LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Geert Viaene

10 nov, 2022

Gedichten moeten tijd krijgen om te rijpen

door Marc Tiefenthal

Geert Viaene ° 1963 te Roeselare.
In verschillende literaire tijdschriften verschenen gedichten van Geert Viaene over uiteenliggende thema’s: onder andere in Het Liegend Konijn, in de bloemlezing ‘Het Gezeefde Gedicht’, in Meandermagazine. Met het gedicht ‘En dan is alles anders’ won hij een tweede prijs in de Turing Gedichtenwedstrijd 2015. In 2016 verscheen een eerste bundel bij Uitgeverij P, EISTIJDEN en in 2018 een tweede bundel getiteld TUSSENTIJ. De vluchtelingenproblematiek en meer algemeen de mondiale vraagstukken waar we tegenwoordig mee te maken hebben komen in beide bundels uitvoerig aan bod.
Geert engageert zich als klimaatdichter en is lid van het Brugs dichterscollectief Obsidiaan. In ‘t Wit Huis te Loppem heeft hij een muziek- en schrijfatelier voor mensen met visuele en andere problemen. Hij werkte mee aan een podcast in het project ‘Museum in Dialoog’ in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen en schreef voor het kunstenfestival te Watou samen met kinderen van Watou en Abele een gedicht. Zopas verscheen zijn derde bundel WAAGZIN.

 

Hoe is het allemaal begonnen?
Ik ben pas laat tot de poëzie bekeerd. Op school noch thuis besteedde ik er aandacht aan. In mijn opleiding als opvoeder in Kortrijk kwam ik in Leuven in Passage 144 waar mijn interesse voor de antipsychiatrie werd aangewakkerd.
Daarnaast heb ik in die tijd ook kennis gemaakt met de poëzie van Breyten Breytenbach die me getroffen heeft.
Ik had toen nog niet gehoord van Lacan, dit was pas na mijn studies en kwam van pas toen ik solliciteerde in ‘t Wit Huis waar de werkvisie van Lacan wordt toegepast, een Franse psychoanalaticus in het spoor van Sigmund Freud. Toen heb ik de poëzie ontdekt. De antipsychiatrie had heel wat maatschappijkritiek, dat sprak me aan.
Ik las eerst gedichten voor ik zelf begon te schrijven. In 2014 verschenen zes gedichten van mijn hand in een bloemlezing van ‘het Gezeefde Gedicht’. Bij de voorstelling ervan in het Poëziecentrum vroeg uitgever Peeraer van uitgeverij P me iets in te sturen. Zo verscheen enkele jaren later mijn eerste bundel EISTIJDEN.

Hoe is het gegroeid?
Ik stuurde gedichten op een internetforum, Stories,en kreeg daar van Daniël Billiet schrijfopdrachten. Later, in Rosario (zo heet de schrijfplek bij het dorp Vianen) tijdens de Summer Academy die aangeboden werd door Creatief Schrijven, kreeg ik nog meer schrijfopdrachten.
Daaruit zijn mijn eerste gedichten ontstaan die in de bundel EISTIJDEN zijn opgenomen. Die gedichten vond ik eigenlijk niet af. Ik heb er nog langer aan gewerkt vooraleer ze te bundelen.

Soms is de titel van een gedicht eigenlijk de beginregel. Soms staan er geen leestekens in je gedichten.
Er zijn gedichten waarbij ik het storend vind dat regels beginnen met hoofdletters. De bladspiegel zonder hoofdletters en leestekens laat alles open, zo heb ik het soms graag. Een gedicht kan dan meanderen.

Iets wat ik ook doe, doe jij gretig: staande uitdrukkingen ombuigen.
Die komen meestal van mijn moeder zaliger. Ik heb er veel onthouden. Ze was niet echt onderlegd in literatuur maar gebruikte heel vaak gezegdes.

