LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Boris Kanen

20 jul, 2023

‘Het gaat om menselijkheid en vergankelijkheid in al haar aspecten’

door Alja Spaan

 

Boris Kanen, geboren op 24 december 1973 te Nijmegen, groeide op in de regio Eindhoven en is sinds de jaren negentig woonachtig in Amsterdam. Hij debuteerde in april 2018 met de dichtbundel Klanken als de stilte valt. Een jaar later verscheen Veren komen niet uit de hemel vallen, welke een vierde druk had in 2021. In dat jaar verscheen ook zijn derde bundel De fonkeling van licht.
Verbinding maken met de ander is wat de maatschappelijk betrokken dichter drijft en waarvoor hij indien nodig barrières weet te beslechten, zowel in zijn poëzie als in zijn werk als medisch specialist (internist-endocrinoloog), in bestuurlijke rollen en in liefdadigheidswerk. Zo richtte hij onder andere een fonds voor dwarslaesie-onderzoek op en is hij een van de initiatiefnemers van een grootschalige landelijke hulpactie die tot op de dag van vandaag essentiële en schaarse medicatie en medische hulpgoederen van dokter tot dokter, van ziekenhuis tot ziekenhuis, tot aan het front en in de schuilkelders van het door oorlog geteisterde Oekraïne weet te brengen. Zijn poëzie wordt als beeldend, bevlogen en sensitief beschreven.


Tijdens een lezing ging je in op het verband tussen geneeskunde (zorg in het algemeen) en poëzie. Wat is dat verband?
Zowel in de zorg als in de poëzie draait het voor mij om het maken van verbinding, van mens tot mens. Het gaat om menselijkheid en vergankelijkheid in al haar aspecten. Je kunt medisch-technisch nog zo vaardig zijn als arts, je kunt nog zo taal-technisch vaardig zijn als dichter, het wordt pas helpend, verzachtend, bevrijdend en mooi als je die vaardigheden weet aan te wenden om een oprechte verbinding met de ander te maken. Schoonheid zit in het ervaren van iets bijzonders (hoe alledaags soms ook) dat betekenisvol en soms tijdloos aan kan voelen tegen een achtergrond van de onafwendbare vergankelijkheid.

In een interview in het Noord-Hollands dagblad  staat dat in je gedichten de mens centraal staat. Je inspiratie komt uit het leven van alledag. Hoe werkt dat?
Het klopt dat ik erg geïnspireerd word door de innerlijke wereld van de mens en hoe die interacteert met de externe wereld. ‘Het menselijke lot’ met al zijn hoogte- en dieptepunten, met al zijn paradoxen, fascineert me. En hoewel mijn gedichten vaak gaan over gedachten, emoties en verlangens, is de externe wereld vaak de projectie èn het spiegelbeeld tegelijkertijd. En zo kan het, dat een gedicht over een innerlijke wereld soms toch veel weg heeft van bijvoorbeeld landschapspoëzie (en vice versa). Gaat niet bijna alle poëzie uiteindelijk over de mens: de mens in de wereld, de wereld in de mens?

Wondvocht

Niets is hier
voor iemand onbekend.
Raak mij aan en voel
daar, hoe jij zelf bent
Aan naaktheid, verwondingen,
beeldhouwend ons wezen.
Aan volmaaktheid,
al dan niet genezen.

uit Wondvocht, Magazine Interne Geneeskunde, 2022

Groeide je op met poëzie?
Ja en nee. Nee, omdat ik me niet kan herinneren dat we thuis over poëzie spraken. Ook moet ik toegeven dat ik, hoewel ik wel voor mijzelf al dichtte, niet geïnspireerd werd door de lessen Nederlands op school, helaas. Dat lag niet aan de docenten overigens. Het was meer dat ik de passie, verwondering, bezieling die poëzie en literatuur toch kenmerkt, niet wist te herkennen in de vrij cognitieve en analytische aanvliegroute van het curriculum Nederlands. Maar ja, toch groeide ik wel op met poëzie, maar dan op een juist wat latente, subtiele wijze, die vooral mijn vader met zijn enorme liefde voor literatuur en klassieke muziek met zich meebracht. Als puber hingen die klassieke muziek en al die boeken, waarover je soms letterlijk struikelde, me wel eens de keel uit. Maar later ben ik het toch gaan waarderen. Dat we een interesse voor poëzie deelden, werd pas veel later duidelijk toen hij na zijn pensioen duizenden klassieke stukken van allerlei componisten, met een voorliefde voor Schubert, zingbaar herdichtte en niet alleen online, maar ook in boekvorm publiceerde. Hij was ook degene die me met de opmerking ‘Een gedicht is geschreven om gelezen te worden’ ertoe bracht om mijn gedichten, weliswaar toen nog anoniem, op poëzie-forums te plaatsen. En zo heeft het zich verder ontwikkeld.

