‘En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op aarde’
door Æde de Jong
–
–
Kleine wereld van Mattijs Deraedt is geen waardeoordeel over een bekrompen levensvisie, maar juist de typering van de mate waarin iemand inzoomt op de wereld – oog voor detail. Zien wat anderen niet zien, verwondering over wat sommigen vanzelfsprekend en anderen zelfs banaal vinden. Het is zintuiglijke poëzie, waarbij geluiden in de tekst worden geïmiteerd (de shhh van een auto op een nat wegdek, de riiiing van een fietser) en de ‘echo van een gitaar’ en ‘het rinkelen van glas’ zich in het geheugen hebben vastgebeten. Het is niet alleen oog voor detail dat deze poëzie kenmerkt. De observaties worden scheutig aangevuld door de verbeelding:
met al hun bemoste takken en al hun wortels:
‘We hebben ze gezien, jullie voorouders,
de vissen, de vogels, de dieren en de stilte
die als een touw om hun nek hing,
de grond en wat daarin leeft,
de maan, de zee, het vuur, de storm.’
Ik hoor zelf ook weleens een auto rijden, maar tegen mij zwijgen de bomen. In de stad ziet de spreker de ‘oerwereld’ terug. Het is poëzie waarin de aarde spreekt, ‘met een stem van gruis en kiezels’. Je kunt de opgeroepen beelden horen, voor je zien en soms bijna ruiken. En het zijn vaak geuren die herinneringen oproepen, zo ook bij de spreker(s) in de poëzie van Deraedt. De geur van de ‘complexe humus’, zoals hij de aarde noemt, voert hem terug naar zijn verleden en brengt jeugdherinneringen naar boven. Het is grond waar zijn ‘jeugdherinneringen als spades in geplant zijn’.
Ondanks het oog voor detail heeft de poëzie ook wel iets grotesks, bijvoorbeeld in ‘Museum’:
van Hilma af Klint aan de muur.
Staar in spiralen, in de hoop
iets over het universum te ontdekken:
–
hoe melkwegstelsels in elkaar schuiven,
moleculen samenklitten tot ammonietschelpen,
Fibonacci, eisprong, de kleuren van het licht.
–
(…)
–
Wanneer de regen komt,
hoop ik dat de Heer
ons de hand boven het hoofd houdt.
In het gedicht ‘Meer’, dat uit één strofe bestaat en een soort eenheidsbewustzijn of non-dualiteit schetst, krijgt het groteske pantheïstische trekken:
Maar als je mij het water als een zwart laken over je heen zou laten leggen
en je eronder zou blijven liggen, uren, dagen, weken, tussen de vissen,
tussen de stenen, misschien zou je dan de buikvin van een nachtboot
door je heen voelen glijden en de zon onder je voelen ademhalen,
misschien zou je dan toegeven dat jij inderdaad het meer bent.
Talrijke parkieten
Deraedt heeft iets met vogels, bijvoorbeeld ‘duiven / die uit het gras opwolken als uit de mond van God’ of ‘een merel die hupt en wipt’, maar vooral met (halsband)parkieten. Meerdere gedichten gaan erover en ook op de cover en tussen afdelingen vinden we illustraties van parkieten. Daar zitten twee leuke anekdotes achter, die Deraedt ook, zoals wel meer dichters de laatste tijd, uit de doeken doet in de verantwoording. In beide gevallen worden enkele parkieten losgelaten om zich vervolgens als een gek voort te planten, de ene keer door een eigenaar van een park in Brussel, de andere keer door Jimmy Hendrix in Londen. Dat de parkieten die Hendrix in Londen losliet Adam en Eva heetten, was koren op de molen van Deraedt, die in de bundel veelvuldig naar Genesis verwijst.
Vlees noch vis
Deraedt beschrijft ook meerdere keren een voor vegetariërs herkenbare sensatie. In het gedicht ‘Zalm’ is de zalm ‘[z]o roze dat het lijkt alsof iemand het vlees / met een dun penseel beschilderd heeft.’ Over kweekzalm is hij stellig: ‘Dit is geen zalm meer, meneer. Dit is de idee van zalm.’ Ook het gedicht ‘Rood vlees’ is ronduit onsmakelijk, natuurlijk precies de bedoeling. De spreker eet vlees, maar probeert zichzelf ervan te overtuigen dat het geen vlees is. Terwijl hij aan het eten is, wil hij er liever niet bij stilstaan ‘dat deze materie gekweekt is op een skelet’. Hij doet een verwoede poging om van het dode voedsel ‘levenloze massa te maken’.
‘To see a world in a grain of sand’
De wereld van Deraedt is niet zo klein als de titel van de bundel doet vermoeden. Hij ziet in alle kleine dingen het grote geheel weerspiegeld; om met Bob Dylan (en William Blake) te spreken: ‘In the fury of the moment I can see the Master’s hand / In every leaf that trembles, in every grain of sand.’ Deraedts poëzie is echter wel een stuk lichter. De gedichten behandelen grote thema’s, maar missen soms de diepte om ontroering, vervoering of voor mijn part walging teweeg te brengen. Ook staan er weinig regels in de bundel die je na lezing bijblijven. Het is geen slechte poëzie, maar Deraedt lijkt toch niet helemaal te zijn geslaagd in wat hij zich met de bundel heeft voorgenomen.
____
Mattijs Deraedt (2023). Kleine wereld. PoëzieCentrum, 80 blz. € 22,00. ISBN 9789056551308