LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Geert De Kockere

6 apr, 2023

Eerst lichter, dan dichter’

door Jeanine Hoedemakers

Geert De Kockere werd geboren op 18 mei 1962 in Tielt, België. Als kind en jongere was hij erg geboeid door de natuur en schreef al als jongere zijn eerste haiku. Hij studeerde voor onderwijzer, maar werd later beroepsjournalist. Hij werkte ondermeer voor De Standaard en was een tijdlang hoofdredacteur van de kinderkrant Kits en van Buitenbeen, een natuurmagazine over de natuur van bij ons. Momenteel woont hij in Turnhout.
In 1989 verscheen zijn eerste bundel kindergedichten: Vingers in de jam, uitgegeven bij Lannoo. In 1990 richtte hij de vzw en uitgeverij Pigmalion op: een productiehuis dat kunstzinnige projecten realiseert en bijzondere poëziebundels uitgeeft. Ondertussen publiceerde hij al meer dan 150 verhalen en dichtbundels voor alle leeftijden en realiseerde hij diverse kunstprojecten met poëzie. Heel wat van zijn boeken verschenen ook in andere talen, van het Chinees tot het Noors, van het Duits tot het Portugees. Hij ontving voor diverse publicaties ook prijzen in binnen- en buitenland. Hij schreef ook vier romans: twee voor volwassenen en twee voor young adults. Hij werkte een tijdlang voor tv, onder meer voor Man bijt hond.
In 2019 richtte hij in hartje Turnhout het Huis van de Haiku op, een écht huis en een productiehuis dat zich specifiek op zijn passie haiku richt. Geert organiseert er workshops en expo’s en geeft er lezingen of performances. Hij heeft er ook een haikuschool en geeft met het Huis van de Haiku een eigen tijdschrift voor haiku uit: ya.

We spraken met elkaar in het door jou opgerichte Huis van de Haiku maar je literaire carrière begon niet met haiku. Als ik je goed begrepen heb schreef je je eerste gedicht toen je gevraagd werd om seksuele voorlichting te geven op de school waar je werkte.
Inderdaad, als onderwijzer in opleiding moest ik een proefles over seksualiteit geven voor de oudste kinderen. Niet makkelijk. Ik wilde mijn les beginnen met poëzie, maar vond nergens een passend gedicht. En dus schreef ik er zelf maar eentje. Mijn medestudenten zaten achteraan in de klas te kijken en te luisteren en het gedicht bleek een succes en een mooie instap. Daarna kwamen ze mij geregeld een gedicht over een bepaald thema vragen. Zo ben ik begonnen met het schrijven van poëzie voor kinderen.

Als ik je naam google, kom ik onder meer uit bij Wikipedia waar staat te lezen dat je voornamelijk poëziebundels voor kinderen hebt geschreven. Ervaar je het als een soort missie om kinderen vertrouwd te maken met poëzie? Ook in je Huis van de Haiku zie ik veel op kinderen toegespitste activiteiten.
Gezien mijn opleiding had ik vaak met kinderen te maken. Dan lag het ook wel een beetje voor de hand om in het begin veel voor die leeftijdsgroep te schrijven. Ik schreef ook heel wat korte verhalen voor prentenboeken voor jonge kinderen, maar poëzie is door mijn hele carrière heen toch wel mijn favoriete genre én speeltuin van de taal gebleven. Een missie zou ik het niet noemen, eerder een passie, waarbij ik dan ook heel graag laat zien en ervaren hoe mooi onze taal en het spelen ermee kan zijn. Ik vergelijk onze woorden vaak met legoblokjes: je kunt ze op oneindig veel manieren schikken, stapelen en naast elkaar zetten om er prachtige bouwwerken mee te maken, zo groot en zo klein als je zelf wilt, zowel eenvoudige als fantastische.

