Het raadsel vrouw
door Hettie Marzak
–
–
Marc Lonneville heeft in de titel van zijn debuutbundel Cassandra stuiterbal twee ogenschijnlijk willekeurige elementen bij elkaar gebracht. Want Cassandra – haar naam betekent ‘zij die mannen verwart’ – was een koningsdochter uit Troje die beloofde met de Griekse god Apollo het bed te delen, op voorwaarde dat hij haar de gave verleende om de toekomst te voorspellen. Toen Apollo gevolg had gegeven aan haar wens, weigerde Cassandra daarop haar belofte gestand te doen. De god wilde haar hiervoor straffen, maar een eens gegeven geschenk van de goden aan een sterveling kan niet worden teruggenomen. Daarom spuwde hij haar in de mond, met als gevolg dat zij weliswaar nog steeds de toekomst kon voorspellen, maar niemand zou haar ooit geloven. Uiteindelijk leidde dat mede tot de verwoesting van Troje, omdat niemand haar geloofde toen zij waarschuwde dat het grote houten paard van de Grieken niet binnen de stadsmuren mocht komen.
En een stuiterbal is een stukje rubberen speelgoed dat meerdere malen wegspringt als het ergens tegenaan gegooid wordt, waarbij het soms onvoorspelbaar van richting verandert.
Beide benamingen, zowel ‘Cassandra’ als ‘stuiterbal’, gebruikt Lonneville om een vrouw, een geliefde te beschrijven die vele facetten in zich verenigt, maar bij wie grilligheid toch het meeste in het oog springt. In zeven afdelingen wordt zij nu eens bezongen als een godin, voor wie offers moeten worden gebracht, dan weer als een nukkig kind dat gevleid en gepaaid moet worden om gezeglijk te zijn. Het wordt niet duidelijk of de dichter hierbij specifiek een bepaalde vrouw voor ogen staat of dat zij symbool staat voor alle vrouwen, maar de veronderstelling dat hij een persoonlijke relatie met de vrouw heeft is de meest waarschijnlijke.
–
die avond beweegt ze anders
onherstelbaar alsof ze natuurwet is
die avond spreekt ze anders
met een stem die spiegelbeeldt
–
u wil iets voelen van mijn zwaaien, zegt ze
van mijn waaien een zucht
u wil proeven van mijn watergeluiden
van de lente haar sap
–
ik zal u uit de schaduw halen, bereid u voor
op mijn gezang met in uw oren propjes was
word doorzichtig als een garnaal
en neem mijn toverdrank en draad
die naar buiten leidt
kom dan boven water
ondersteboven
–
u was niet onzichtbaar maar blind, zegt ze
laat mij u omarmen
Verhalen en personages uit de Griekse mythologie duiken overal op in de gedichten, zoals in het bovenstaande gedicht waar de vrouw zich vermomd heeft als Medea, of Ariadne of een van de Sirenen. Ze is een verleidelijke en soms gevaarlijke vrouw, als de mannenverwarrende Cassandra, tot wie de dichter zich verhoudt als een gelovige, een aanbidder in de puurste zin van het woord, een verslaafde die niet loskomt van zijn hunkering, ook al weet hij dat hij daarmee zijn eigen ondergang bewerkstelligt. De chaos van gevoelens die zij bij hem oproept wordt weergegeven door het taalgebruik, waarbij de beeldspraak niet altijd te volgen is, omdat de dichter een heel eigen, persoonlijke beeldentuin ontworpen heeft waarin het voor de lezer lastig rondwandelen is zonder gids. Een voorbeeld hiervan is de laatste strofe: ‘op de vijfde mei / krijgen we een zoon / die we anekdote noemen’, uit het allereerste gedicht ‘vijf mei’. Nergens in het gedicht wordt de aanleiding tot de keuze voor het woord ‘anekdote’ weergegeven; er had wat de lezer betreft net zo goed ‘krokodil’ kunnen staan. Voor de dichter zelf zal het ongetwijfeld een speciale betekenis hebben. In de bundel zijn veel voorbeelden te vinden van onbegrijpelijke beeldspraak, die bijna ontoegankelijk en hermetisch is, omdat hij nergens naar verwijst en geen verbinding maakt met de wereld buiten het gedicht waarin de lezer zich bevindt. Misschien geeft de dichter hiermee de verwarring weer die de geliefde vrouw bij hem oproept, evenals de verwarring van zijn verhouding tot de wereld die door haar weerspiegeld wordt. Zij blijft voor hem een archetype, een raadsel dat hij niet doorgronden kan, zoals de sfinx in het gelijknamige gedicht:
