Een mystieke, melodische tocht
door Tom Veys
–
–
Claude van de Berge neemt in de hedendaagse poëzie een eigen plaats in door zijn thematiek en stijl. Hij wil daarbij de mens naar de schoonheid brengen. Het volgende gedicht verduidelijkt in woord en beeld.
–
We waren verzonken in het samenzijn met het afwezige,
op de vlakten van de droom.
–
We zagen dat het afwezige een gestalte bezat, die werd
aangeraakt door de stralen van het licht.
–
En zijn onaanraakbare gestalte was gevormd uit stilte.
En we herkenden elkaar.
–
Want ook wij waren uit stilte ontstaan en waren gevormd
uit stilte
–
En we waren elkaars gelijkenis.
En we zaten neer als elkanders spiegelbeeld, op de vlakte van
de droom, in de witte zon.
–
‘O, jij afwezige, jij werkelijke,’ spraken we op de oever
van het licht, ‘je woning is de afwezigheid van een woning,
je spoor is de afwezigheid van een spoor, neem onze hand,
laat ons terugkeren in jou.’
In dit gedicht komen veel thema’s voor die worden herhaald. Vaak zijn dat concepten of begrippen, zoals ‘stilte, het afwezige, afwezigheid’. Ook in de andere gedichten herhaalt de dichter vaak begrippen, hij geeft ze een mystieke glans, hij drukt een groot verlangen uit.
Stilistisch maakt Claude van de Berge veelvuldig gebruik van zelfstandige naamwoorden die leidmotieven kunnen zijn, zoals eindeloosheid, ziel, schoonheid, oneindigheid en mysterie. Hij werkt daarbij een filosofie uit. De taal is melodieus. Er zijn onder andere de lange klanken die de meditatieve gedachtegang benadrukken. De dichter maakt soms handig gebruik van assonanties, zoals in dit gedicht: ‘waren’, ‘elkaars’. Bij die gedachten of zelfstandige naamwoorden zijn weinig of geen adjectieven te vinden.
De ‘O-verwondering’ op het einde van dit gedicht en ook op andere plaatsen in de bundel, komt misschien ‘romantisch’ over in de betekenis van de stijlstroming en dit is opmerkelijk.
Deze dichter creëert eigenlijk een eigen vormtaal die hij consequent volgt. Deze poëzie ontwikkelt zich sterk door de inhoud, de beelden. Dit is wellicht de krachtbron voor de poëzie van Claude van de Berge. De droombeelden en gedachtegangen worden golvend uitgewerkt met als kern het mysterie. Zoals Friedrich Hölderlin aangaf, stelt de poëzie het oneindige aanwezig.
De gedichtenbundel De witte zon van de dood kan ik het best vergelijken met een derwisjdans. De dichter blijft in vrijwel alle gedichten cirkelen rond thema’s die een andere dimensie oproepen, een wereldomvattende houding.
Deze bundel vraagt een trage lezing waarbij beelden – zoals eerder aangestipt – herhaald en uitgewerkt worden. Claude van de Berge is niet aan zijn proefstuk toe, dit is zijn tweeëntwintigste bundel. Dat merk je aan de sterke opbouw van de bundel op thematisch vlak. De zwart-wittekeningen in de bundel zijn van de hand van de dichter en geven een concrete inhoud aan bijvoorbeeld de witte zon.
Arlette Walgraef maakte voor de cover een zwart-wit beeld van een aswoestijn in IJsland. Deze komt eveneens mystiek over. De bundel eindigt met ‘En de witheid van de Grote Zwaan straalde over ons.’ De Grote Zwaan is daarbij het meest noordelijke sterrenbeeld, mythologisch een raakpunt tussen leven en dood. De dood wordt hier niet voorgesteld als afschrikwekkend.
De witte zon van de dood is een mystieke, melodische tocht met symbolische beelden. Een zoektocht die een eigen taal handhaaft. Op de achterflap van de bundel staat dat de poëzie van Claude van de Berge ‘raadsel en kompas verenigt’. De teksten zijn daarbij bespiegelend en bezwerend met als kern het mysterie.
____
Claude van de Berge (2023). De witte zon van de dood. PoëzieCentrum, 88 blz. € 21,00. ISBN 9789056550905