In datzelfde interview zeg je ook dat je geen ‘dichtende dokter’ genoemd wil worden. Toch kom ik deze aanduiding steeds tegen. Hoe uniek is deze combinatie?
Hahaha, ja dat heb je goed gezien. Ik meen me te herinneren dat het vooral voortkwam uit de vraag of ik tijdens mijn werk ook gedichten schrijf, of de poëzie en het dokteren ‘vermengen’. Het antwoord daarop was dat ik die twee gescheiden heb. Ik schrijf geen gedichten tijdens mijn werk en ik ben niet met mijn vak als arts bezig als ik dicht. Dus in die zin ‘geen dichtende dokter’. Maar natuurlijk heeft de journalist er wel heel professioneel een pakkende titel van gemaakt die juist een bepaalde spanning oproept. Heb ik er problemen mee? Nee, helemaal niet. Toen de uitgever me het voorstel deed om een eerste eigen bundel uit te brengen, heb ik er namelijk bewust voor gekozen om mijn eigen naam te gaan gebruiken. Een mens heeft verschillende rollen in het leven: zoon, partner van, vader, arts en tja… ook dichten deed ik al lang. Ergens komen die rollen in je samen, hoe verschillend soms ook. Zoals gezegd zie ik veel paralellen tussen de geneeskunst en de poëzie en zo sterk verschillen die rollen in mijn beleving dan ook niet. Een ‘dichtende dokter’ voelt voor mij in die zin niet als iets ‘geks’ en er zijn zeker ook meerdere voorbeelden van. Zo was John Keats niet alleen een romantisch dichter, maar hij studeerde ook geneeskunde. Ook anderen als J. Slauerhoff, Rutger Kopland, Vasalis, Toon Tellegen, William Carlos Williams, Oliver Wendell Holmes sr., Friedrich Schiller en Anton Chekhov combineerden een leven voor de poëzie met een leven in het medische werkveld. Nu zal ik mijzelf niet met dit soort grootheden vergelijken, maar het geeft maar aan dat we als mens nu eenmaal verschillende rollen en identiteiten hebben en dat we onszelf niet te veel zouden moeten laten voorstaan op een of enkele daarvan. Zoals Walt Whitman zo prachtig in zijn gedicht Song of myself verwoordde:  ‘I contain multitudes’. Oftewel: als mens zijn we complexe wezens met vele facetten, emoties en perspectieven. Laten we die soms tegenstrijdige diversiteit vooral omarmen. Het is wat ons menselijk maakt en de (h)erkenning daarvan is de brug van mij naar jou en van ons naar de ander en weer terug.

Op Facebook staat een gedicht met daarin de regel ‘jezelf zijn in een gedicht is als naaktlopen’. Moet je altijd jezelf zijn? Echt zijn?
Als ik schrijf, moet ik inderdaad heel dicht op mijn eigen gedachten, emoties en zintuigen zitten. Daarom vind ik het Nederlandse woord ‘Dichter’ ook veel mooier en poëtischer dan het chiquer klinkende ‘Poëet’. ‘Er heel dicht op zitten’ is echter nadrukkelijk iets anders dan ‘erin opgaan’. Als je heel erg opgaat in een beleving, of het nu extase of woede is, dan is het moeilijk daarover te schrijven of zelfs te reflecteren. Poëzie begint bij mij bij het ontspannen maar aandachtig waarnemen zonder je er al te veel mee te identificeren. Nogmaals refererend aan Walt Whitman: ‘ik bevat meervoudigheden’. Dat kun je pas zien als je je niet slechts vereenzelvigd met een enkelvoudigheid in jezelf waartoe je aangetrokken wordt. Dus ja, ik herken poëzie, vind inspiratie en kan slechts verwoorden als ik mezelf herken c.q. ben. Maar dan niet ‘mijn zelf’ als dat in het oog springende construct dat zelfbeeld, ik of ego genoemd wordt. En het betekent ook, dat niet alleen je eigen autobiografische perspectief als uitgangspunt dient. Het is juist mooi om via het herkennen van al de verschillende facetten in jezelf, een sprong te wagen naar het perspectief van een ander en te proberen dát te verwoorden.

