LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Sara Eelen

23 mrt, 2023

‘Ik denk niet echt dat de poëzie een rol heeft, dat is net de aantrekkingskracht.’

door Alja Spaan

 

 

foto © Nek Chonyut

Sara Eelen (Antwerpen, 1994) is dichter, essayist, videomaker en sociaal werker. Haar werk werd o.a. gepubliceerd in De Groene Amsterdammer, Hard//Hoofd, Het Liegend Konijn en Papieren Helden. Haar videogedicht Slapen niet waken werd genomineerd voor de verhalenwedstrijd van het Internationaal Literatuurfestival Utrecht 2021 en geselecteerd voor het Press RECORD filmfestival 2022. Eerder won ze prijzen bij FRAPPANT TXT, de Babylon Interuniversitaire Literaire Prijs en de Poëzieprijs Stad Harelbeke. Sara is een van de drijvende krachten achter de Klimaatdichters en Hart boven Hard. Vorig jaar verscheen haar debuutbundel Het nodige breken bij Uitgeverij Vrijdag.

 

Onlangs verscheen je debuutbundel Het nodige breken. In de omschrijving van de bundel staat dat het ‘een gevoelsmatige relativiteitstheorie en een verkenning van buigzaamheid’ is. Dat is een zwaar onderwerp om mee te beginnen, vanwaar die keuze?
Bij het samenstellen van mijn bundel zocht ik naar een rode draad in mijn gedichten. Tijdsbeleving kwam duidelijk als overkoepelend thema naar voren. Als ik me hierin ging inlezen, botste ik altijd op de wetenschappelijke benadering van tijd. Het bekendste voorbeeld hiervan is de relativiteitstheorie van Einstein, waarin hij zegt dat tijd en ruimte niet losstaan van elkaar. Hij spreekt over ‘ruimtetijd’, één entiteit waarin verleden, heden en toekomst naast elkaar bestaan. Dit idee komt heel vaak terug in mijn gedichten, maar vanuit een persoonlijke, tactiele benadering. Ik vind het gek hoe we tijd vooral wetenschappelijk willen begrijpen, terwijl het vooral een gevoelsmatig iets is. Door erg lichamelijke beelden te mengen met verwijzingen naar de sterrenkunde hoop ik het concept ruimtetijd open te breken.

Waarom ben je zo gegrepen door het begrip ‘tijd’?
We behandelen tijd als een zekerheid, maar eigenlijk is het de oorzaak van alle onzekerheden. We willen de tijd begrijpen, vatten, controleren, maar het is de tijd die ons controleert. Zo voelt het toch. Ik merk dat ik het moeilijk vind in die onzekerheid te bewegen: ik kan moeilijk loslaten, wil herinneringen bijna dwangmatig bewaren, waardoor het weer moeilijk wordt in het moment te leven. Ook de toekomst vind ik erg onbevattelijk – er ligt al zoveel vast en toch, de grootste wendingen zie je haast nooit komen. Vriendschappen, relaties, familie – al deze banden worden getekend door je positie in de ruimtetijd. Ik merk dat ik als ik over andere thema’s schrijf, vanzelf ook over de invloed van tijd schrijf. Ik vermoed dat het thema ook in toekomstig werk zichtbaar zal blijven.

Recensent Douwe Wilts zegt in zijn bespreking voor Meander dat ‘jouw poëzie hem heeft gevonden en niet hij jouw poëzie’, een prachtige manier om zijn erkentelijkheid uit te spreken. Wat denk je van zijn opmerking?
Dat zijn inderdaad warme woorden. Ik hoop inderdaad dat mensen mijn gedichten niet alleen maar even bekijken en ‘mooi vinden’, maar dat mijn poëzie mensen een hand reikt, hen aanspreekt omdat ze plots woorden lezen die beschrijven wat daarvoor onbeschrijfbaar leek. Als gedichten in mijn hoofd terugkeren of om herlezing blijven vragen, dan weet ik dat het gedicht iets geraakt heeft en in of net uit evenwicht heeft gebracht; beide vind ik even waardevol. Dat is volgens mij de kracht van poëzie, dat je diepgaand contact kunt maken, door woorden te geven aan iets wat niet tastbaar is.

