LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Bloemlezing – De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie

25 jan, 2023

De middelmaat van krampachtige diversiteit

door Æde de Jong



De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie is de enigszins misleidende en lichtelijk pedante titel van de verder wel aardige bloemlezing van Nederlandse, dus niet per se Nederlandstalige, poëzie van na 1945. De ondertitel, 101 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu, moet dat verduidelijken.

Tsead Bruinja wil als voormalig ‘tweetalig Dichter des Vaderlands’ (2019-2020) meer aandacht vragen voor meertaligheid en dat kan ik alleen maar toejuichen. Hij verwoordt zijn samenstellingscriterium als volgt:

‘Mij stond een bloemlezing voor ogen met poëzie geschreven in andere talen dan de Nederlandse, door mensen die in het Koninkrijk der Nederlanden wonen of woonden. Op die manier kon pas echt ‘het verhaal van Nederland’ verteld worden.’

Een nobel streven, waar echter genoeg op valt af te dingen, vooral als je de zin erna leest: ‘Het liefst zou ik zien dat er nooit meer een bloemlezing verschijnt met louter Nederlandstalige poëzie.’ Dit is natuurlijk je reinste onzin. Het een hoeft toch niet ten koste van het ander te gaan? Andermaal is ‘inclusie’ een dekmantel om juist dingen uit te sluiten. Het is dus maar goed dat Tsead Bruinja niet de enige bloemlezer van Nederland is. Zoals wel vaker gaat opgelegde diversiteit hier ten koste van echte diversiteit. Het is geen probleem dat er gedichten in het Arabisch in de bloemlezing staan, want als die iets over Nederland zeggen, goed of slecht, is het te verdedigen om die als Nederlandse poëzie te betitelen. Maar Bruinja doet het erom, want ‘[b]ij België heb ik een grens getrokken’, schrijft hij in het nawoord, zogenaamd omdat hij Dichter des Vaderlands van Nederland is. Een slap argument in een reeks van vele. De bloemlezing moet ‘een gesprek openen over wat we onder Nederlandse poëzie verstaan’. Het is te hopen dat anderen met betere argumenten komen dan Bruinja.

Zoals gezegd is er het nodige mis met de selectiecriteria van Bruinja. Dat wil niet zeggen dat het resultaat tegenvalt, al had het stukken beter gekund. Ik was aangenaam verrast toen ik het gedicht ‘Dubbelleven’ van Titia Lont tegenkwam. Iedereen leest iets anders in een gedicht en dat heeft voor de interpretatie en beoordeling van poëzie z’n voor- en nadelen. Zo zal het gedicht ‘Dubbelleven’ van Lont mij vermoedelijk om andere redenen aanspreken dan andere lezers. Het gedicht gaat over een zwangere vrouw (‘’t Is ‘n sônde sykte’, zoals de aanstaande oma in het gedicht het uitdrukt) – de bladspiegel lijkt zelfs op een dikke buik – en misschien wel belangrijker: het gedicht is in het Bildts geschreven, het dialect van een niet langer bestaande kleine gemeente dat ik thuis leerde spreken voordat ik ook maar één woord Nederlands kende. Dat mij een gedicht in het Bildts, voor de verandering eens op niveau, toevallig onder ogen komt, roept dingen in mij op die niet-Bildtse poëzielezers niet zullen ervaren. Dat het gedicht over een zwangere vrouw gaat en ik recent voor de vierde keer oom ben geworden, is een tweede reden dat het mij aanspreekt, al is een zwangerschap natuurlijk een tamelijk frequent verschijnsel. Maar genoeg over mij. Het uitlichten van dergelijke associaties toont alleen aan wat voor persoonlijke, subjectieve ervaring het lezen van poëzie is.
En daarin schuilt de kracht van deze bloemlezing. Bilkerts, Friezen, Limburgers, Groningers, Brabanders, maar ook ‘nieuwkomers’, zoals Bruinja ze noemt, zullen vergelijkbare ervaringen hebben bij het lezen van dit boek.

