LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Steven Van Der Heyden

5 okt, 2023

de dichter vertaalt de betekenis die zich langzaam prijsgeeft in naakte lijnen

door Alja Spaan

 

 

Steven Van Der Heyden (Gent, 1974) probeert met zijn gedichten de horizon te verlengen en de bodem uit de dagen te halen. Hij is een zoeker en in die zin altijd onderweg. Taal kan dan richting geven. Poëzie is zijn manier om een plek te vinden in een wereld die hem niet helemaal past.
Gedichten van hem verschenen in diverse tijdschriften waaronder  Het Gezeefde Gedicht, De Revisor, Meander, De schaal van Digther, Ballustrada, Extaze en Liter. In februari 2020 debuteerde hij bij Uitgeverij P met de duo-bundel Tot ze koud is. In februari 2023 verscheen zijn eerste solo bundel Filigraan bij uitgeverij P, de gedichten bij dit interview komen uit deze bundel.
Steven is klimaatdichter en redactielid van het e-zine Roer.me. Klimaatdichter werd hij vooral om een onderdeel te worden van een collectieve stem die oproept tot verandering, meer nog die oproept tot een zeker collectief “zelfbewustzijn”.

 

foto © Ine Martens

 

Hans Franse zegt in zijn recensie ‘nog niet uitgelezen te zijn, er is zoveel te ontdekken in deze poëzie’. Wat maakt voor jou een gedicht goed?
Ik ben geen fan van hermetische en gesloten poëzie. Ik probeer heldere verzen te schrijven zonder al te veel franjes die suggereren en uitnodigen om in de diepte te duiken. Je hoeft dus zeker niet alles bij een eerste lezing te begrijpen.
Ook alledaagse woorden in een verrassende context gebruiken waardoor de lezer er met nieuwe ogen naar kijkt, vind ik zeker een meerwaarde. Verder spelen metaforen en muzikaliteit een belangrijke rol.

Onze recensent werd er ‘bijna gelukkig van’. Schrijf je met de lezer in gedachten?
Ik schrijf niet zozeer met de lezer in gedachten maar ik nodig die liever uit om als een volleerd archeoloog laag na laag bloot te leggen, de topografie van mijn verzen af te tasten. Schrijven is in dialoog gaan met de lezer. Adam Zagajewski vat dit mooi samen in het volgend citaat: ‘Het gedicht belooft ons de trouw van een spaarzaam gesprek.’

 

Ik, Giacometti

       “Een man die zich nooit vergiste maar voortdurend de weg kwijt was
        Jean Genet

Altijd weer dat aarzelen, het punt zoeken
tussen te weinig en te veel

Spanning naar mijn vingers zetten
nieuwe vormen zoeken in klei en zweet

Ik wil bezitten wat voortdurend vlucht,
streling en insnijding gaan hand in hand

In mijn hoofd : continenten van schaduw en vuur,
echo’s van oude meesters

Schraap materie tot filigraan
draadfiguren vangen licht, verteren vorm

Ik denk mezelf in valkuilen, zit gevangen
in de beweging, eindigen blijft het moeilijkst

En ben je een ander nu na het publiceren van deze bundel?
Hoewel ik al in 2020 debuteerde met de duo-bundel Tot ze koud is (uitgeverij P) waarin ik samen met collega Luc C. Martens de kronkelwegen van de liefde verken en ik dit nog steeds op waarde schat, beschouw ik Filigraan toch als mijn échte debuut. Bouwen aan een eigen stem die resoneert aan de oppervlakte van het huidige poëzielandschap. Dat maakt het voor mij zeker anders.

Hoe belangrijk is een recensie?
Wanneer je je woorden de wereld instuurt, zijn ze niet meer van jou maar van de lezer. Een recensie bij een eersteling is dus een bijzonder spannend moment! Wanneer de recensent trefzeker en met de nodige waardering verwoordt wat je zelf als dichter wilt meegeven, geeft me dat vleugels. Een duwtje in de rug om het veelvoud in mij verder te exploreren, scherper te zien wat nog onbedekt voor me ligt.

Franse ervoer een ‘trefzekere aarzeling’. Herken je jezelf daarin?
Gezien de kwetsbaarheid en de fragmentering van het individu, de onontkoombaarheid van het verleden, de vervreemding en zelfvervreemding steeds terugkerende thema’s zijn in mijn bundel kan ik me prima vinden in een ‘trefzekere aarzeling’ of een zoektocht naar volledigheid.

 

Jij en ik

Ik zeg je en jij omdat we elkaar al lang kennen,
twee cirkels met mijn stem als raakvlak.

