LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Koen Stassijns – Het huis waar alles verdwijnt

3 mrt, 2023

Het huis dat alles weet

door Herbert Mouwen




Het huis waar alles verdwijnt is geen dichtbundel die de lezer onberoerd zal laten. Dichter Koen Stassijns weet voelbaar te maken wat het betekent om afscheid te nemen van het leven. De manier waarop hij dat als dichter doet, is indrukwekkend. De bundel biedt wellicht troost aan de lezers die situaties, zoals die in deze gedichten verbeeld zijn, zullen herkennen. Voor alle duidelijkheid: elke vorm van overgevoeligheid of sentimentaliteit ontbreekt. Hier is een dichter aan het woord die elk woord weegt, voordat hij het opschrijft en elke zin wikt, voordat hij deze in een definitieve vorm formuleert. De bundel Het huis waar alles verdwijnt bestaat uit drie afdelingen. De eerste afdeling heeft de titel ‘Nieuwe hemelingen’. In 2019 bracht de dichter de bundel Hemelingen uit, vandaar het toegevoegde woord ‘Nieuwe’. De tweede afdeling heeft dezelfde titel als de bundel zelf: ‘Het huis waar alles verdwijnt’. De derde, afsluitende afdeling heeft de naam ‘Laatste meters’ gekregen.

Op de achterflap van de bundel staat: ‘Het huis waar alles verdwijnt is een metafoor voor het leven. Het is een geheimzinnig huis vol passie, levenswil, en angst voor de dood in het licht van longkanker.’ Het is jammer dat het op de achterkant van de bundel te lezen is. Waarom mag de lezer dit niet al lezende ontdekken? Maar goed, de uitgever heeft ook recht spreken en wil graag de lezer verleiden om deze bundel te kopen. Die zal daar geen spijt van krijgen. Overigens is het goed te vermelden dat het woord ‘huis’ in allerlei betekenissen gebruikt wordt in Het huis waar alles verdwijnt. Het gedicht ‘Het verdwijnen’ uit de tweede afdeling is een kerngedicht in deze bundel:

Ik woon in een huis waarin vele dingen
verdwijnen, een met sagen en verhalen
gevuld huis waarin ieders geduld op de
proef wordt gesteld omdat er niets te vinden
is, omdat zoeken enkel leidt tot ergernis.

Niets van wat je neerlegt, vind je terug.
Je laat iets vallen, maar voor je je rug hebt
gekromd, heeft het huis het al opgenomen
in zijn onpeilbaar geheim, en krijg je lik
op stuk als je er alsnog achter wil komen.

Het is alsof er een dief in rondwaart die
zijn slag slaat op elk onvertogen moment
en stof legt over de verlaten dingen.
Alsof hij ze met een laag liefde bedekt
en onttrekt aan de muil van het vergeten.

Ik woonde al een tijd in dit huis en raakte
gaandeweg de meeste dingen kwijt.
Ze hadden geen belang. Toen ik niets meer
te verliezen had, nam het huis mij op in
zijn geheim: ik werd één met het behang.

In de tweede afdeling gaan de gedichten over het verdwijnen van alles en iedereen. Zoeken is zinloos, want alles is weg en blijft weg. Wat overblijft is ‘ergernis’, zoals in het eerste gedicht ‘Het verdwijnen’ te lezen valt. De afsluiting van dit gedicht is weer bijzonder met: ‘ik werd één met het behang.’ Deze versmelting van de ik-figuur met het behang is een wel zeer profane, mystieke ervaring, dat moet gezegd worden. In deze afdeling wordt het begrip huis op allerlei manieren gepresenteerd. Enkele voorbeelden uit de verschillende gedichten: ‘Niets herinnerde nog aan / het eenzame huis waar alle dingen verdwenen.’, ‘Welkom in het huis dat alles weet.’, ‘ons huis van tegenslagen’, ‘wij weten / genoeg van de wereld om ons huis te voltooien.’ En het paradoxale ‘zelfs de haard begon te glinsteren in het huis / waaruit ik nu weg kon gaan zonder het te verlaten.’ Naast het woord huis is ook het woord deur opvallend, gebruikt in de volgende varianten: ‘deurgat’, ‘voordeur’, ‘achterdeur’ en ‘open deuren’. Door een deur kan je een huis binnengaan of verlaten.