Hij vindt ook dat je een nieuwe dimensie hebt toegevoegd aan het ‘verschijnsel’ tijd. Waar bestaat die uit?
Ik ben me bewust niet gaan verdiepen in hoe andere dichters het thema van tijd al hebben behandeld, omdat ik me daardoor niet wou laten beïnvloeden. Bernard Dewulf en Rutger Kopland komen wel als eerste op in mijn gedachten van dichters die ik graag lees en die veel het thema ‘tijd’ behandelden. Ik geloof dat het grootste verschil erin zit dat ik tijdsbeleving beschrijf vanuit de belevingen van een jonge vrouw en daardoor schrijf over een erg nabij verleden, over het overgewicht van de toekomst en zijn onzekerheid. De schrijvers die ik net aanhaalde, schrijven vooral vanuit herinneringen met een ondertoon van spijt, berusting of nostalgie. Dit hangt samen met andere tactiele beeldspraak: waar ik mij veel meer richt op het verkennen en accepteren van het lichaam, komt bij de genoemde schrijvers vaker het aftakelende, uitgeputte lichaam aan bod.

 

Meer, mer, mare

De dag voert me naar stilstaand water

opgespaard verlangen in de vorm van libellen
die het wateroppervlak niet raken toch raken

ik in mijn nieuw, al knellend badpak
benen die nog geen zomer hebben gezien
de overtollige schaamte op mijn dijen.
Hier sta ik zonder schild of schutting
omringd door ogen die mij doorpriemen als gebak.

Hoe kan ik anders dan terugdenken aan
mottenballen in kanten kleedjes
de witte vacht van ijsberen met daaronder hun zwarte huid
The Red Jumpsuit Apparatus per ongeluk weggestopt
in het hoesje van een relaxatie-cd, de wonde
onder de kinderpleister, de woede
tijdens het vrijen, volledig verlamd
van bovenaf mijn lichaam aanschouwen
tot ik kopje-onder ga in de golven
die ikzelf veroorzaak
dit meer mij opslokt als een slapend beest.

Is het ook een behoefte van je om controle te houden, te ordenen? Voorziet het schrijven in die behoefte?
Veel gedichten gaan over dingen die ik in een gewoon gesprek niet zou kunnen benoemen. Schrijven helpt mij om gevoelens vertaald te krijgen. Controle zou ik dat niet noemen, het schept vooral rust in mijn hoofd. Door ze universeler te maken kan ik ze zelf ook beter plaatsen. En door sommige onderwerpen op papier te zetten, moet ik de gedachten niet langer ommalen in mijn hoofd. Het schrijven zelf zorgt er dus eigenlijk voor dat ik wat controle leer loslaten.

Bij de samenstelling van de bundel had ik wel meer controledrang. De reden dat ik een conceptbundel wou met een duidelijke structuur is omdat ik geloof dat er zo minder gaten in de bundel zitten en omdat het voor een intensere leeservaring zorgt. Ook de vormgeving moest voor mij in lijn liggen met de poëzie. Maar het lijkt me logisch dat je als maker de controle wilt behouden over je werk. Nu de gedichten bij de lezer liggen begint er een nieuwe oefening in de controle loslaten.

Het leest als een roman, zegt hij verder, met de compactheid van een dichtbundel. Je beheert meerdere disciplines, waarom koos je voor deze vorm?
Ik schrijf al heel lang poëzie. Video, fotografie en essayistiek voelen nog veel meer als een experimenteerruimte, iets dat ik aan het verkennen ben. Poëzie schrijven is natuurlijk altijd experimenteren, maar de vorm is mij veruit het vertrouwdst. Veel van de gedichten zijn gewoon uit mij gestroomd, alsof ik ze moest schrijven. Om recensent Douwe Wilts te parafraseren: ik heb niet voor deze vorm gekozen, deze vorm heeft mij gekozen. Ik denk dat ik, zoals vele andere schrijvers, voelde dat waar mijn gedichten vroeger nog als losse onderdelen rondslingerden, ze nu samen aan iets bouwen. Ik vind het dus een groot compliment dat mijn bundel leest als een roman.

