‘Opinieblad voor poëzie’
door Alja Spaan
–
Cora de Vos werkte na de School voor de Journalistiek voor tijdschriften en schreef circa dertig boeken over opvoeding en gezondheid. Rond haar zestigste koos ze voor fictie: kinderboeken, korte verhalen en poëzie. Maar het journalistieke bloed kruipt waar het niet gaan kan, bij Meander combineert ze haar liefde voor poëzie met haar vakgebied.
foto © Astrid van Houdt
Hoe ben je bij Meander terechtgekomen? En wat doe je bij Meander?
Ik ben medewerker interviews geworden nadat ik zelf geïnterviewd was. Ik was aangenaam verrast door de manier waarop Alja Spaan research had gedaan en door de wijze van vragen stellen. Mijn journalistieke bloed begon te kriebelen; dat wilde ik zelf ook, schrijvers en dichters interviewen voor een breed en belangstellend publiek. Niet om te scoren, maar om de ander tot zijn recht te laten komen, zoals ik zelf ook geïnterviewd was. Ik werd met open armen ontvangen en kon meteen aan de slag.
Wat vind je leuk aan deze klus?
Er zijn veel leuke kanten: de contacten, het resultaat, de reacties na publicatie. Het begint met het inlezen, waarbij ik soms figuurlijk op mijn tenen moet staan om de tekst te behappen. Ook houd ik van de research: het lezen van eerdere interviews en recensies in Meander en andere media. En vervolgens het bedenken van liefst originele vragen. Soms kies ik zelf een interviewkandidaat, soms kies ik uit een lijstje namen. Ik kom in aanraking met poëzie die ik anders niet zou lezen. Sterker nog, ik ontdek dichters van wie ik de naam totaal niet kende. Er is nog zoveel te ontdekken in het Nederlandse en Vlaamse poëzielandschap! Daarnaast valt mij op dat bijna iedereen meteen ‘ja’ zegt en graag meewerkt. Meander heeft een goede naam.
Kun je je herinneren hoe je met poëzie in aanraking kwam?
Al heel jong las ik kindergedichten, bijvoorbeeld van Annie M.G. Schmidt of Mies Bouhuys. En niet te vergeten Peter Jaspers, met haar bundel De Gouden Bel. Een onderwijzer schreef ooit een gedicht van Guido Gezelle in mijn poëziealbum, omdat hij dacht dat ik later schrijver zou worden. ‘Het leven is een krijgsbanier’, niet bepaald een kindergedicht. Op de middelbare school schreef ik af en toe gedichten voor de schoolkrant. Later deed ik mee aan AVRO’s Jeugddag en ik heb ook nog een blauwe maandag bijgedragen aan een lokaal literair blaadje met de dubbelzinnige naam Bottom. Oh ja, en aan Operatie Vers, waarbij je een gedicht instuurde op een cassettebandje en mensen dat konden beluisteren via een telefoonnummer.
–
Heb je ooit de stad gezien
in de mist, in de mist?
Heb je ooit een huizengevel
weg zien schuilen in de nevel?
Stond je nooit verbaasd te staren
naar een zilverbleke maan?
Was het niet de straatlantaren
één minuut van je vandaan?
–
[…………]
–
Ga je echt een keertje weg
in de mist, in de mist?
Ga de wereld es beleven
in een witte wolk geweven
in een heel fijn kanten kleedje
Je geniet ervan. Beslist.
Het is net een sprookje, weet je,
in de sluier van de mist.
–
© Peter Jaspers
uit De Gouden Bel, kindergedichten, Hollandia, 1958
Wat voor rol heeft Meander (volgens jou) in ons poëtisch taalgebied?
Aan de reacties van de geïnterviewden en meewerkende uitgevers te zien, een belangrijke! Het imago is zonder meer positief. Ik ben bijna een jaar bezig voor Meander en ik ben nog geen enkele negatieve reactie tegengekomen. Het is jammer dat er geen papieren uitgave meer is, Meander geeft online dagelijks zoveel informatie dat het bijna niet bij te benen is. Elke dag iets nieuws en dan nog op zondag de wekelijkse nieuwsbrief, waar vind je dat? En ook nog eens heel divers, veelomvattend: recensies, columns, interviews, long reads, rubrieken, klassiekers, de wedstrijd. En natuurlijk bij dat alles de gedichten. Ik vind het geweldig hoe het werk van Rob de Vos – geen familie – wordt voortgezet. Braaf is Meander ook niet, sommige recensies vind ik uitgesproken controversieel. Maar dat kan en mag, aan een braaf magazine valt niet veel eer te behalen. Af en toe moet je als lezer de wenkbrauwen fronsen, je eigen mening herzien. Meander als opinieblad voor poëzie, ja, dat is misschien wel het belangrijkste aspect om graag mee te werken.
Wie mama doet
Hoe we om de tafel zaten
met lapjes die geen mantel wilden worden,
niets bedekten, zelfs onze schaamte niet,
bij de vraag die de oudste stelde:
hoe gaan we dit verdelen?
ik was liefst door de vloer gezakt
maar zei: we doen dit samen
in overleg, zoals dat heet,
vulden we dan toch de week
dag voor dag met onze namen
daarna een lange stilte
er viel een speld en ik
slikte laf mijn woorden in
– dat zij toch ook voor ons –
achteraf denk ik dat toen
de kilte in haar botten kroop,
ze al bijna dood was.
© Cora de Vos
uit: Zorg, symposiumbundel Literatuur en Geneeskunde, De Tijdstroom, 2020
Hond en tong
Je likte liefde op als nepnieuws.
Overal vandaan. Ongecensureerd.
Het stroomde onbeperkt.
Toen werd jij de hond die vastvroor
met zijn tong omdat je water likte
van een putdeksel. Hoe meer je trok,
hoe feller de pijn. Dat juist je tong
bevroren was, kwelde je het meest.
Een vinger zou je met liefde geven
voor een hele hand. Maar niet je tong,
waar woorden op het puntje lagen,
soms zomaar rolden.
Je gaf het op en ging liggen, voor dood.
Opeens was daar de man met warm water.
Hij ontdooide je met een tederheid die je verbaasde.
Je volgde hem, likte zijn handen.
Je waakt nog altijd voor zijn deur.
© Cora de Vos
uit Ik zag tien beren letters smeren, Poemtata, 2018