In een YouTube filmpje hoor ik je praten over ‘de innerlijke ervaring dat je niet zo competent bent als anderen denken dat je bent’. Is dat een ding?
Ik denk dat dit voor veel mensen herkenbaar is en het was voor mij zeker iets dat ik als een moeilijkheid heb ervaren in het mijzelf blootgeven. Hoewel sommige mensen zich zo overblazen dat ze het niet meer bij zichzelf kunnen (h)erkennen, is ieder mens naar mijn idee diep van binnen toch in bepaalde mate onzeker. Het is nagenoeg onmogelijk om aan de opdracht ‘wees jezelf’ te voldoen. Immers: waar vind ik dat zelf? Hoe herken ik het? Zo is het ook voor mij wel een ding geweest om mijzelf een dichter te noemen. ‘Ik freubel wat’ zeg ik meestal. En mijn gedichten noem ik vaak kriebels. Ik ben desondanks blij dat ik die weerstand toch wel heb overwonnen. Ik ben geen podiumbeest, maar wel een open en communicatief persoon en ik vind het ongelofelijk bijzonder als ik merk dat mijn gedichten bij mensen resoneren. Ik vind dat waardevoller dan met een gedicht van mij aan bepaalde conventies of definities te voldoen.

Kun je over alles schrijven? Ken je schaamte of terughoudendheid?
Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik overal over kan schrijven. Schaamte is een van de meest zware emoties die een mens kan hebben. Net als schuld. Iedereen ervaart het, vaak over zaken die uiterst herkenbaar en menselijk zijn. Niet zelden zelfs over zaken die niet eens aan jezelf toe te rekenen zijn en buiten je invloedsfeer liggen. Het delen van die schaamte is ontzettend bevrijdend en ik zou daar graag meer over dichten. Maar, het is nu eenmaal ook zo dat het uiterst kwetsbaar is èn maakt. En ik ben me heel bewust van het feit dat beeldvorming in de publieke en sociale omgeving ertoe doet. Het in de aandacht zetten van schaamte of schaamtevolle emoties, verlangens, gedachten of gedragingen vraagt enorm veel van de omgeving waarin dat gebeurt. Het vraagt veiligheid en een grote mate van oordeelloosheid. En dat is, juist in de publieke sfeer, niet iets dat snel gevonden kan worden. Een citaat van Carl Jung is: ‘nadenken is moeilijk, daarom oordelen de meesten’.

Wanneer wordt iets te persoonlijk of komt het te dichtbij?
Hier komt mijn beroep toch om de hoek kijken. Als arts is het mijn dagelijkse taak om emotionele, mentale en fysieke veiligheid voor anderen te creëren. Het eerste deel van de eed van Hippocrates zegt: ‘Primair niet schaden…’. Maar als arts, als ziekenhuis ligt er wel een aardig groot vergrootglas op je. En het is niet altijd de veiligheid die door dat vergrootglas loert. Een anekdote die het illustreert, is dat toen ik eenmaal besloten had in te gaan op het voorstel van de uitgever om onder mijn eigen naam een dichtbundel uit te brengen, ik me realiseerde dat ik als arts en op dat moment ook voorzitter van de medische staf, me wel aan een geldende media-code van het ziekenhuis moest houden. Ik zou mijn manuscript vóór publicatie aan de voorzitter van de Raad van Bestuur moeten laten lezen, zodat deze een inschatting kon maken ten aanzien van eventuele risico’s op reputatieschade en dergelijke. Zo was hij een van de allereersten die mijn zielenroerselen te lezen kreeg. Tot mijn vreugde was hij erg enthousiast en bleek hij zelf ook een poëzieliefhebber te zijn. Grappend biechtte hij op dat hij wel erg opgelucht was toen hij vaststelde dat het geen pornografie onder het mom van poëzie bleek te zijn. Komt seksualiteit, schaamte, lust, afkeer, liefde en intimiteit dan niet voor in mijn bundels? Zeker wel, maar hopelijk dan toch op een poëtische manier zonder banaal te worden.