Een deel van mij heeft graag het laatste woord,
geeft soms een compliment.

Zet alles weer op losse schroeven
tot onze talen langs elkaar heen praten.

Ik volg de vluchtlijnen, beweeg me
op twee sporen die nooit samenkomen.

Een kladversie van mezelf
zoekt al jaren het origineel.

Op een dag kruip ik in mijn eigen huid,
blijf, zolang jij ons aankunt.

In je profiel zeg je dat ‘taal richting geeft’ en ‘poëzie jouw manier is om een plek te vinden in een wereld die niet helemaal past’. Hoe hield je je tot nu toe staande?
W.H. Auden zei het al: ‘For poetry makes nothing happen: it survives’ Ik schrijf omdat ik gewoon niet anders kan, vanuit een intrinsieke neiging of drang om de wereld waarin we leven beter te begrijpen en mijn rol of plaats daarin te vinden. Een coping mechanisme maar niet enkel dat. Taal geeft niet alleen richting maar kan ook een troost zijn, zeker omdat ze een belangrijke manier is om in relatie te treden tot de ander. Simone De Beauvoir zegt het zo mooi: ‘Niemand wordt zichzelf alleen’. Dus taal als social nearness, ook al verwoordt ze slechts datgene wat binnen haar eigen grenzen valt en niet alles in woorden kan vervat worden, is taal toch een belangrijke manier om bruggen te bouwen.
Volgens Jacques Derrida gaat het om een woord vinden dat de stilte bewaart, ook daar kan ik me in vinden want stilte is vaak zuurstof voor woorden, een vriendelijk gebaar.
Daarnaast is schrijven een manier om gehoord te worden, een engagement om de maatschappij af en toe een geweten te schoppen, mijn klimaatdichterschap is daar een voorbeeld van ook al is het niet de bedoeling om pamfletten te schrijven.

Wanneer maakte je voor het eerst kennis met ‘deze richting’?
In mijn vroege puberteit lieten enkele taalleerkrachten een literair vlammetje ontwaken. Ik las al heel graag en hield een boekje bij met woorden die ik mooi vond. Lezen ontroerde me en ergens voelde ik toen al aan dat dat de diepste vorm van begrip is. Wat je begrijpt geeft betekenis en houvast. Daarnaast ontvouwden zich werelden bevolkt met personages waarin ik me in mindere of meerdere mate herkende, het gaf me een gevoel van thuis komen en nabijheid.

Door het motto, het citaat van Rilke, en de indeling van de bundel, lijkt het, zegt Franse, terug te grijpen op een traditie. Ben je daarin opgevoed?
Schrijven begint met veel lezen. Ik heb jarenlang vrij autodidactisch een zekere schrijfstijl ontwikkeld. De inbedding in tradities kwam pas toen ik acht jaar geleden begon aan de schrijfopleiding bij Wisper onder leiding van Roel Richelieu Van Londersele.

Heb jij een religieuze inslag?
Ik ben Rooms-Katholiek opgevoed en draag nog steeds deze waarden en normen met me mee, hoewel ik zeker ook de gemene delers zie met andere wereldreligies en me vandaag de dag eerder als een zorgzaam humanist beschouw. Het goddelijke vind ik in de natuur en de ander, beseffende dat we allemaal evenwaardige deeltjes zijn van een groter geheel, een goddelijke bron waarnaar we terugkeren in de hoop de wereld een stukje beter gemaakt te hebben. In die zin is poëzie en bij uitbreiding taal mijn moreel kompas waarmee ik me oriënteer in een wereld die gekenmerkt wordt door collectieve onverschilligheid en gevoelsarmoede. Nog nooit was er zo’n nood aan zingeving en zelfreflectie. Ook hier kun je met taal bijdragen aan een diepmenselijk gestemd-zijn als voorwaarde tot kennis en het inzicht dat alle dingen op verschillende wijze betekenisdragers kunnen zijn.

Verzoent taal je ook met de mensen? Of is het vooral ook communicatiemiddel waarmee je, zoals bij de klimaatproblematiek, deel wordt van iets en dan gezamenlijkheid ervaart?
In Filigraan gaat het over de zoektocht van de mens/dichter naar de eigen identiteit en een betekenisvolle Ander. Taal is voor mij een communicatiemiddel voor innerlijke dialoog alsook voor het zoeken daarbuiten want de grootste rijkdom is altijd de gedeelde. In die zin ben ik graag onderdeel van een collectieve stem die oproept tot verandering, zelfs een collectief ‘zelfbewustzijn’ om dingen anders aan te pakken. Onder meer voor het klimaat maar evengoed bij de Verklaring van 30 november met de bundel Het was de achtste dag (uitgeverij P/Humanistisch Verbond, 2022) waarin 52 Nederlandstalige dichters oproepen om afscheid te nemen van oude patronen en een nieuwe duurzame samenleving te helpen verbeelden.
Mijn manier om tot een positiever mens- en wereldbeeld te komen want ik bezeer me nog te vaak aan de realiteit.