De derde afdeling opent met het gedicht ‘Een goed voornemen’:

Ik moet maar eens gaan sterven. Er zijn er
die daarop hun hoop hebben gevestigd, om de
stal van hun geweten tot in de vuilste boeken
uit te kunnen ruimen. Geen struikelstenen meer
maar een vrijbrief om het verleden af te schrijven.
En wie ben ik om postuum de pret te bederven.

De strofe bevat een vorm van zelfspot die stevig uitpakt en aangeeft dat de ik-figuur zijn lot aanvaard heeft. Tegelijkertijd zal bij de lezer de terloops weergegeven inhoud van de eerste versregel ‘Ik moet maar eens gaan sterven.’ hard binnenkomen. Koen Stassijns wordt zowel in deze laatste bundel als in zijn voorlaatste bundel ‘Hemelingen’ een dichter genoemd die geen onderwerp schuwt. De eerste strofe van ‘Een goed voornemen’ is goed voorbeeld hiervan. In dit gedicht neemt hij op niet mis te verstane wijze af met ‘vrienden en beminden’: ‘de pluimstrijkers van het verraad’. De ik-figuur ‘rook hun stinkende adem, hun judaskus / de klamme handen waarmee ze afscheid namen’. In ‘Arena’ doet de vrouw van de ik-figuur een bekentenis: ‘Toen biechtte ze me op hoe een andere man / zich had genesteld in haar, dat wij het eindpunt / hadden bereikt van haar dromen. Dat het haar speet.’ Het slot van het gedicht wijst terug naar de titel, naar de arena waar zich de strijd heeft afgespeeld: ‘Het bedrog sneed me / de strot door. Ik jankte als een stuiptrekkend beest / terwijl de witte doeken in de arena wuifden.’ Deze afdeling bevat ook enkele korte reeksen gedichten, zoals ‘Oefeningen in sterven’, drie gedichten over het naderende sterfmoment. Het openingsgedicht ‘Wit blad’ opent met de volgende twee strofen:

Ik zat vanmorgen voor een wit blad papier
te staren. De maan lag als een croissant
in een lentemand te slapen. Maar plots
weigerden het hier en nu om voort te gaan.

Alsof een krachtige hand mij verbood
om in het land van de woorden mijn slag
te slaan en een huis te bouwen om de dood
na een hachelijke dag te bezweren.

Dit gedicht gaat over de grens tussen schrijven en niet meer schrijven, over het leven en de naderende dood. Ook in dit gedicht is sprake van een huis, maar nu ‘om de dood / na een hachelijke dag te bezweren.’ In het derde gedicht ‘De Styx’ van deze reeks zijn de versregels ontdaan van interpunctie en hoofdletters om de naaktheid van het sterven (‘wij zullen naakt zijn’) te benadrukken.

De gedichten van Koen Stassijns zijn boeiend om te lezen. Ze verdienen het ook om ze te onderzoeken op thematiek, motieven, vormaspecten en stijlfiguren. Er valt veel te ontdekken. Het huis waar alles verdwijnt is geen bundel om na één keer lezen weg te leggen. Voortdurend word je als lezer verrast, zoals bij het lezen van het slotgedicht ‘Het dode kind’. Ineens besef ik dat dit gedicht ervoor zorgt dat de bundel ogenschijnlijk lineair opgebouwd is. Dit gedicht maakt de opbouw van dit door gedichten opgebouwde stervensproces cyclisch. De dood is het einde maar ook een nieuw begin. Dat zomaar de openingsstrofe uit het slotgedicht ‘Het dode kind’ zo mooi kan zijn:

Ik hield een dood kind in mijn armen en wist niet
waar het vandaan was gekomen, uit welke kamer
van mijn hart. Ik zag dat ik niet droomde, het lag
daar stil, verstard, ik stutte zijn hoofd met een hand
en voelde een lijfje dat in zichzelf verzonk.

____

Koen Stassijns (2023). Het huis waar alles verdwijnt. Atlas Contact, 78 blz. € 19,99. ISBN 97890 25463328

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...