De Proeverij

Nu ik weet hoe haar lippen proeven,
is ze als een stem in m’n hoofd en breekt mijn wil.
Fluisterend tot in de verste dalen van mijn denken,
stopt ze ’t stromen van het water en vallen vogels stil.

Op mijn verhemelte de zilte zucht van opwinding.
Op mijn netvlies geblakerde blinde vlekken van haar toorn.
De muskusgeur kleeft van versmelting
als wilde rozen aan hun groene doorn.

De hitte van gebruikte broeierige lucht,
zucht van alle rede ongemerkt beroofd
en verdrinkt me zachtjes in d‘r kleurenpracht.

Zij, verantwoordelijk voor de fluistering in m’n hoofd
en de ontluistering van mijn hart.

uit De fonkeling van licht, uitgeverij Hub Dohmen, 2021

Is schrijven therapeutisch?
Het woord ‘therapeutisch’ roept een associatie op met ‘een interventie op iets problematisch’. In die zin is het niet therapeutisch voor mij. Maar als je vraagt: ‘is het helend?’ Of ‘Is het bevrijdend’? Dan zeg ik volmondig ja.

 

Klimmen naar de zon

Zweef
Vederlicht
Kleef
Slechts aan licht

Laat niets
Verzwaren
Vergeet
De jaren

Droom
Met open ogen
Blijf
Constant

In verandering
Als enige
Vertrouwd
In los zand

uit Klanken als de stilte valt, uitgeverij Heimdall, 2018

 

Is de vorm waarin je schrijft belangrijk voor je?
Niet zo. Soms vind ik het leuk om mijzelf uit te dagen door een vaste vorm te kiezen als bijvoorbeeld een sonnet of een haiku. Soms leg ik me meer toe op metrum of rijm. In Veren komen niet uit de hemel vallen open ik elk hoofdstuk met een typogram. Maar over het algemeen gaat het me meer om de verwoording van iets, zonder al te veel focus op de vorm. Wel merk ik steeds meer, dat bepaalde vormen wel degelijk de inhoud of boodschap meer of minder tot zijn recht kunnen laten komen.

Je geeft een voorbeeld van inspiratie in een interview op Arts aan het woord : wakker schrikken tijdens een bereikbaarheidsdienst en in een vlaag van desoriëntatie iets voelen dat je uitwerkt tot een gedicht. Heeft inspiratie niet altijd te maken met loslaten en iets nieuws ontdekken?
Helemaal mee eens! Dat is eigenlijk waar ik op doel als ik zeg: om te schrijven moet ik heel dicht op mijn eigen gedachten, emoties en zintuigen zitten zonder erdoor meegesleept te worden, zonder er helemaal in op te gaan. Een motto waar ik naar probeer te leven, is de prachtige paradoxale wijsheid van Lao Tze: ‘Als je iets wilt vastpakken, moet je het eerst even loslaten. Als je iets wilt loslaten, moet je het eerst even vastpakken’. Dit geldt voor de poëzie, dit geldt voor het leven.

Je doet mee aan een project van Granate, Poëzie op de stoep. Op welke manieren geef je nog meer uiting aan je dichterschap?
Ja, dat is een ontzettend mooi initiatief waarbij poëzie buurtbewoners bij elkaar brengt. Het is een lofzang op diversiteit en inclusiviteit. In 2022 stopte mijn uitgever Dohmen. Daarmee kwam ook een eind aan de vaak geweldige poëziefestivals waar veel dichters, waaronder ik, optraden. Hoewel ik niet bijzonder vaak op het podium sta (grotendeels vanwege mijn vaak drukke werk en gezinsleven) treed ik desondanks wel her en der op. Laatst nog op het Spleen poëziepodium in het Einde van de Wereld, Amsterdam, maar ook in het verleden bij Poëzie op het Spoor in Amersfoort en op het Hoogte80 festival in Arnhem. Binnenkort mag ik als ‘writer-in-residence’ in het Muiderslot in de voetsporen van P.C. Hooft en zijn Muiderkring treden. Daar kijk ik erg naar uit, net als naar het leveren van een bijdrage aan een bloemlezing van Stichting Achterland over markante plekken in Noord-Holland. Sinds vorig jaar heb ik een vaste rubriek in het Magazine Interne Geneeskunde en komend jaar zal een ‘poëzie-brug’ voor voetgangers in de haven van IJburg gebouwd worden met daarop ook een speels gedicht van mij dat Aan de kade heet.

