LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

De Naumachie

18 jun, 2023
door Hans Franse

 

© Pulchri Studio

 

Couperus hield van Italië, meer dan van Indië, schrijft hij zelf. Het waren vooral de steden Venetië, Florence en Rome die hem boeiden. Brindisi vond hij niets. In Orvieto vraagt hij zich af of het stadje nog wel bestaansrecht heeft met slechts één kunstwerk in de Duomo.
Hij verklaart die voorkeur: onder elke voetstap voelt hij de klassieke oudheid vibreren, waardoor hij inspiratie opdoet. Inderdaad komt Couperus ver in zijn grootse verbeelding van de klassieke oudheid. Ik ben ervan overtuigd dat als De berg van licht over het korte leven van de man-maagd Keizer Heliogabalus in een wereldtaal als Frans of Engels was geschreven, het bij de grote werken uit de wereldliteratuur zou horen. Als je dit in een bijna nieuwe, geparfumeerde taal geschreven werk vergelijkt met dat van Antonin Artaud, dan steekt het werk van de Fransman er bleekjes bij af. Ook uit zijn roman De komedianten blijkt niet alleen zijn verbeeldingskracht, maar ook zijn eruditie en zijn vakmanschap.
Onlangs herlas ik het verhaal De Naumachie, mijn eerste kennismaking met Couperus’ werk: pater van Hees sj. die wij ‘het paard’ noemden, las het voor in de eerste klas van het gymnasium. Hij las veel voor en dat was fijn. Later hoorde ik hoe Albert Vogel het declameerde. Door het open einde is het het enige verhaal van Couperus waarvan ik het jammer vind dat hij het niet tot een roman heeft uitgewerkt.
Het verhaal voert ons terug naar de tijd van Keizer Claudius, de gehandicapte keizer tegen wil en dank, geboren in 10 v.Chr. in Lugdunum (nee, niet Leije maar Lyon). Het leger verhief hem tot keizer in 41 na Chr.. Hij bleef in functie tot 13 oktober 54. Het was een sluwe en onberekenbare bestuurder, eigenlijk voorstander van de republiek, die vooral op technisch gebied veel verbeterde. Naast de haven van Ostia voltooide hij het grootste technische werk uit de klassieke oudheid. Het verhaal van Couperus heeft alles met dat grootste werk te maken.

 

foto’s © Hans Franse

De feiten: in de Apennijnen aan de oostkant van Italië, nu in de gemeente Avezzano, provincie Aquila, lag in die tijd een groot meer: het meer van  Fucinus. Het gaf overlast en reeds Julius Caesar probeerde een oplossing te vinden, waarin hij niet slaagde. Keizer Augustus lukte het ook niet. Claudius, de stotterende, kreupele, lukte het wel. Elf jaar lang werkten 30.000 mensen aan een soort drainageproject, waarbij een berg doorboord moest worden.

De tunnels van Claudius (de ‘cuniculi di Claudio’ zegt men hier) is een complex van 6.6 km. lang. Na 11 jaar werden de sluizen geopend om het water af te voeren: het moest een groot feest worden. Er zou een door gladiatoren nagespeelde zeeslag plaats vinden, een naumachie, waarbij niet op een mensenleven gekeken werd: de zwaar geharnaste gladiatoren (vaak gestrafte misdadigers) hadden geen schijn van kans als ze van de schepen in het water belandden. De verbeeldingskracht van Couperus levert een briljant verhaal op: een jonge gladiator Pollio, een van de tien en de enige van zijn groep die overleeft, vertelt gedetailleerd het verhaal van de feestelijke opening, het gevecht en zijn redding.

Robert Graves schreef, zich baserend op veel klassieke bronnen een gefingeerde autobiografie van Claudius in twee delen I Claudius en Claudius the God, in schitterend Engels en ooit tot een tv-serie bewerkt, waarin Derek Jacoby de keizer speelde. Wat zegt ‘Claudius zelf’ over dit werk. ‘I might as well mention the last of my three great engineering undertakings, the draining of the fucine lake…’ The project for draining it had long been discussed. The inhabitants of that part of the country, who are Marsians, (het gebied is nu als de Marche bekend), once petitioned Augustus about it, but after due consideration, he turned down their request on the ground that the task was too laborious…’. Landeigenaars vragen Claudius het alsnog in overweging te nemen. Ze willen 2/3 van de kosten betalen als ze er grond voor terugkrijgen. De sluwe Claudius wijst het verzoek af: als ze zo veel willen betalen moet het land veel meer waard zijn. ‘The problem seemed a simple. One had only to cut a channel three miles long through a hill…thus allowing the water to escape into the river Liris…I decided to start at once…’. Het valt tegen, grootvader Augustus had gelijk. ‘They came on huge masses of solid rock that had to be hacked away piece by piece…’ Claudius wil niet opgeven: ‘I refused to be beaten…The channel was completed only the other day… Soon I shall give the signal for opening the sluice-gates and letting out the lake-water.’
We gaan terug naar gladiator Pollio, die minutieus het gevecht en zijn gevoelens beschrijft. Wachtend op zijn trireem ziet hij een patriciërsvrouw, Hij raakt met haar in gesprek, zij geeft hem een scarabee ter bescherming. Zij lijkt de moeite waard om ervoor in leven te blijven.

De keizer geeft het signaal: het gevecht begint. Op een gegeven moment is hij de enige die overblijft. Hij gespt zijn harnas af en zwemt naar de kant, komt bij zijn patricische en samen bekijken zij hoe de sluizen opengaan die het vele water niet kunnen verwerken. Er ontstaat een angstige chaos. Zij moeten hogerop vluchten.
Dan komt het open einde: de lezer moet alles zelf invullen. Pollio stelt zijn patricische voor naar Marrubium te gaan ‘…om daar in een goede herberg, waar ik bekend was, bij een beter maal dan droge oliebollen en verschrompelde vijgen, te bespreken wat ons te doen stond’.
Lees het prachtige verhaal nog eens, vooral de beschrijving van de keizer. Maak het in gedachten af. Ik wil binnenkort die kant uit trekken om de plek te bekijken, waar nog veel te zien schijnt te zijn. Misschien levert de plek inspiratie op voor een happy end.

foto’s © Pina De Ca

 

 

 

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...