door Marc Bruynseraede
–
–
–
Die woorden sprak de Chileense dichter Pablo Neruda, toen soldaten bij hem thuis binnenvielen, in de eerste dagen van de staatsgreep door Augusto Pinochet, om de democratisch verkozen president Salvador Allende van de macht te verdrijven en diens handlangers te kortwieken.
Op 23 september 1973 overleed – op het moment dat ik deze column schreef precies 50 jaar geleden – Pablo Neruda, vermoord, aldus De Wereld Morgen, door Pinochet. Een artikel van 24 september op de site van DWM herdacht deze gebeurtenis.
Bij mij roept Pablo Neruda de herinnering op aan de weidse, gevoelige poëzie van de Canto General uit 1950. Ik leerde deze kennen via een fragment uit Dat de houthakker ontwake, vertaald door Mark Braet, dichter uit Nieuwpoort en groot kenner en vertaler van Neruda’s poëzie.
–
Ten Westen van de Coloradorivier is
een plaats waar ik van hou.
Ik snel er heen met alle opwinding
die mij doorstroomt, met alles
wat ik was, wat ik ben, wat ik behoed.
Daar zijn de hoge rode rotsen
die de wilde wind met duizend handen
gezicht gaf,
uit oneindige afgrond stijgt blind scharlaken
waarin koper, vuur en kracht groeide.
Amerika, met de onregelmatige vorm
van een buffelhuid,
de winderige en klare nacht van een galop,
van daar tot de besterde hoogten
drink je beker van groene dauw.
–
–
En nog een herinnering aan Neruda vormt de grote kei die iemand, lang geleden, uit Chili voor mij meebracht, omdat hij wist dat ik van poëzie hou. Deze steen, uit de voortuin van de woning van de dichter in Valparaiso (zie afbeelding), is een ‘gedenksteen’ geworden. Zijn woning is als museum ingericht. Een oord dat tot een heiligdom voor de Chilenen is uitgegroeid, want tot op de dag van vandaag wordt Neruda door de Chilenen op handen gedragen. Naast de woorden van de dichter is deze kei voor mij een stukje tastbare Chileense aanwezigheid in dit huis.
–
Dichter-diplomaat Pablo Neruda, die sinds zijn Canto General internationale vermaardheid genoot en twee jaar vóór de staatsgreep van Pinochet in 1971 de Nobelprijs voor literatuur gewonnen had, was een in het oog lopend doelwit voor de junta. Deze wist maar al te goed dat Neruda een nauwe vriend was van de linkse President Salvador Allende en dus het nieuwe regime niet gunstig gezind zou zijn.
Maar wat mij persoonlijk zo fascineert in Neruda is de schoonheid van zijn verzen, die ook in de Nederlandse literatuur niet onopgemerkt is gebleven. De Nederlandse dichter Riekus Waskowsky vertaalde enkele jaren geleden nog een mooie selectie van gedichten uit onder meer Veinte poemas de amor (Twintig liefdesgedichten) waaruit ik graag het volgende gedicht citeer, ter ere van deze onvergetelijke poëtische grootheid :
O wijdte van pijnbomen
–
O wijdte van pijnbomen, rumoer van brekende golven,
langzaam spel van lichten, eenzame kerkklok,
schemering, die in je ogen valt, o mijn liefste,
schelp van de aarde, in jou zingt de aarde, zingt!
–
In jou zingen de rivieren en mijn ziel vlucht in ze
zoals jij verlangt en naar waar jij dat wilt.
O leg mijn weg aan op jouw boog van hoop
en uitbundig zal ik mijn pijlenzwermen afvuren
–
Om mij heen zie ik je middel van nevels
en je stilte achtervolgt mijn achtervolgde uren,
daar ben jij met je armen van transparant gesteente
waar mijn kussen ankeren, mijn verlangen zich nestelt.
–
O je geheimzinnige stem, die de liefde kleurt en buigt
in de luide stervende avond!
Zo heb ik in de late uren op de velden
de korenaren zien buigen in de mond van de wind.
–
© Pablo Neruda
uit Veinte poemas de amor
afbeeldingen © Marc Bruynseraede / Wikipedia
–