LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Hooft en Vondel

19 feb, 2023
door Hans Franse



‘Vondelen komt hier om uit zijn Constantijn voor te lezen’, schreef Hooft in een van zijn vele brieven, een schat aan elegantie en sociale kennis uit de zeventiende eeuw, aan Huijgens. ‘Hier’ was het Muiderslot: ’t Hoge Huis te Muiden. Of Vondelen ooit gekomen is, weet ik niet: zijn epos ‘Constantijn’ kwam nooit af, misschien omdat zijn Constantijntje (zalig kijndje) was overleden.

Bovendien waren er weliswaar momenten van innigheid tussen deze twee heel groten uit de Gouden eeuw, maar Hooft, de onkreukbare, boven de partijen staande magistraat stond als stoïcijn die Marcus Aurelius navolgde, tegenover de felle geen blad voor zijn mond nemende middenstander Vondel met zijn zijde- en kousenwinkel in de Warmoesstraat, vurig partijganger, die (te veel) ontzag had voor de Drost van Muiden en diens vrienden: geëngageerde Burger tegenover afstandelijke Magistraat. Bovendien werd de doopsgezinde Vondel nog katholiek ook en verdiepte zich als tragedieschrijver. Misschien was Hooft wel jaloers dat de Amsterdamse Schouwburg (kopie van het nog bestaande teatro Olimpico in Vicenza) met een stuk van Vondel werd geopend in 1638: men koos voor Vondels’ Ghijsbrecht van Aemstel’ en niet voor Hoofts’ Geraerd van Velsen’.


Het werk van Hooft stel ik mij voor als een strenge evenwichtige renaissancekerk, strak als sonnetten. Door de glas-in-loodramen valt een rozeachtig blauw licht: het zijn de liefdesgedichten in de morgen en avond. Portretten van Francesca (ook haar liefdesbriefje is ingelijst), Ida, Brechtje, Christina, zijn babydochters en zijn jonggestorven zoon hangen aan de muur: duidelijk aanwezig.
Een Italiaans strijkorkest begeleidt madrigalen en herderszangen bij een licht geïntoneerd orgel. Dirck Sweelinck speelt, Tesselschade ‘roert het clavecijn’en zingt een Italiaans lied. Een monument voor Petrarca siert een zonnige, strakke plek. In de consistoriekamer waar naast de bijbel de werken van Tacitus staan, staat de lessenaar van Hooft waaraan hij ernstig staat te werken aan zijn Nederlandse Historiën. Af en toe heldert zijn gelaat op, hij schrijft dan een brief, zijn ganzenveer schiet over het papier naarmate zijn plezier toeneemt als hij zijn vrienden en vriendinnen uitnodigt om pruimen te eten en te musiceren. De loodzware postzak wordt meegenomen.


Het werk van Vondel is meer vergelijkbaar met een overladen, sierlijke maar indrukwekkende barokkerk, waarin het tabernakel (voor het Heilig Sacrament van Mirakel) een centrale plaats krijgt. Er is een orgel, er hangen schilderijen: portretten van de vader van P. C. Hooft, Maaike de Wolff, dochter Saertje en zoon Constantijntje: het zijn putti. Er hangt ook een kaart van Amsterdam met Keizerskroon.
De gezangen zijn plechtig tot er een bijna jankend draaiorgelachtig spotliedje doorheen klinkt, dat de bezoekers doet schateren. Het gaat over een dominee of een protest: Johan van Oldebarneveldt wordt martelaar. Er is een ‘ton-neel’ (Vondel meende dat het woord van ‘ton’(nen) kwam, waarop een vloer werd gelegd) met machines om theatertrucks uit te halen.
Als Vondel oud wordt gaat de kerk meer op een gotische kathedraal lijken: omhoogstijgende bogen, mystiek blauw in de ramen, waardoorheen één zonnestraal valt. In het westelijk kerkportaal de biblia pauperum met figuren uit het oude testament: Lucifer, Adam en Eva, Noah en zijn ark, Josef in ballingschap en in Egypte, Jeptah: ze staan er allemaal. In het priesterkoor aan de oostkant waar het licht opgaat worden die stukken opgevoerd en zijn bezonken religieuze poëzie opgezegd. Halverwege de voorstelling moet de heel oude en arm geworden man naar zijn werk op de Bank van Lening aan de Oudezijds Voorburgwal.
Twee reuzen en twee verschillende kathedralen, beide vervuld van de mooiste poëzie uit de zeventiende eeuw.

 

afbeeldingen Wikipedia

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...