Het omgekeerde is ook waar. Waar lezen soms een feest der herkenning is, kan het ook helpen om andere werelden te openen. Het gedicht ‘Orfeu negro’ van Michaël Slory, dat door de auteur uit het Sranantongo is vertaald, is echt schitterend en ik ben blij dat ik het ontdekt heb.

Niet elk gedicht in de bloemlezing is even denderend. Heel vaak lijken de selectiemethode en de diversiteit van de bloemlezing belangrijker te zijn geweest dan de kwaliteit van de gedichten. Toch staan er genoeg prachtige gedichten in. Eén van de hoogtepunten uit de bundel is ‘Frjemde kusten’ (vreemde kusten) van Tsjêbbe Hettinga, dat bol staat van de lyrische praal. De tweede strofe van het gedicht luidt als volgt:

Oerenlang doal ik troch it havenkertier,
Drink yn ’e dokkroegen: ûnder de dekmantel
Fan nacht en neon befarre rossige
Froulju de koaien fan it wrakke skip De Wrâld
(Mei poaiers oan ’e pompen dy’t de triennen
Eazje). De útholjende boat fan ’e moanne
Besylt koel de súdlike kontininten,
Dy’t op ’e wetterkaarten fan myn oantinken
Skatten krúst ha mei de nammen fan havens,
Mei de kielen fan kriezjende seefûgels, mei
De grize eagen fan in oerstutsen mem.
Ja, alle havens lykje op inoar, wit ik,
En, lyksa, de sulverrôvjende froulju.
Kom leave, ropt ien. Dat sizze se allegear,
Oeral. Nee, thús wol ik wêze, al is ’t mar
Foar in nacht, en sykjend slaan ik de taxi’s acht.

In de vertaling van Benno Barnard:

Urenlang dool ik door het havenkwartier,
Drink in de dokkroegen: onder de dekmantel
Van nacht en neon varen rosse vrouwen
In de kooien van het wrakke schip De Wereld
(Met pooiers aan de pompen, die de tranen
Hozen). De uitgeholde boot der maan bezeilt
Zo koel de zuidelijke continenten,
Die op de waterkaarten van mijn aandenken
Schatten hebben aangekruist met de namen
Van havens, krijsende zeevogels, de grijze
Ogen van een overgestoken moeder.
Ja, alle havens lijken op elkaar, weet ik,
En, net zo, de zilverrovende vrouwen.
Kom lief, roept er een. Dat zeggen ze allemaal,
Overal. Nee, thuis wil ik zijn, al is het
Maar een nacht, en speurend wacht ik een taxi af.

Er staan meer klassiekers in de bundel, zoals ‘Heftan tattat’ van Willem Wilmink, en ook doet het me deugd om ‘Zagreb juli ’94’ van Lammert Voos terug te zien in de bundel, maar ‘Sunday morning’ van C.B. Vaandrager, ‘Gedaas’ van Astrid Roemer, ‘16’ van Sonja Prins, ‘Toepertoetje toe’ van Frank van Pamelen en ‘mi have een droom’ van Ramsey Nasr hadden echt niet gehoeven.

Over de samenstellingscriteria van Bruinja kan men van mening verschillen, maar in het geval van poëzie geldt: hoe diverser, hoe beter. Het is alleen jammer dat de kwaliteit van de bloemlezing onder de ideologie van de samensteller moest lijden: de taal en afkomst van een dichter leken vaak belangrijker dan de kwaliteit van de gedichten. Dat levert een politiek correcte, maar middelmatige bloemlezing op. Toch is elk goed gedicht mooi meegenomen en de rest kun je overslaan. En anders hebben we altijd Komrij nog.
____

Bloemlezing (2022). De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie. 101 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu. Samengesteld door Tsead Bruinja. Querido, 280 blz. € 22,99. ISBN 9789021436937

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...