Poëzie: het Higgs-deeltje in de taal
door Marc Bruynseraede
–
–
Ruth Lasters brengt een nieuwe bundel uit: Tijgerbrood. Nu weten we allemaal dat brood niet het geprefereerde voedsel van tijgers is.
Misschien moeten we dan op onze hoede zijn voor lieden die ons het woord als brood willen voorzetten. Lieden als politici, bijvoorbeeld, in wier taalgebruik maar al te vaak beloften bestorven liggen. Beloften die a posteriori fata morgana’s blijken te zijn.
Nu we weer frequent geconfronteerd worden met verwoestende aardschokken is het beeld van de woordplaten die tegen elkaar opbotsen en die een zinsbeving tot stand brengen, wellicht een gepast beeld om het over de essentie van poëzie te hebben.
Ontevreden als we zijn over de bestaande wereld is de vraag of de poëzie dan niet een ‘vluchtroute’ schetst, dan wel een beter alternatief. Bij de eerste cyclus ‘Makelaars in groener gras’ krijgt het wantrouwen al meteen kleur, daar het de commerçanten verboden is de vergrotende trap – in het gedicht ‘Klik’ – te gebruiken. De lezer, daarentegen, mag zich verheugen in het ontraadselen van de verkoperstrucjes, in de stille hoop dat het gras onder zijn/haar voeten, als handelswaar – nee, als een gedicht van Lasters – niet wordt weggemaaid maar in de juiste context geplaatst.
–
Het is makelaars in groener gras verboden
om zelf gebruik te maken van de vergrotende trap.
De comparatief behoort slechts toe aan de klant, zegt hun contract.
–
Klik klik, zo gaat hun koffertje steeds open
bij levering van een grastegel precies op aktetasgrootte
waarbij ze alleen praten over groenintensiteit en sprietsterkte
van dat kleine vlak an sich.
–
Soms horen zij – beroepsmisvorming – een extra klik die er
niet werkelijk is, als klikte ook het achterhoofd van hun klant
even open ter vervanging van een filterzakje
–
vol vergelijkingsdrab: de hele aardkluit was dupliceerbaar
met dat goedje
als het uit onze schedels roofbaar was.
Dat weten groenergrasmakelaars goed genoeg.
–
Ze kijken vaak met opzet sip wanneer ze in hun pauze
op een middenberm hun boterhammen eten
of eventjes wat bladeren door de krant
–
uit stille vrees dat zelfs een zuinige glimlach al
het gras onder hun voeten
in handelswaar verandert, in felbegeerde
overkant.
In gedachten houdend, dat het gras altijd groener oogt aan de overkant maakt Ruth Lasters hier heel handig gebruik van onze beeldkennis van de taal om op verwachtingen in te spelen en te laten zien hoe we ons door woordsjacheraars spelenderwijze om de tuin laten leiden. Beter nog: hoe we onszelf naar de ‘felbegeerde overkant’ laten meenemen. In dit gedicht zegt ze ook: ‘een extra klik die er niet werkelijk is’. Dat is nou net wat ik het Higgs-deeltje in de poëzie zou noemen : dat onzichtbare deeltje dat de massa vormt tot een nieuwe, ongekende betekenis. Summiere verbeelding.
Is de wereld rauw en lelijk, dan is de taal bij Ruth Lasters een reddingsboei om de imperfectie te lijf te gaan. In de lessen die ze geeft zegt ze dat de poëzie het bestaan omarmt en de alledaagsheid kleur geeft, door de kracht van de creatie.
Die kracht van de creatie is het die onverwachte associaties tot stand én tot een goed einde brengt. Dat is de hele charme en power van de poëzie van Ruth Lasters, al loop je wel eens het gevaar door de overvloed van woorden en bizarre gedachtenkronkelingen het pad kwijt te geraken. Dan bekruipt je de gedachte: is het niet wat ver gezocht, wat té prozaïsch, ja, zelfs pamflettair ?
Ik vermoed dat zoiets meegespeeld heeft bij de beoordeling van het gedicht ‘Losgeld’ dat in ongenade viel bij Schepen/Wethouder Nabilla Ait Daoud die er meteen géén stadsgedicht van wilde maken. Echter, een dichter is een dichter en dus vertegenwoordiger van de vrijheid van denken en uitdrukken. Gelukkig maar. Zopas heeft Ruth Lasters hiervoor nog de Arkprijs van het Vrije Woord gekregen. Het spreekwoord zegt : “Loontje komt om zijn boontje”.
De publiciteit die Ruth Lasters gekregen heeft door de sneue afwijzing van haar gedicht zal ongetwijfeld ten goede komen aan de verkoopscijfers van haar poëzie, hoewel de kwaliteit van haar gedichten eigenlijk al voldoende zouden moeten zijn.
De essentie waar ze naar streeft, de zwarte doos van het gedicht of het archetypische beeld dat blijft hangen in de gedachten, maken van haar meer dan ooit een boeiende dichteres en een onafhankelijk Stadsdichter in de ware zin van het woord.
–
Ik leg de eed af van de okkernoten.
–
Ik zweer dat ik altijd zal geloven
dat je met glans zal slagen voor de bolsterproef:
dat wat er van je rest
–
nadat je je hebt uitverteld tot aan je kern
-laag voor beschermingslaag, halfleugentje voor leugentje,
verbloeminkje voor weglatingetje-
–
grootser blijken zal, gewichtiger dan hoe een nettonoot
zich na het openbreken en het pellen
in grammen tot haar hele, eerst nog groenomhulde dop
verhoudt.
–
En bovenal beloof ik je dat ik me niet zal omdraaien,
teleurgesteld dat de ontstaansgeschiedenis
van onze hele, jarenlange dialoog niet achter ons ligt
–
als een duizelingwekkend hoge notenafvalberg.
Al was het fraai geweest hem krakend
te kunnen beklimmen samen. Met kleurige touwen, haken,
maar ook nog wel een zeker instortings-, bedelvingsgevaar.
–
Anders begonnen we er niet eens aan.
Dat zijn de gedichten die niet alleen poëziekenners en -liefhebbers opvallen maar eenieder die open en onbevangen leest.
Persoonlijk ben ik niet zo’n fervente voorstander van de ‘kunstgedichten’ (rond werken van David Hockney, Frida Kahlo en Piet Mondriaan) die haar door de uitgever van Van Oorschot zijn ingeblazen. Het zijn, vind ik, niet de sterkste gedichten. Mij doen ze wat gekunsteld aan.
Maar dat mag de pret niet drukken. In zijn geheel genomen is Tijgerbrood een bundel die met gemak en zelfs zonder klik (ter vervanging van het filterzakje) gelezen en genoten kan worden.
____
Ruth Lasters (2023). Tijgerbrood. Uitgeverij Van Oorschot, 80 blz. € 19,50. ISBN 9789028231030