij is van mij, ik ben van Hem
zoals dit kruis mij heeft gezegd.

Le Mialet, Les Abeillères

De verkwikkende eenvoud van dit gedicht zorgt ervoor dat het een grotere indruk maakt dan veel van de langere gedichten die vaak op een omslachtige manier hetzelfde zeggen. Ze spreken van de liefde voor Jezus, voor de wereld en haar natuur, voor de medemens.
Dat geldt ook voor het gedicht Al Ghab:

Mijn dak heeft een wijngaard die mij beschermt,
mij voedt en zoet beschaduwt en mij verwent,
die lokt mij hoog te reiken, mij bergt, mij neer doet strijken
die mij omgeeft, bemint, laat kraaien als een kind.
Mijn Heer heeft niet alleen de wijn over mijn dak gerankt
maar om mijn huis een citrusboom, een appelboom ge-
plant.
Olijven, jonge vijgenbomen afwisselend geschikt,
en zo een hof voor mij gemaakt en als een bruid gestrikt.
De toegang mag ik opendoen met een enkele ruk
en als de strik zich opent dan is Hij mijn geluk.

Toch zal deze bundel niet aan iedereen welgevallig zijn. De gedichten zijn geen hoogstandjes op het vlak van de poëzie. Wel zijn het oprechte getuigenissen van een warm hart en een grote liefde voor de mensheid, maar bovendien verhalen ze van God en godsvrucht, spiritualiteit en naastenliefde. Zoals de dichter zelf zegt: ‘(..) de hoop op de eenheid van een humaan christendom met en van alle mensen tot andere mensen, wie en wat ze ook mogen zijn.’ De Jong is een optimistisch dichter die zoekt naar het goede en het schone in de wereld om haar heen. Als een apostel met Pinksteren heeft zij haar stem en haar taal gevonden om te getuigen van haar geloof in de liefde, in welke vorm dan ook.
____

Jantine de Jong (2022). Oergroen. Uitgeverij Elikser, 282 blz. €22,50. ISBN 9789463654272

     Andere berichten