de speurtocht naar de scheidingslijn
waar eindigen meisjestranen
waar beginnen dijen van de leeuw
–
er is iets met haar ogen, ze blijven haken
ogen vrouw blik van beest
ze spannen samen en overleven
zij en het in slagorde gesteld
er is iets met haar spreken
zelfs in zwijgen dient ze woorden toe
–
’s nachts sluip ik
naar de hoogtes waar ze woont
ik jodel haar namen hard en lang
en wet raadsels op de slijpsteen
van echo’s en gegalm
–
hoe zwaar wegen mijn ogen
hoe zwaar wegen mijn woorden
vraag ik dan
De relatie wordt gekenmerkt door steeds de afwisseling van onvolkomenheid en opnieuw beginnen. De grillige geliefde speelt met de ik-figuur een verwoestend spel van aantrekken en afstoten: als hij denkt tot de kern van haar wezen gekomen te zijn, wendt ze zich van hem af en springt van hem weg als de stuiterbal uit de titel.
Hoewel bijna alle gedichten spreken van een ‘ik’ en een ‘jij’, zijn er ook gedichten waarin sprake is van een ‘wij’, al lijkt die verbondenheid met elkaar nooit voor lange duur te zijn, ook al doen beide partners wanhopige pogingen om hun liefde te bestendigen in een relatie.
Naarmate de bundel vordert, worden de gedichten steeds beter, intenser en dieper van toon, als voorbode van een einde dat onvermijdelijk is. De gedichten bevatten versregels die erop duiden dat de liefde, die zo alomvattend was, gedoemd is om dramatisch te eindigen. Zo is er sprake van een afscheid in ‘we moeten gaan / met een glimlach handgeknoopt / beloof ik nog één keer alles’. Ook de titels van de afdelingen wijzen daarop; zo zijn de laatste drie afdelingen ‘tot het breekt’, ‘ten einde taal’ en ‘handgeknoopt’ genoemd. Dat ‘handgeknoopt’ zou ook wel eens betrekking kunnen hebben op het op een na laatste gedicht ‘pin-up’:
naar de film waarin braveheart
hamlet speelt
–
tot be or not to be, zei ze
de vraag is goed
zijn antwoord vind ik zever
alsof schrik voor sterven
voldoende reden om te leven is
ik geloof wél in de kracht
van dolk, koord of riem
en wat acteert die kerel slecht
hij rolt verwilderd met de ogen
en verbeeldt zich dat dit lijden is
–
ik weet zeker, zei ze, dat ik beter kan
ze stak een vuistvol crackers
in haar mond en begon
de godfather te imiteren
we lachten en dronken
vrienden van het leven
ze vertelde nog eens de mop
van de pinguïn en de non
gaf elk een kus en verdween
–
het was haar broer die belde
dat ze gevonden was
in haar kamer
opgehangen aan de kast
Al zijn de gedichten afzonderlijk misschien niet altijd te begrijpen door hun beeldspraak, waarvan alleen de dichter zelf de ontstaansgeschiedenis en de bron kent, de bundel vormt een mooi, afgerond geheel met een duidelijk verloop van de gebeurtenissen, die zich als in een film ontrollen naar het einde toe. Een bitter einde, ware het niet dat de dichter in het allerlaatste gedicht de hoop uitspreekt dat de geschiedenis zich misschien eens laat herschrijven met een betere afloop dit keer: ‘ik, die het startschot heb gegeven / staar door de vingers van mijn hand / tel af, en schreeuw: / ren meisje, ren / nog één keer / alles geven’.
Een tragische liefde, een wanhopige minnaar en een demonische geliefde, een zelfmoord, het zijn de ingrediënten voor een klassiek drama, dat Lonneville succesvol getransponeerd heeft naar onze moderne tijd.
____
Marc Lonneville (2021) Cassandra stuiterbal. Uitgeverij De Zeef, 60 blz. €17,00 ISBN 9789493138544