In hoeverre is een dichter maatschappelijke verantwoording schuldig? Is dat niet eenzelfde soort ‘zorgen voor’?
Dat vind ik een moeilijke vraag. Ik ben het eens met de stelling dat verantwoording afleggen een vorm van ‘zorgen voor’ is. Het is een manier om de omgeving transparant en veilig te maken. Toch geloof ik dat kunst, zo ook de dichtkunst, een vorm van intrinsieke zelfexpressie is. Het is als een lelie in het veld die tot bloei komt en zich tussen andere flora en fauna toont zonder dat het zich kenmerkt door een sterke neiging tot woekeren en zonder dat het de bodem voor andere maatschappelijke domeinen uitput. Het is juist iets dat we moeten koesteren omdat we anders wel eens in een soort ‘wasteland’ zonder de kleuren en geuren van bloemen zouden kunnen belanden.

 

De reiziger

Zeg vreemdeling,
Beschrijf mij, hoe zijn mijn tuinen?
Ik wil weten wat er groeit en bloeit
Beschrijf mij hoe het water
de vruchtbare gronden zacht bevloeit

Beschrijf mij hoe mijn bergen zijn
vanaf de toppen met hun eeuwige sneeuw
Beschrijf mij met jouw vreemde ogen
de glooiing van de dalen en het brullen van de leeuw

Beschrijf mij tenslotte mijn woestijnen
Hoe is het reizen in mijn woestenij?
Beschrijf mij wat voor vogels vliegen
en vertel mij, zijn zij werkelijk vrij?

Beschrijf mij de vrouwen uit alle windstreken
hoe ziet hun schoonheid er overal uit?
en vertel mij hoe ik hen eren kan
Hoe offer ik mijn beste fruit?

Beschrijf mij mijn lieve kinderen
en vertel mij, heb ik ze nog altijd aan mijn zij?
Beschrijf mij hoe zij spreken
Over hen of over wij?

Beschrijf mij mijn oorlogen en mijn doden
Beschrijf mij hun moed, geloof en goden
Verdien ik het licht nog in de ogen,
wanneer ik zelf door het Niets straks wordt ontboden?

Beschrijf het allemaal aan mij,
want ik ben geboren ziende blind
voor alles waaraan ik hechten zal,
voor alles waaraan mijn hart zich bindt

uit Veren komen niet uit de hemel vallen, uitgeverij Hub Dohmen, 2019

 

Is de literaire wereld een plek waar je je in thuisvoelt?
Ik moet nog altijd wat wennen. Ik voel me (en ik denk ook wel een beetje terecht) nog wel een buitenstaander. Maar dat is niet erg.

Wat wordt de volgende bundel?
Zoals al even aan de orde kwam, was de wereld van het dichten en de wereld waarin ik als arts werk in ieder geval in praktische zin, vrij strikt gescheiden. In 2021 kreeg ik het idee om die twee toch wat dichter bij elkaar te brengen en heb ik een begin gemaakt met een nieuw manuscript onder de werktitel: Wondvocht. Ik was blij dat zich de gelegenheid voordeed om mijn werk te publiceren in het eerdergenoemde magazine. Dat sloot eigenlijk perfect aan bij wat ik van plan was. De titel van deze vaste rubriek werd dan ook Wondvocht en de redactie had er alle begrip voor dat ik dat werk te zijner tijd graag zou willen bundelen om als geheel uit te geven. Nu nog een geïnteresseerde nieuwe uitgever zien te vinden …

 

 

 

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...