Je tweede bundel volgde vrij snel na de eerste.
Ik schreef in die periode veel gedichten. Daarin speelde ik met personages, eerder dan met beelden. Bij uitgeverij P werkt een leescomité dat terugkoppelt en commentaar levert bij mijn gedichten, zodat mijn tweede bundel vrij vlot kon ontstaan. Met die feedback hou ik rekening.Soms hoor ik dat ik zogezegd van de hak op de takschrijf. Ze vinden dat bombastisch, of barok. Ach, ja.

Je schrijft vaak surrealistisch en schuwt geen neologisme, zoals schemermultiversum of onwellustelingen.
Hoe maak je die neologismen? Komen die zo in je op of moet je ze in elkaar knutselen?
De neologismen ontstaan tijdens het schrijfproces of gaan er soms aan vooraf. Ze zijn van groot belang gezien ze ervoor zorgen dat er een wending ontstaat in de gedichten zelf of in de opbouw van de bundels. Je kunt het zelfs zien als een sleutelrol, zoals het geval is in de titels van de bundels. Bij de bundel EISTIJDEN bijvoorbeeld zet het de gedichten binnen een tijdsperspectief en geeft er een dubbele lading aan door het gegeven ijstijden – wat lagereschoolkinderen kennen uit de geschiedenisles – te combineren met hoe ik omga met gebeurtenissen die veeleisend zijn, ingrijpend in mijn eigen leven. Ook de titel TUSSENTIJ heb ik in zekere mate ontleend aan het begrip tussentijd maar dit voegt er tegelijk de getijden aan toe met hun invloed, wat binnen de context van gedichten ook weer kan opgevat worden als een bijkomende betekenis. Bij het herschrijven van de bundel WAAGZIN tijdens de schrijfresidentie in Watou in het Huis van de Dichter in december 2021 had er een omgekeerd proces plaats, namelijk het gedicht ‘Akkoord voor de Noodzee 2030’ heeft mee bepaald dat de titel van de bundel gewijzigd werd. In elkaar knutselen, zo zou ik dit proces zeker niet benoemen. De inspiratie kan evenwel komen onder invloed van allerhande externe prikkels tijdens het verwerken van de teksten.

Is er een andere Geert in je tweede bundel opgedoken?
Tijdens voordrachten of na het vragen van feedback, kreeg ik van lezers te horen dat de eerste cyclus in EISTIJDEN heel herkenbaar is maar confronterend, dat het tijd vraagt om de gedichten te laten inwerken en een plaats te geven. In TUSSENTIJ heb ik geprobeerd om bij wijze van spreken meer zuurstof te bieden aan de thema’s. Dat je een andere kijk voorgeschoteld krijgt zou mij niet verwonderen gezien de gedichten ook in andere omstandigheden geschreven zijn. Hier en daar zijn er uiteraard wel links tussen de twee bundels. Wat je zelf leest, welke films je bekijkt, welke tentoonstellingen je bezoekt, wie je ontmoet maar vooral wat er in je eigen leven gebeurt in een bepaalde periode bepaalt voor een groot deel hoe je schrijft. Zo is het geen toeval dat het overlijden van mijn ouders in een aantal teksten weerspiegeld wordt.

Wat is precies het verschil, als er een is, tussen de eerste en de tweede bundel?
In de schilder- maar evengoed in de schrijfkunst krijg je te maken met stromingen. Tijdens workshops ondervind je snel welke teksten aanspreken, je publiek doen nadenken, aan het lachen brengen, laten verstommen. Bij het voorlezen overkomt me nog altijd dat ik zelf moet slikken bij bepaalde passages in een tekst ook al weet ik waar het moeilijk zal zijn. Zeker als je inspeelt op de aanwezigen en de teksten in verband brengt met wat zij zelf ook meegemaakt hebben, kun je onverwachte reacties krijgen en dit stuwt mee het schrijfproces. Zo was ik met gedichtendag 2022 na lange tijd terug in mijn geboortedorp in de bibliotheek van Lichtervelde en zag bepaalde gedichten hierdoor in een heel nieuw daglicht.

