Eigendom van de tijd
door Douwe Wilts
–
–
De dichtbundels van Annemarie Estor staan erom bekend dat ze uitstralen een eenheid te zijn. Dat geldt ook voor haar nieuwste bundel getiteld Nanopaarden megasteden. Die eenheid lijkt in het begin ver te zoeken; de bundel speelt zich af in het (verre) verleden, het heden en de toekomst en in alle uithoeken van de wereld. Het is poëzie die mij als lezer uitdaagt, die mij uit mijn comfortzone haalt. Het confronteert mij met nieuwe woorden en werelden, verbreedt mijn blik op de wereld. Dat waardeer ik ten zeerste. Het is volgens mij een van de pijlers waarop de (hedendaagse) poëzie rust.
Gaandeweg zijn er beelden die terugkeren. Voor een deel hebben die beelden met het begrip tijd te maken. Van het eerste gedicht (pagina 7) getiteld ‘Wolcom Yole’ luidt de laatste strofe: ‘O tijd, wij zijn uw eigendom. / Doe met ons wat u maar wil.’ Het idee dat wij niet over de tijd beschikken, maar dat de tijd over ons beschikt krijgt in de loop van de bundel een steeds nadrukkelijkere rol. Het lijmt de scherven der gebeurtenissen tot één verleden, heden en toekomst die nog nooit werd gekend.
Het tweede gedicht (pagina 8-11) is getiteld ‘Awen in Oldowan’. Awen is, volgens de noten, een Welsh, Cornish en Bretons woord voor poëtische inspiratie. Oldowan verwijst dan weer naar de Olduvai-kloof in Tanzania. Daar werden de eerste menselijke stenen gereedschappen gemaakt en gebruikt. Zo worden West-Europese talen verbonden met het oosten van Afrika. Eén verband tussen deze zaken is in ieder geval dat zij een lange geschiedenis met zich meedragen.
De titel van het derde gedicht (pagina 12-15) ‘An sunnun’ verwijst naar de regel ‘An sunnun satta selithe sina’ (strofe 14) (cursivering Annemarie Estor). Het is een citaat uit een Oudnederfrankische psalm en het betekent ‘In de zon zette hij zijn tent’. Toch is het niet alleen het verleden dat hoogtij voert; ook onze eigen tijd komt aan bod en allicht zelfs de toekomst. Dat komt bijvoorbeeld naar voren in de laatste twee strofen van ‘An Sunnun’. Ik zal ze hieronder citeren.
van wie is het blauwe baldakijn?
–
Wie is er hier aan het werk,
wie gooit het doek neer over het geheugen, wie
weet wie er slaapt op een deken van distels,
wie snuift hier bytes en wie zakken vol graan,
wie weet wie er slaapt op matrassen
van polyurethaan?
‘Het blauwe baldakijn’ kun je wellicht nog plaatsen in het verleden, maar wie er bytes snuift en wie er slaapt op matrassen van polyurethaan, lijken mij meer op vragen die passen in het huidige tijdsgewricht.
Eén van de hoogtepunten van de bundel vind ik het gedicht ‘Achter mijn wachtwoord’ (pagina 33-36). Ik zal daarvan de tweede, derde en vierde strofe citeren. Daarna wijd ik daar een beschouwing aan.
de pagina’s met meetuitslagen,
de geheugenkaarten,
mijn oplaadsnoer
en mijn verzameling
van de meest wiskundige partituren van Bach.
–
Ik had het dakraam open laten staan.
–
De complottheorieën,
de farmaceutische industrie,
de toeslagenaffaire,
het institutioneel racisme,
kometen, fruitvliegjes, alles,
ja echt alles
kon zomaar binnen komen vallen.
De contrasten in die opsommingen spreken mij zeer aan. De vergeten planning en kaarten met meetuitslagen kan ik ergens nog wel aan elkaar koppelen. Een oplaadsnoer past daar eventueel ook nog wel bij. Maar dan die verzameling van de meest wiskundige partituren van Bach; die lijkt er in eerste instantie verder van af te staan. En toch werkt het. Dat heeft voor mijn gevoel te maken met dat wiskundige van die partituren. Die wiskunde kan ik weer koppelen aan meetuitslagen.