Groeide je op met poëzie? Discussies aan de eettafel?
Nee, helemaal niet. Er werd thuis wel gelezen, maar vooral fantasyboeken. Ik heb daarom lang gedacht dat lezen niets voor mij was. Ik schreef als kind al wel gedichten en verhalen, maar ben pas poëzie gaan lezen in mijn tienerjaren, door het kleine poëzierekje in de lokale bieb. Ik heb Waar ik naar verlang vandaag, een bloemlezing samengesteld door Jan van Coillie en Lieve Lams tientallen keren geleend, geloof ik. Het was de eerste poëziebundel die ik cadeau vroeg. Als ik twijfel wat poëzie kan verwezenlijken, dan blader ik door die bundel en word ik vervuld van nostalgie en hoop. En om te compenseren dat ik geen Annie M.G. Smidt of Joke Van Leeuwen kende als kind, lees ik hun werk gewoon nu, eens zo uitbundig.

Wat voor rol heeft poëzie in onze huidige tijd? Voor ons al lezer, voor jou als schrijver?
Ik denk niet echt dat de poëzie een rol heeft, dat is net de aantrekkingskracht. Poëzie biedt verstilling, vertraging. Dat steekt erg af tegenover de alledaagse gang van onze levens en daarom is het juist zo nodig en kan het zo intens zijn. Poëzie is voor mij een manier om naar de wereld te kijken. Gedichten lezen en schrijven helpt om die ‘poëtische’ zienswijze scherp te houden. Poëzie is een van de weinige plekken waar verdriet, zwaarmoedigheid of leegte niet opzij geschoven worden, maar juist zo neergezet dat je de schoonheid ervan ziet. Dat is zeldzaam geworden in onze beeldcultuur. We worden overspoeld door felle prikkels en vluchtige informatie, maar worden daar niet door gevoed. Poëzie kan dat wel.

Je zet je in voor het klimaat, bent sterk betrokken bij de maatschappij. Kan de poëzie ons redden?
Wellicht niet. Ik denk ook niet dat de poëzie dat moet pretenderen. Het enige wat ons kan redden is een grote mentaliteitswijziging die zich vertaalt in politieke en persoonlijke actie. Poëzie kan mensen wel bij bepaalde thema’s of gevoelens doen stilstaan en nieuwe perspectieven openbaren. Dat kan ver gaan: door een gedicht te lezen dat geschreven is vanuit het standpunt van een sprinkhaan, ga je anders naar een plaag of opwarmende aarde kijken. Met de Klimaatdichters proberen we daarom dit soort poëzie aan te moedigen. Het is voor ons als schrijver ook erg interessant om deze experimenten aan te gaan. Ik geloof dat schrijven een oefening is in empathie. Je kiest namelijk over wie en wat je schrijft en wat je dus belangrijk vindt. De wereld gaan we hier niet mee redden, maar ik vind het een ontzettend mooi en krachtig gebaar als dichters, die normaal zeer autonoom werken, zich verenigen omdat ze samen iets willen doen om de klimaatsverandering tegen te gaan. Ik hoop dat steeds meer groepen mensen dit gaan doen en zo kunnen we wel degelijk een verschil maken.

 

Nooit meer Capri-Sun

We kijken naar een opkomende zon
met dichtvallende ogen.

Wachten op het licht is als wachten op de waarheid
je kan je ogen er wel voor sluiten
maar het valt over je
en te lange blootstelling kan branden
laat patronen achter op je netvlies.

Weten dat we te oud worden
om wimpers voor wensen in te ruilen
betekent niet dat we de zachte filter
om de dag kunnen missen.
Ik wil nog altijd met jou in de jaren wonen

hoewel ik weet dat de dagtelling slechts een betonnen geraamte is
alleen dient om de grootste slijt van de tijd te bedwingen
niets meer dan structuur zoeken in een oerwoud
door het nummeren van oude basten
een stok in de woestijn geplant als teken van leven
een muur gebouwd in niemandsland
om de leegte niet langer aan te staren.

