Elise Vos (39), slavist en dichter, verbindt beeldrijke poëzie en folkloristische elementen met een zwart randje. Maakt deel uit van Vos & Wolf, een kunstenaarsduo dat poëzie en fotografie combineert.
–
–
–
–
foto © Kris Lauwereys
Huis, tuin en keuken
–
–
I
–
–
Elke nacht gaat de kast open
Zacht kruipt ze tevoorschijn
Voor een knieval in de keuken
Bij de gebroken borden
Die niet meer leeg te eten zijn
–
Ze laat zich weken in de suiker
Koelt ondersteboven in een open bokaal
Om over de vloer leeg te lopen
Haar bloed blijft wakker
Ooit verkoopt ze haar tijd met winst
–
–
II
–
–
Terwijl ze zich knopen in de ogen naait
Haar naden met losse eindjes dicht
Kijkt de hond vanuit zijn mand toe
Ze weet dat als hij een rijbewijs had
Hij zo met haar vluchten zou
–
Misschien moet ze nieuw zaad
In de moestuin planten
Er met linten omheen dansen
En groeit dan het kind uit haar hoofd
Gestaag de wereld in
–
–
III
–
–
De wensput in haar hand is uitgedroogd
Enkel rode munten liggen tussen de lijnen
Te rusten voor een belofte
Van een god die haar bij ochtend
Alweer is ontsnapt
–
Zolang de kleine wijzer geen zes nadert
Kan ze haar voeten nog losweken
Uit het wroeten in de moestuin en
Haar oog uit het vogelnest dat
Nooit een ei heeft uitgedacht
–
Op de bloemkool groeit een jongenshoofd
Ze draagt het mee naar binnen
Daar klimt het over de koelkast
Over haar lijdzame muren
Traag als een spin
–
Alles gebeurt bij kaarslicht
Om het monster op het bed niet te wekken
Ze bewaart de schaduw altijd in zijn kamer
Het is duister dromen lezen en
Ze bidt allerminst in de zijne
–
–
IV
–
–
Afnemende nacht. Daar
Waait de wind zonder jas
–
Wat zal hij het koud hebben
Buitengesloten in de tuin
–
Straks nog een praatje maken
Met het kind aan het plafond
–
Een aai geven over de makke hond
Die gezakt is voor zijn rijexamen
–
Een lepel verse jam nemen die smaakt
Naar het oude zaad dat niet ontkiemt
–
Misschien moet ze de man op het bed
Liefdevol toedekken
–
Voor ze de kast weer inkruipt
Zorgvuldig de deur achter zich sluit
–
–
I
–
–
Elke nacht gaat de kast open
Zacht kruipt ze tevoorschijn
Voor een knieval in de keuken
Bij de gebroken borden
Die niet meer leeg te eten zijn
–
Ze laat zich weken in de suiker
Koelt ondersteboven in een open bokaal
Om over de vloer leeg te lopen
Haar bloed blijft wakker
Ooit verkoopt ze haar tijd met winst
–
–
II
–
–
Terwijl ze zich knopen in de ogen naait
Haar naden met losse eindjes dicht
Kijkt de hond vanuit zijn mand toe
Ze weet dat als hij een rijbewijs had
Hij zo met haar vluchten zou
–
Misschien moet ze nieuw zaad
In de moestuin planten
Er met linten omheen dansen
En groeit dan het kind uit haar hoofd
Gestaag de wereld in
–
–
III
–
–
De wensput in haar hand is uitgedroogd
Enkel rode munten liggen tussen de lijnen
Te rusten voor een belofte
Van een god die haar bij ochtend
Alweer is ontsnapt
–
Zolang de kleine wijzer geen zes nadert
Kan ze haar voeten nog losweken
Uit het wroeten in de moestuin en
Haar oog uit het vogelnest dat
Nooit een ei heeft uitgedacht
–
Op de bloemkool groeit een jongenshoofd
Ze draagt het mee naar binnen
Daar klimt het over de koelkast
Over haar lijdzame muren
Traag als een spin
–
Alles gebeurt bij kaarslicht
Om het monster op het bed niet te wekken
Ze bewaart de schaduw altijd in zijn kamer
Het is duister dromen lezen en
Ze bidt allerminst in de zijne
–
–
IV
–
–
Afnemende nacht. Daar
Waait de wind zonder jas
–
Wat zal hij het koud hebben
Buitengesloten in de tuin
–
Straks nog een praatje maken
Met het kind aan het plafond
–
Een aai geven over de makke hond
Die gezakt is voor zijn rijexamen
–
Een lepel verse jam nemen die smaakt
Naar het oude zaad dat niet ontkiemt
–
Misschien moet ze de man op het bed
Liefdevol toedekken
–
Voor ze de kast weer inkruipt
Zorgvuldig de deur achter zich sluit