In 2023 verschijnt misschien je laatste gedichtenbundel voor kinderen. Dit vertelde je als een vanzelfsprekendheid. Het woord ‘misschien’ ontging mij natuurlijk niet. Kun je uitleggen waarom het op dit moment voor jouw gevoel de laatste bundel voor kinderen zal zijn?
Ik heb hééél veel poëzie voor kinderen geschreven en ben er de voorbije jaren niet zo erg meer mee bezig, tenzij er een heel gerichte opdracht komt. Maar uit mezelf schrijf ik nauwelijks nog poëzie voor kinderen. Misschien (daar heb je die ‘misschien’ weer) omdat ik het gevoel heb dat ik weinig of niets meer aan die paar duizend gedichten voor kinderen die ik al schreef, kan toevoegen. Of misschien omdat andere doelgroepen mij nu meer interesseren, wie zal het zeggen. Het komt er gewoon niet meer van. Ik had er nog een paar honderd liggen die niet uitgegeven waren en zo ontstond het idee om naar aanleiding van mijn 35-jarige poëziecarrière bij uitgeverij De Eenhoorn nog een soort van ‘laatste’ bundel uit te geven, die we dan wel op een heel speciale manier willen vormgeven. Maar wie weet. Zeg nooit nooit en zo’n bundel kan misschien (jaja, wéér misschien) wel iets op gang brengen of iets wat smeult en dovende is, toch weer aanwakkeren.

Gedicht uit de te verschijnen bundel:


Een kiwi en een banaan
lagen samen te fruiten in een schaal,
elk nog met hun eigen jasje aan.

Je prikt wat, zei de banaan,
waar kom jíj toch vandaan?
Weet ik veel,
zei de kiwi wat nors,
waarom ben jij zo geel?
Kweenie, kweenie, zei de banaan,
maar geel is mooier dan bruin,
bruin is vies, bruin is stom!
En jij bent krom,
zei de kiwi, iwie-iwie!
(Dat zei hij steeds als hij boos was.)

Toen kwam er een kind, nam ze mee,
deed hun jasje uit en at ze op, o nee!

Een kiwi en een banaan
zitten samen in hun blootje in een buik.
En hun jasjes, prikkend en geel,
hangen nu, foei,
ergens te rotten in een struik …

Je ideeën zijn origineel en uitvoerbaar. Neem nu bijvoorbeeld het Festival van het Maankonijn. Ook dat is iets wat door jou is bedacht. In september organiseer je een heel bijzondere, welhaast spirituele ontmoeting. Je organiseerde er al eerder een en toen gebeurde er iets heel bijzonders. Het had te maken met Claire de lune.
Ik werd vijf jaar geleden in het Heuvelland (voorbij Ieper, richting Franse grens) voor twee jaar aangesteld als Bergdichter. In die hoedanigheid bezong ik die prachtige streek met zijn mooie heuvels door middel van mijn op dat moment nieuwe passie, de haiku. Door die passie kwam ik ook regelmatig in aanraking met Japan en alles wat men daar doet en liefheeft. Zoals het simpelweg bij elkaar komen om naar de volle maan van september te kijken, terwijl men naar poëzie en muziek luistert. Ook ik organiseerde zoiets op een flank van de Kemmelberg. Het was wel bewolkt die avond. Maar helemaal aan het eind, op de laatste uitstervende klanken van een muziekdoosje waarop Au claire de lune werd gespeeld, kwam er een opening in het wolkendek en net op die plaats verscheen in haar volle glorie de volle maan. Het was een wonderlijk en bijzonder magisch moment, waarvan iedereen kippenvel kreeg en er nu nog altijd, vijf jaar later, over spreekt.