Ik ken de vraag van de boom die valt
en niemand die het hoort

maar wat met de geliefde die vergeten wordt
wat met de zon waar we nooit naar mogen kijken?

Je won diverse prijzen, hoe belangrijk waren deze voor je ontwikkeling?
Best wel belangrijk. Erkenning helpt om jezelf te motiveren dat wat je doet de moeite waard is om gelezen te worden. Ook krijg je vaak feedback, wat je weer helpt groeien als schrijver. Het zet deuren open naar andere kansen. Mij hielp het ook wel om deadlines voor mezelf te stellen. Je kunt oneindig blijven schaven aan een gedicht, maar soms is het goed om gewoon naar buiten te komen, dan kan het gedicht pas echt ergens landen en vorm krijgen.

Wat is het volgende project?
Ik ben momenteel een groot videoproject aan het voltrekken met de Klimaatdichters voor ARTACT, een Europees project dat kunst en activisme verbindt en waar we dankzij het Poëziecentrum voor geselecteerd zijn. Ik wil er nog niet te veel over verklappen, maar we gaan met zoveel mogelijk mensen samen poëzie in de natuur zichtbaar maken. Dat mag je vrij letterlijk nemen.

Daarnaast werk ik al meer dan een jaar aan een eigen poëtische kortfilm, daar hoop ik dit jaar ook mee naar buiten te kunnen treden. En voor de rest schrijf ik nu vooral literaire essays.

Is het niet een idee dat jij de nieuwe dichter des Vaderlands wordt?
Haha, wie weet. Ik denk niet dat ik momenteel al toe ben aan een grote dichterlijke titel. Ik vind het erg fijn om binnen de Klimaatdichters een rol op mij te nemen, maar juist omdat het iets collectief is, ik sta er niet alleen voor. Ik ben al blij dat ik de kans heb gekregen om te debuteren en nu van volgende projecten kan dromen.

Je beweegt je met gemak in de huidige tijd, je maakt gebruikt van tal van mogelijkheden die het internet je biedt; wat had je gedaan als je vijftig jaar geleden was gedebuteerd?
Ik weet niet of ik me met zoveel gemak in de huidige tijd beweeg. Ik denk dat ik op veel gebieden worstel met de verwachtingen of eigenaardigheden die komen kijken bij onze digitale, individu- en materie-gerichte samenleving. Maar ik haal er inderdaad ook voordelen uit, al is het maar dat ik simpel kan mailen met mijn uitgever of opdrachtgevers. Ik heb geen idee wat ik gedaan zou hebben als ik vijftig jaar geleden was gedebuteerd. Het is wel een interessante vraag. In mijn essays schrijf ik vaak over de generatieverschillen en hoe ik mij onmogelijk kan voorstellen hoe het vroeger was of in de toekomst zal zijn. Maar om de vraag te beantwoorden: Ik had wellicht gedroomd van een keer samen op te treden met Herman De Coninck of Remco Campert, om dan vervolgens niets tegen hen te durven zeggen.

 

Kinderkleuren

Het roze potlood is altijd als eerste op in de kleurdoos
want de vader en de moeder moeten steeds opnieuw getekend
hun wangen extra dik aangezet, een laagje fond de teint.

Mengen leert het kind later pas.
Net als het feit dat mensen niet roze zijn
en moeders en vaders niet altijd in dezelfde afbeelding passen.

Niemand wil het kind nu al leren
dat het meer rode en blauwe plekken moet arceren
of beter nog de vader doorzichtig laat.

Het is al goed dat het zichzelf niet langer
tussen de ouders in tekent
de handen als stekelige bollen op elkaar

dat het in de bladspiegel plaats laat voor verdriet
daar kunnen we later nog wat mee.

 

     Andere berichten

Interview Ria Westerhuis

‘Alleen schrijven is voor mij niet genoeg, ik wil de poëzie ook graag uitdragen.’ door Jeanine Hoedemakers   Ria Westerhuis is...

Interview Britt Corporaal

‘Poëzie is zo nuttig voor een mens om mee bezig te zijn, of je haar nu schrijft of leest.’ door Alja Spaan   Hoe zou je je aan onze...