Kun jij overal schrijven of heb je een bepaalde omgeving nodig?
Voor mezelf vind ik het belangrijk dat er altijd een leeshonger is, dat ik open blijf staan voor wat de ander te vertellen heeft, op welke manier dat ook verwoord/getoond/beleefd kan worden. Hieruit ontstaat de zin om zelf te schrijven en het helpt natuurlijk als je op de hoogte blijft van schrijfopdrachten en uitdagingen die hiermee te maken hebben. Zo is het interessant om cursussen te volgen bij docenten die ik nog niet ken omdat ze allemaal op een andere manier te werk gaan. Voorlopig heb ik god zij dank nog geen last gehad van een writer’s block. Ook als ik geen tijd of plaats vind om te schrijven vind ik wel manieren om iets te noteren wat ik dan verder kan uitwerken als ik er wel tijd en ruimte voor heb.

Vier jaar had je nodig voor je derde bundel. Vanwaar die tijd?
Gedichten moeten tijd krijgen om te rijpen. Een bundel samenstellen houdt in dat je verbanden legt tussen de verschillende cycli en een evenwicht creëert tussen wat er leeft – ook tussen de regels – en wat meer of minder aandacht verdient. In die zin zou je kunnen stellen dat ik voor mezelf de lat telkens hoger probeer te leggen. Hoe kun je bijblijven, jezelf voortdurend aanscherpen? De problemen die in WAAGZIN aan bod komen liggen op heel uiteenlopende vlakken. Ik geef in zekere zin een stem aan mensen en (bijvoorbeeld natuur-) belangen die in onze maatschappij minder aan bod komen.

 

HET IS VERBODEN OM JE ENKELS IN JE NEK TE LEGGEN
TENZIJ DE WET ANDERS BEPAALT

Mannen in narrenpakken omhelzen zichzelf.

Onder een glazen stolp staan bedden
te wachten op onwellustelingen.

In de afgehakte rechterhand
houden extreme slaven
strak de leugens vast,

een fijne waterstraal

verfrist de douaniers
die niets door vingers zien
en onophoudelijk bestormen

meeuwen de hangjongeren
die over schrikdraad klauteren.

Aan de overkant onze vredig witte kliffen.

uit EISTIJDEN, Uitgeverij P, 2016
WIJ BLIJVEN ACHTER, WIJ BLIJVEN AFWACHTEN

waar het water het laagst stond stijgt het langzaamaan
wij klampen ons vast aan touwen van de reddingssloep
tussen vrouwen in hun slaapkleed en op blote voeten

niets is hier geschikt voor kinderen, er spoelen lijkbleke
drenkelingen aan, het is laat, de sluizen verslikken zich
het is te laat, de weiden stromen over, de golven beuken

in langs ramen, deuren, de mensen klimmen op het dak
nu en dan glimmen gladde pannen bovenuit het schuim
er hangt een dikke mist, wij luisteren naar de helikopter-

schroeven die striemen over ons hoofd en wij zien niets
wij zien niets gebeuren, kijken op een kleurloos scherm
de boot loopt lek, daar loeit het hels alarm, de stemmen

klinken gedempt, vogels kwetteren maar niemand hoort
hier thuis, wij wachten tot de dood zich roert en de tijd
is om, wij wachten af, is dit het langverwachte tussentij

uit TUSSENTIJ, uitgeverij P, 2018
JE GLIJDT OVER 1-NACHT-IJS

je tilt het hoofd van de pasgeboren baby de hoogte in
je strekt je arm voor je uit en je laat het kindje los, het
balanceert vanzelf, het recht zijn rug, verwonderd kijkt

het om zich heen, de splinternieuwe wereld opent zich
je stuurt het met de blik, het zitvlak past in je handpalm
je breekt van binnen, je ruikt zijn zoete, glibberige huid

het licht is schimmig, oogverblindend tegelijk, achter je
kraakt een tak, de pluimstaart van een eekhoorn streelt
je zachtjes in je nek, de maan is vol in de vloeibare wind

uit WAAGZIN, uitgeverij P, 2022

 

     Andere berichten

Interview Kris Lauwereys

Interview Kris Lauwereys

‘Het is mijn eigen daad van verzet geworden, tastbaar in boekvorm.’ door Jeanine Hoedemakers   Kris Lauwereys (1979) is al heel zijn...

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...