LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Piet Gerbrandy – Niet zonder geritsel

5 apr, 2023

De treinritten van Piet Gerbrandy

door Jan van Gulik




In het voorjaar van 2022 stelt Piet Gerbrandy in een interview met de Volkskrant dat de meeste van zijn gedichten tot stand komen in de trein. Zo lees ik ook zijn dichtbundel Niet zonder geritsel. De bundel bestaat uit 28 sonnetten, ofwel ‘treinritten’, waaronder het gedicht ‘Herinneren jullie je (…)’ (de sonnetten hebben geen titel) op pagina 32.

Herinneren jullie je hoe wij op stoffige zandpaden in de schaduw van destijds
gemengde bossen met onze nieuwe nog niet ingeleverde zakmessen speelden dat wij
landveroveraars waren die achteloos grenzen verlegden?

Wij hebben het verkloot vriend jij en ik wij werden duivels
———–goed in talen leerden begrijpen wat swingt en wat niet

en intussen begonnen de ijzen steeds sneller te smelten
———–verdorde de aarde herkenden machines gezichten duidden

beeldspraak stierven eens wierige zeeën vol vliegdekschepen
———–de dood in terwijl wij broze voetnootgeschriften

uitsneeuwden over steeds blotere steppen waarop steeds
———–schralere zolen smachtten naar zoele oasen

Wanneer het in de zomer na weken droogte eindelijk weer eens luid plenst verlaat ik
mijn onleefbaar geworden bibliotheek om op blote voeten het gebleekte gras te
betreden waaronder microben zich vrolijk vermenigvuldigen.

[ p.32]

Gerbrandy komt in de eerste strofe van ‘Herinneren jullie je (…)’ op gang door zijn lezer te herinneren aan een zorgeloze tijd, waarin ’wij landveroveraars waren die achteloos grenzen verlegden’. Het gebruik van ‘wij’ komt veel voor in Niet zonder geritsel, in het bijzonder wanneer Gerbrandy enkele maatschappelijke thema’s introduceert. De dichter observeert hoe de mens bijvoorbeeld tekortschiet wat betreft zijn handelingen ten opzichte van de natuur. De mens stelt zich op als ‘landveroveraar’, die in de naam van de vooruitgang zijn leefklimaat ruïneert. Gerbrandy steekt hierbij ook zijn hand in eigen boezem, zo blijkt uit het sonnet ‘Toen de valleien (…)’ op pagina 21: ‘denkend aan leed dat ik dagelijks aanricht want ben / die zak van vlees die koopt en eet en ademt’.

In het middenstuk, bestaand uit vier distichons, maakt Gerbrandy snelheid. Alliteraties als ‘verkloot vriend’, ‘steeds sneller te smelten’ en ‘steeds schralere zolen smachten naar zoele oasen’ verhogen het tempo in ‘Herinneren jullie je (…)’. Daarnaast is de zinslengte en de woordlengte in het middenstuk korter dan in de eerste en in de laatste strofe. De meeste woorden bevatten niet meer dan twee lettergrepen. Gerbrandy’s opvoering van het tempo past bij de mechanisering, die hij duidt in ‘Herinneren jullie je (…)’. Terwijl ‘machines gezichten duidden’, sterft de ‘beeldspraak’. Uit Niet zonder geritsel merk ik teleurstelling op. Gerbrandy laat zich in meerdere sonnetten uit over de schijnbare vooruitgang van de mens, die in werkelijkheid zijn belevingswereld verkleint en zijn voortbestaan in gevaar brengt. Een ander voorbeeld hiervan vind ik in de laatste strofe van het gedicht ‘De stelling als (…)’ op pagina 15, waarin Gerbrandy zich uitspreekt over de gevolgen van de digitalisering: ‘Nu we schuldbewust besloten hebben onze schuilplaats niet meer te verlaten voor / verrijkende reizen blijkt de digitale zoektocht naar ongebreidelde verbeelding / minstens evenveel energie te kosten als verstikkend vliegverkeer.’

In de laatste strofe van ‘Herinneren jullie je (…)’ neemt Gerbrandy gas (of biogas) terug. De dichter schept in drie langere regels een anekdote, waarin het middenstuk wordt verklaard. Deze anekdote betreft dikwijls een concrete gedachte of observatie, waarin hij het inzicht dat hij in het middenstuk heeft opgedaan onder woorden brengt. Gerbrandy grijpt hierbij terug op het thema dat hij in de eerste strofe introduceert. In ‘Herinneren jullie je (…)’ wordt de herinnering in de eerste strofe gevolgd door een ervaring in het nu. De dichter merkt op dat het ‘achteloos grenzen’ verleggen, heeft geleid tot ‘droogte’, hetgeen dat ook spreekt uit ‘het gebleekte gras’. Het middenstuk, waarin Gerbrandy een proces beschrijft, ligt vaak ten grondslag aan deze conclusie. De aarde is ‘verdord’ door het ‘duivels’ handelen van de mensen.

Het meest prominente thema van Niet zonder geritsel betreft de verhouding tussen de mens en de natuur. Gerbrandy’s visie op deze verhouding wordt duidelijk in de laatste strofe van het sonnet ‘Aan de zoom (…)’ op pagina 25: ‘Waartoe heeft men ooit besloten de vrij toegankelijke en ruimhartig haar gaven / schenkende aarde op te delen in voor specifieke teelt omheinde percelen en het / zwierig water in harde bassins op te sluiten?’. De dichter stelt dat het bewerken van de aarde negatieve gevolgen heeft voor het planten- en dierenrijk. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de microstructuren, zie ook de bijzondere tekeningen van de kunstenaar Anne van Herreweghen, die in de bundel zijn opgenomen. Met rode accenten vestigt Van Herreweghen de aandacht op een specifiek onderdeel van mens, dier, plant of microbe. De accenten wekken bij mij verwondering op, de verwondering die Gerbrandy in Niet zonder geritsel enkel aan ‘de dieren’ toeschrijft (zie de eerste strofe van ‘Toen de valleien (…)’ op pagina 21).

In de 28 sonnetten in de bundel Niet zonder geritsel merk ik op dat Piet Gerbrandy verwondering probeert op te wekken. De mens lijkt murw geslagen, onder andere door ‘de digitale zoektocht naar ongebreidelde verbeelding’ (zie de laatste strofe van ‘De stelling als (…)’ op pagina 15). Verbeelding en verwondering zijn twee belangrijke begrippen om in acht te nemen bij het lezen van Niet zonder geritsel. De mens beweegt zich in de sonnetten van Gerbrandy tussen het mechanische ‘beeld’ en het bezielde ‘wonder’. De dichter acht dat het mechanische de overhand neemt en brengt daarom het bezielde onder de aandacht door middel van geëngageerde poëzie vol natuurmetaforen. De 28 sonnetten proberen de lezer, maar ook de dichter zelf, te overtuigen om de natuur op een andere manier te behandelen.
____

Piet Gerbrandy (2022). Niet zonder geritsel. Uitgeverij P, 63 blz. € 19,00. ISBN 9789493138896

     Andere berichten

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

De grootsheid van kleine dingen door Hettie Marzak - - Op Wikipedia wordt uitgelegd wat kamermuziek is: ‘muziek voor kleine, enkelvoudige...