Het Gezeefde Gedicht spreekt in zijn recensie van ‘mededogen’ maar ook van ‘urgentie’. Hoe verhouden die twee zich tot elkaar?
Ik schrijf over wat me raakt, in positieve zin wordt dat ontroering, in negatieve zin wordt dat een kwetsuur. In beide gevallen zit daar een zekere urgentie achter.
De wereld is niet altijd een vriendelijk oord; toch probeer ik er met mededogen en mildheid naar te kijken ook al gaat dat met vallen en opstaan.
James Joyce schreef het al: ‘fouten zijn de poort naar ontdekkingen’. Ik las ooit, ik denk dat het van Pope komt, dat wanneer de realiteit niet is wat we ervan verwachten we ze anders moeten dromen. Om mildheid en mededogen aan de dag te leggen zoek ik zo nu en dan asiel in mijn verbeelding en dromen.

Je bent ook beeldend kunstenaar. In een eerder interview met Meander stel je dat er ‘sprake is van een zekere mate van schizofrenie waarin de dichter in symbiose leeft met de beeldend kunstenaar.’ Hoe belangrijk is beeldende kunst voor je?
Beeldtaal is een lens waardoor we het leven anders ervaren, ook al verandert dat de wereld op zich niet. Het is een zwijgende taal, een spoor van verwondering, een wording die opdoemt. Meer nog: ze vormt de humuslaag waaruit woorden verzameld worden in gedichten want zoals de kunstenaar opgaat in zijn/haar handelingen zo probeert de dichter een stem te geven aan zijn/haar indrukken. M.a.w. de dichter vertaalt de betekenis die zich langzaam prijsgeeft in naakte lijnen.
Woord en beeld blijven voor mij complementaire delen van dezelfde taal en een onlosmakelijke inspiratiebron voor elkaar. Zo schreef ik al gedichten bij het werk van beeldende kunstenaars als Johan Clarysse, Katrin De Koninck en Hilde Van de Walle.

Is niet iedere schrijver tot het kluizenaarschap veroordeeld?
Als schrijver neem je vaak afstand om beter of anders te kijken naar de dingen. Je maakt je kleiner en laat als het ware de lucht uit je ontsnappen om plaats te maken voor een verzameling potentiëlen, een stroom van gewaarwordingen.

Je beroepskeuze is ook gericht op je medemens. Gaat het daarin ook om het ‘voeden van de ziel’? Of is het simpeler: mensen helpen richting te geven? Nog korter: mensen helpen?
Zorgen voor mensen is nog steeds het sleutelpunt in mijn loopbaan als verpleegkundige, hoofdverpleegkundige, zorgadviseur en leerkracht. Ook hier geldt hetzelfde motto, wat je deelt maakt je rijker. Of hoe geven zo veel waardevoller kan zijn dan ontvangen zonder jezelf daarin te verliezen natuurlijk. Het diep-menselijke in mijn verzen is voor een groot deel geënt op mijn beroepservaring.

Hans Franse vergeleek je werk met dat van Hans Andreus. Hoe beweeg je je in de huidige literaire wereld?
Ik vind de heterogeniteit van het huidige landschap enorm boeiend en verrijkend. Voor mij blijft het zaak trouw te blijven aan mijn eigen poëtica, mijn eigen authenticiteit als schrijver en als mens maar steeds met een open blik. Zo zal ik nooit een slammer worden of me wagen aan proza of experimentele poëzie en blijf ik eerder een traditioneel dichter.

 

In een mens

We zijn gekwelde atomen met een ingebouwd einde,
een losse constructie, haarscheuren in ieder van ons.

Elke ochtend stellen we ons samen.

Op straat stulpen onze maskers uit
alsof we opnieuw kieuwen ontwikkelen.

We zijn een spiegelpaleis
met semi-doorlaatbare wanden.

Achter de uitgesproken woorden
een oerwoud aan gedachten.
We zoeken asiel in onze verbeelding.

Als gewonde dieren druipen we af
uit een onbeslist gevecht, missen
het instinct om ons niet te snijden.

 

     Andere berichten