Het huis van de Haiku opende je en vlak daarna speelde corona de belangrijkste rol en moest het huis op slot. Sinds kort is het huis weer open voor publiek. Ik was een van de eerste gasten en heb met grote bewondering geluisterd en gekeken. Klankschalen, instrumenten voor vogelgeluiden. Er is van alles te zien en te beleven. Om een dergelijke activiteit op te starten is een plek nodig. Hoe kwam je aan die fantastische ruimte?  Op welke doelgroep mik je?
Een keer in de maand is er ook een haikucafé. Waar en wanneer is dat en wat kunnen bezoekers verwachten?
Ik zocht al langer naar een mogelijke plek in de stad om mijn passie voor dat kleine gedicht dat de haiku is, te delen en verder uit te dragen. En toen kwam toevallig de bovenste verdieping van het prachtige oude herenhuis met stadstuin waarin het Natuurpunt Museum is gehuisvest vrij en kon ik het huren. Daar proberen we nu diverse dingen om en rond haiku te doen: workshops, haikuperformances, voordrachten. Er is zelfs het Kleine Museum van het Kleine Gedicht, één kamer vol haiku, misschien wel het kleinste museum van het hele land. En ja, elke eerste zondag van de maand richten we in het cafetaria beneden een HAIKUCAFé in: een gezellige ruimte om gewoon wat te babbelen bij een lekker drankje en vers gebak van Zoete Katleen. Af en toe hou ik er dan een kleine haikuperformance of schrijf ik live haiku’s voor de aanwezigen. Kortom: welkom aan al wie even tot rust wil komen en graag wat komt babbelen. Over haiku, maar ook over de andere dingen des levens. We hebben al tijdens het HAIKUCAFé heel wat gefilosofeerd. Zelfs over poëzie en artificiële intelligentie.

Je bundels verschenen bij Pigmalion, dezelfde uitgeverij waar in 2022 het haikutijdschrift Ya verscheen. Ya verschijnt, evenals Vuursteen, vier keer per jaar. De eerste jaargang zit erop en het lentenummer van 2023 is in aantocht. Er was een reden om Ya in het leven te roepen, zoals je ook een reden hebt om te kiezen voor laagdrempeligheid. Is de kwaliteit van een haiku niet belangrijk voor je?
Het idee was om een soort van instaptijdschrift te maken, aanvullend op Vuursteen. Vuursteen is vooral bedoeld voor de reeds gevorderde haikuschrijver én haikulezer. Maar ik wil graag ook mensen met haiku bereiken die er pas kennis mee maakten of er voor het eerst kennis mee willen maken en hou het daarom minder gespecialiseerd, trek het ook meer open naar taal en poëzie in het algemeen.  Kwaliteit is uiteraard belangrijk, maar even belangrijk is het aanzetten tot schrijven en vooral het promoten van het plezier dat je eraan kunt beleven, ongeacht of het nu een prijswinnende haiku wordt of niet. Daarom geef ik met ya ook graag een platform aan beginnende dichters, die op die manier hun haiku’s tussen die van ervaren haikudichters zien verschijnen. In de hoop hen zo aan te moedigen, te motiveren om te blijven schrijven, verder te groeien en te zoeken naar een eigen stijl. Kwaliteit is overigens een heel relatief begrip en al zeker bij haiku. De beoordeling hangt immers sterk af van de perceptie die je over dat kleine gedicht hebt. Een perceptie overigens die ook in Japan erg varieert. Getuige daarvan de vele haikuscholen, met telkens andere klemtonen tot zelfs eigen regels of definities.

Zie je net als ik ook een beetje het gevaar van laagdrempeligheid? Werkt het bijvoorbeeld niet in de hand dat de maker van de haiku te snel tevreden is? Welke kwaliteitsnorm geldt zelfs bij de laagdrempeligheid voor je? In ons gesprek waren we het erover eens dat de taal rijk is, rijk genoeg om een haiku die het net niet heeft nog eens te bekijken denk ik.
Ik denk dat laagdrempeligheid als zodanig best oké is. Elke dichter moet voor zichzelf uitmaken of hij enkel voor het plezier schrijft of hogere doelen heeft. En je eigen, misschien wat mindere haiku tussen betere zien verschijnen, werkt volgens mij net motiverend om niet te snel tevreden te zijn. Ook hier hangt veel af van de persoon in kwestie: wat wil hij of wat wil zij niet. Ik vind het een beetje beperkend om enkel kwaliteit (en wie mag die uiteindelijk beoordelen en bepalen wat wel of geen kwaliteit is?) voorop te stellen. Ik stel liever het plezier voorop. En beleef je er plezier aan, dan zul je automatisch verder zoeken en steeds beter worden. Laat dat de missie zijn van ya: het plezier van haiku uitdragen en daardoor aanmoedigen om te schrijven en te lezen. En om beter te worden. Zo ontdekken sommigen misschien bij zichzelf een haikutalent en worden het uiteindelijk ‘grote meesters’. Zonder die laagdrempelige aanzet, zonder die kans die ze krijgen, was hun talent misschien nooit tot ontwikkeling gekomen. Is dát doel van ya niet zoveel mooier, dan het bestaande talent slechts bevestigen?