Door het open dakraam kan alles, van de complottheorieën tot de farmaceutische industrie, van de toeslagenaffaire tot het institutioneel racisme en tot kometen en fruitvliegjes, naar binnen komen vallen. De complottheorieën kan ik nog wel aan de farmaceutische industrie, de toeslagenaffaire en het institutioneel racisme koppelen, maar kometen en fruitvliegjes zijn vreemde eenden in de bijt. Het gevolg daarvan is dat ik nu nooit meer een artikel over institutioneel racisme kan lezen zonder aan kometen en fruitvliegjes te denken.
Alle bezittingen van de verteller van dit gedicht zijn in de kruipruimte gelekt. Daarin heeft zich een zwarte sloot geopenbaard waarin nieuw leven was vervat. Het gaat om ‘(…) ietwat blekige levens’ (eerste regel, strofe 11) ‘(…) met speldenknopoogjes’ (tweede regel, strofe 11). Die ‘ietwat blekige levens met speldenknopoogjes’ hebben weinig last van de farmaceutische industrie en krijgen zin om (strofe 15, regel 4) ‘zich een weg in mijn thinkpad in te hacken.’ Ze komen achter het wachtwoord van de verteller. Strofe 17 luidt dan als volgt: ‘Ze noemden het in koor. / Ze gonsden het op Bach. / Ze kweelden contrapunten. Polyfoon.’ En zo weet Annemarie Estor de farmaceutische industrie en de wiskundige partituren van Bach, die wij ook al in respectievelijk de vierde en de tweede strofe zagen, met elkaar te verbinden. Ook al lijkt daar op het eerste gezicht een onoverbrugbare afstand tussen te zitten.
Die verbinding komt zeker terug in het gedicht: ‘De bom van de verdwijning van het ik in de ander’ (pagina 57-60). In dat gedicht voert Estor een zekere Bea op, die losjes is geïnspireerd op Enheduanna, een hogepriesteres in Ur (Mesopotamië) die volgens sommige onderzoekers de eerste auteur van de mensheid was. De eerste strofe daarvan luidt als volgt: ‘Op het Mediaplein, waar men zegt dat dichters / influencers, ja BV’s, BN’ners moeten zijn / en weekendkranten moeten vullen, / heeft niemand ooit van Bea gehoord.’ Al eeuwen verzamelt deze Bea haar kruiden. Verbena vindt zij bijvoorbeeld ‘In de Tuin Van Onjuiste Verdenking Van Fraude (…)’ (strofe 5, regel 1). De onjuiste verdenking van fraude doet mij dan weer denken aan de toeslagenaffaire. Op die manier maken de lijnen in Nanopaarden megasteden soms sprongen van 25 pagina’s. Om dat bij te benen moet je als lezer je aandacht er goed bij houden. Het doel van Bea is het maken van een bom in haar huis. De 11e en 12e strofe luiden als volgt.
de bom van de verdwijning van het ik in de ander,
is van het meest explosieve soort.
–
Het is een metaforenzadenbom
waarmee alles iets anders zal worden
en ieder een ander.
Onze identiteit en misschien ook wel ons leven, ligt niet zo vast als het lijkt. We kunnen in de ander verdwijnen, we kunnen de ander worden, we kunnen ons met de ander verbinden.
En dan de laatste strofe:
ook hier jouw boek, jouw scherm
en heel het Mediaplein:
hitte, een schokgolf en straling,
alle ikke verdampt door de hitte,
overgegaan in een oneindig veel stralender jij.
Die strofe ontroert mij, herlezing na herlezing, steeds meer. Met krachtige woorden weet Estor de geschiedenis met het heden en de toekomst te verbinden, toont zij hoe wij een scherf zijn van het oneindige porselein van de tijd. Daarvoor kan ik alleen maar mijn hoed afnemen.
___
Annemarie Estor (2022). Nanopaarden megasteden. Wereldbibliotheek, 72 blz. € 22,99. ISBN 9789028452770