LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Onze mijnheid vieren

4 jun, 2023
door Jan Loogman

 

We zitten in een pastabar in de Amsterdamse Van Woustraat. We eten pasta, hij all’ arrabiata, ‘de tomatensaus is lekker pittig’, en ik met zeevruchten, ai frutti di mare. Tafels en stoelen ontbreken. We zitten op hoge krukken naast elkaar voor het raam, de borden voor ons op een brede vensterbank. Het is lawaaiig en wie zich voor zijn omgeving verstaanbaar wil maken kan niet anders dan luid spreken. Dat doen dan ook de vrouwen die links van ons eveneens naast elkaar voor het raam zitten. Ruim een uur lang (we aten vooraf verrukkelijke bruschette) kennen zij geen terughoudendheid, niet in volume en ook niet in gespreksstof. ‘Wat kunnen die praten,’ zegt hij wanneer we uitgegeten zijn en buiten tussen de straatgeluiden lopen. Hij vertelt waar zij over spraken. Ik wil Czeslaw Milosz aanhalen, maar zwijg.

‘Mijn ouders, mijn man, mijn zuster.’/ Ik ontbijt in een cafetaria, luister aandachtig. / Vrouwenstemmen ritselen, hun vervulling vindend / in het ritueel dat wij niet kunnen missen. / Tersluiks beschouw ik hun drukke monden. / En ik geniet ervan dat ik hier op aarde ben, / nog een ogenblik, samen, hier op aarde, / waar we onze kleine mijnheid celebreren.

Voor wie zichzelf niet als prater ziet, is er een drempel. Hij (zij, die) vraagt zich in de stilte, opeens gevallen of nooit opgeheven, af wat hij nu eens kan zeggen om het ijs te breken. Meestal komt hij tot niets, er komen geen gedachten en die wel komen vindt hij te onnozel om uit te spreken. De stilte duurt voort, terwijl ook het denken doorgaat: …in gedachten doe je alle deuren open, / de deuren, waar je vergeefs voor hebt gestaan, schrijft Starik ergens.

Wie zich overgeeft aan het moment, uitspreekt wat in hem (haar, hen) opkomt, heeft geen last van een drempel. Voor hem is het spreken wat het schrijven van een opstel is voor de jongen over wie Bart Moeyaert schrijft: Een opstel is bewaard gebleven. / Het heet eenvoudig: Wat een dag! // Ik schreef over de bal, de boterham die / in het zand viel, de busreis weer naar huis. // Uit alles sprak dat ik vandaag niet te geloven had genoten. De bal, de boterham, de busreis, bij elkaar leveren zij de jongen een onvergetelijke dag op, een dag die een uitroepteken waard is. Een ander, misschien de tot volwassene uitgegroeide jongen, zou de ervaringen amper registreren. Zulke simpele zaken. Om de dag voor hem een uitroepteken waard te laten zijn moest een ervaring van hoger niveau geregistreerd worden. De hoge eis resulteert vanzelf in een leven zonder uitroepteken. Veel fijner is het natuurlijk zomaar ‘ja’ te zeggen en ook kleine genoegens te waarderen. Dat kan in stilte, maar ook in drukke gesprekken kan ‘onze kleine mijnheid’ gevierd worden, niet zozeer omdat we van onszelf onder de indruk zijn, maar omdat we genieten van het leven.

Ik loop over een lentegroene glooiing, schrijft Szymborska. / Gras, bloemetjes in het gras / als op een plaatje voor kinderen. / De lucht, nog nevelig, begint al te blauwen. / In de stilte klinkt het uitzicht op andere heuvels….// …Het is negen uur dertig lokale tijd. / Alles is op zijn plaats, in voorbeeldige harmonie. Ja, ook zwijgend kan genoten worden. Zoals mijn zoon en ik hier lopen, we zijn vanuit de Van Wou over de Ceintuurbaan naar de Amstel gelopen, vanaf de brug zien we roeiers wegvaren van het botenhuis, het water rimpelt, wij lopen door.

 

afbeeldingen:
gevallen boterham
pasta all’arabiatta
roeiers

 

 

 

     Andere berichten

Nog maar eens: Lucebert

Nog maar eens: Lucebert

door Jan van der Vegt       Ik vrees, beste lezers, dat ik mijzelf herhaal, maar het moet wel, want het houdt niet op....

Voetballende dichter

door Ko van Geemert   In de tijd dat ik op de lagere school zat, jaren vijftig, begin zestig, was ik zo vaak als mogelijk buiten, op...