Erna Schelstraete (Beernem, 1949) studeerde Germaanse filologie en werkte als leerkracht in het middelbaar onderwijs en in het onderwijsbeleid (Canon Cultuurcel).Ze schrijf al meer dan 40 jaar gedichten en proza, de kriebel om te publiceren kwam er pas toen ze een schrijfopleiding volgde bij dichter Roel Richelieu Van Londersele.
In 2019 verscheen de dichtbundel Tussen glas en gordijn (uitgeverij P) met beeldend werk van haar echtgenoot graficus Roland De Winter. Ze schreef tevens (historische) romans en novellen.
foto Marijke De Pue
–
1929
–
Oostende door het oog van Antony*, een dag, een seconde.
15 augustus 1929, feest, hoogzomervuurwerk, massa mensen
rond het Kursaal nog in zijn sprookjesjurk. De eerste oorlog
vergeten, geen zorgen om een tweede, alles leeft en wervelt.
Wil daar iemand weg, platgedrukt in de menigte?
–
Het meisje is zeventien, haar buik zwelt onherroepelijk,
nog vier dagen voor ze moeder wordt, alleen
nooit meer alleen. Ze verbergt zich, haar schande ongezien
voor de lens van de weldenkende. Waar is de vader in dit feest?
–
Hoog boven het gewoel staat de fotograaf en kijkt.
Geen ogenblik gaat verloren voor zijn alziende lens. Hij noteert
datum en uur, drukt op de knop die elke mens bewaart, deze foto
knalt hard als vuurwerk. Niemand blijft verborgen.
–
–
*Maurice Antony (1883-1963), fotograaf
–
Expo Venetiaanse Gaanderijen, Oostende
Oostende door de lens van Antony, 10 juni – 5 november 2022
–
1940
–
Open veld, aardappels rooien, de vader en zijn dochter. Vette aarde
plooit zich in donkere golven, de knollen groot
en vochtig, zijn schaduw ligt op de loer, waakt
als een Duitse herder. Dit is de grond waarin ze ontstond,
hier heeft ze niets te vrezen, ze is elf, een kind nog.
–
Middag met boterham onder de bomen. Hier blijven we droog,
zegt hij. De geur van eerste regen na hete dagen,
na golven zon, genadeloos, de geur van regen ruziënd
met het bladerdek. Hij ontbloot ruw wat ze nog nooit zag,
niemand hoort haar schreeuwen onder de donkere bomen.
–
2022
–
Een leven later bezoekt hij haar dromen, valt zijn schaduw
in haar oude slaap als nooit weggeweest dat moment
waarop hij toonde wat verboden was, wat ze nooit vergeten kon.
–
Ze had alles te vrezen, bleef die bijna vrouw van elf, voor altijd
een onwelkome lenteoogst op de landkaart van zijn leven
weggegomd tussen vele bereisde wegen.
–
Moeder vangt de klappen als een muur
vóór vaders handen, naast en achter mij
staat ze, overal tegelijk, doodt mijn demonen,
toont dat ik ook zonder hen niet alleen ben.
–
Echte liefde is dieptezicht, zegt ze,
de juiste afstand schatten, met gesloten ogen
één helder beeld zien. Diep in haar vlees weet ze
dat ik haar lente erf, dat alles weer begint.
–
Ik maak mijn speelreis in argeloos gras
vol boterbloemen, pluk dit schuldeloos
seizoen. Als iemand zegt ‘ik wil je’ vergeet ik de tijd.
Ik heb geen weet van de sneeuw op het hart van moeder.
–
2022
–
Op de muur kijkt ze me uur na uur aan, ik kijk weg, zie haar
met gesloten ogen, een troebel beeld, een puzzel
met aan de rand lege stukken, geen kant is recht of heel.
In mijn kleine wereld, deze kamer, verwaait oud stof.
–
Zoveel had ik nog willen vragen vóór alle sporen verbleekten,
voor altijd onleesbaar. Help me, schilder, kies je kleuren,
penseel haar laag na laag tot leven, plaats me oog in oog
met haar ijskoude winter. Vergeet haar lente niet.
–
Ik voel nog op de foto hoe het was toen ik die zomer
mijn armen om je lijfje sloot, mijn hand liet rusten
op je fontanel, de curve van je hoofd aaide
na elke bange en koortsige droom.
–
Jij, ooit mijn handleiding voor dagelijkse dingen,
kind, nu vrouw en uit ons losgemaakt.
Ik tracht als een wit blad te kijken naar jouw foto
lachend in een vreemd zomerlandschap
–
nieuw als een schilderij nog nat van verf
en geurend naar het atelier van de meester,
naar een man. Zijn arm sluit om je schouder,
hij kijkt je aan en jullie lossen op in warme kleuren.
–
Het is zwaar werk te leren kijken zonder gedachten.