Persoonlijk zie ik wel een toekomst voor Ya en Vuursteen als één geheel. Vuursteen voor de meer gevorderde dichters en Ya als een soort kweekvijver? Deel je die mening?
Ja, absoluut. Zie mijn vorige antwoord. Bovendien ben ik iemand die graag experimenteert. Wat ik vandaag interessant en belangrijk vind, is niet noodzakelijk wat ik morgen boeiend ga vinden. Laat mij zoeken, spelen, proberen, experimenteren en op die manier misschien nieuwe vormen en schatten vinden. Haiku is zo’n rijke vorm van poëzie, dat je eindeloos kunt blijven variëren op zoek naar nog meer moois. Laat mij Bashō citeren: Lik niet het kwijl van anderen. Zoals de seizoenen veranderen, vernieuwen de dingen zich. Laat mij met ya maar zo’n vernieuwer zijn. Hoe ya er met andere woorden in 2024 en verder zal uitzien, weet ik op dit moment ook nog niet en wil ik zelfs nog niet eens weten.

Waar komt die bevlogenheid vandaan? Waarom wil je zo graag de mensen enthousiasmeren om poëzie te gaan lezen? Dat haiku een nog kleinere rol speelt in het leven van de meeste mensen dan de andere poëzie is bekend. Wat verwacht je ervan, wat geeft het jezelf?
Mijn ervaring is dat iedereen door haiku geraakt kan worden als hij of zij er maar op een boeiende, bij voorkeur speelse wijze kennis mee kan maken en ontdekken dat haiku poëzie van en voor iedereen is. Niet voor niets is een min of meer letterlijke vertaling van het Japanse woord ‘haiku’: klein luchtig vers. Een haiku ligt binnen eenieders mogelijkheden. Het is een spel, een vorm van vermaak via de taal. In Japan is het zelfs een volksvermaak, dat men samen op feesten doet, zoals wij soms samen kaartspelen. Of het dan een goede haiku wordt of niet, is in eerste instantie niet zo belangrijk, vind ik. Haiku lezen en haiku schrijven leert je om anders naar de doodgewone dingen om je heen te kijken, waardoor je je rijker gaat voelen. Je gaat vanzelf meer nuances, kleuren, vormen, verschijnselen zien. Dat is wat velen die bijvoorbeeld een haikuweekend of -workshop meemaakten achteraf verklaren: dat hun leven rijker werd. Je hoeft geen groot dichter te worden om van haiku te kunnen genieten. Alleen al het focussen op kleine, doodgewone dingen om je heen en er opnieuw verwonderd door kunnen zijn, heeft een grote waarde voor je welzijn. Haiku is niet alleen literatuur, het is ook een levenswijze. Net daarom vind ik het plezier dat je eraan beleeft zo ontzettend belangrijk. Je gemoed wordt er lichter van, je leven luchtiger. Daarom dus tot slot deze wijsheid over haiku, die ik hier en nu bedenk: Eerst lichter, dan dichter.

 

Drie haiku’s uit de bundel Vederlicht, Geert De Kockere en Nelleke Verhoef (illustraties), uitgever: Pigmalion:

Ik denk aan moeder.
Achter mij valt plots een tulp
ritselend uiteen.
Wie knipte er toch
van het winterkoninkje
dat staartje zo kort?
Stad in de verte,
slechts een smalle reep tussen
hemel en aarde.

 

 

 

 

 

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...