LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Simon Mulder

30 nov, 2023

‘Er ontstaat in een steeds ingewikkeldere, verwardere wereld een plek van harmonie, waarin alles bij elkaar past en elkaar versterkt. Dat is ook wat ik poog te doen in mijn verschillende werkzaamheden.’

door Monique Wilmer-Leegwater

-
-
-
Simon Mulder (1986) woont in Amsterdam, studeerde vergelijkend-historische taalwetenschap te Leiden en wijsbegeerte en klassieke talen te Amsterdam. Hij doceert Grieks en Latijn in het middelbaar onderwijs en schrijft gedichten, waarbij hij vaak gebruikmaakt van de vaste vorm (rijm en metrum), en essays. Als vertaler debuteerde hij in 2022 bij Uitgeverij HetMoet met ‘Volmaakt moment’, een bundel vertalingen uit het dichtwerk van Paul Verlaine, waarvoor hij het Thérèse Cornips Stipendium ontving. Daarnaast legt hij zich toe op de klassieke voordrachtskunst en draagt hij voor uit eigen werk, maar brengt ook klassiekers uit de literatuurgeschiedenis opnieuw tot leven op het podium. Hij stond tweemaal op het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Behalve in Nederland trad hij op in België, Engeland, Frankrijk, Portugal, Rusland en Japan.

Verder is hij oprichter en artistiek leider van Stichting Feest der Poëzie, waarmee hij literaire evenementen met voordracht en muziek en soms ook film en theater organiseert, van literair-historische voorstellingen tot optredens door dichters en musici van nu. Tevens verzorgt hij bij het Feest der Poëzie de uitgave van Avantgaerde, een geheel met de hand gezet, gedrukt en gebonden tijdschrift voor de vormvaste dichtkunst.

Samen met Rob van Kan organiseert hij sinds 2019 het Art Nouveau Festijn over Den Haag rond 1900. Op theaterfestival De Parade speelde hij in een voorstelling rondom het eerste bewegende panorama sinds meer dan een eeuw en met musici rondom pianist Tobias Borsboom speelde hij in voorstellingen rondom Schubert, Erasmus, Beethovens Egmont en de dadaïsten. Verder is hij bestuurslid van het Frederik van Eeden Genootschap en het Pianola Museum, en redactielid van literair tijdschrift Armada en van Arabesken, tijdschrift van het Louis Couperus Genootschap. Sinds 2023 is hij voorzitter van het Louis Couperus Genootschap.

Vorige week verschenen de poëzieactiviteiten van Simon Mulder als organisator en initiatiefnemer in beeld in onze serie Wie zit er achter het podium, deel 2. Een eerder interview op Meander verscheen in 2016.
-

foto © TinType Studio
-
-
Simon, als ik jouw veelzijdige biografie lees, valt me meteen op dat jij een grote liefde moet hebben voor het verleden, als ik het zo mag zeggen. Ik heb een voorstelling van je bijgewoond en we hebben elkaar ook persoonlijk gesproken. Als je met jou spreekt, waan je je zelf ook in de verleden tijd.  Waar komt jouw liefde voor het ‘verlorene’ vandaan? Voel je je meer thuis in de tijd rond 1900?
Met het Feest der Poëzie heb ik tot nog toe voorstellingen gemaakt met onderwerpen die reiken van de 17e t/m de 21e eeuw, maar ik kom vaak opnieuw terecht in de periode rond 1900. Ik heb niet een bijzondere voorkeur voor het letterlijk leven in het verleden – alle modder, paardenvijgen, cholera en tuberculose lijken me niets – maar de vormentaal en de inhoud van de kunst en literatuur rond die tijd spreken me wel aan. Ik denk dat dat twee oorzaken heeft.

Het is allereerst fascinerend dat men, om met Jan Romein te spreken, dan terecht is gekomen op ‘een breukvlak tussen twee eeuwen’: één been in het verleden, één been in de toekomst. De voor ons herkenbare tijd van massacultuur en consumentisme ontstaat dan, maar heeft nog rechtstreekse voeling met de lijn van de klassieke cultuur, van de oudheid tot dat moment. Er is een fascinerend proces gaande waar de huidige wereld het product van is. Ik bereid momenteel een essaybundel voor met precies dat onderwerp: we leven nu in de wereld die toen ontstond. Hoe ging men toen met de nieuwe uitdagingen om die wij nu nog steeds beleven en wat kunnen wij daarvan leren?
Het tweede is dat rond die tijd het Gesamtkunstwerk zijn opgang doet. Architectuur, beeldende kunst, literatuur, muziek en mode vormen daarbij één geheel. Er ontstaat in een steeds ingewikkeldere, verwardere wereld een plek van harmonie, waarin alles bij elkaar past en elkaar versterkt. Dat is ook wat ik poog te doen in mijn verschillende werkzaamheden.
-

Je hebt al zoveel anderen gekust
om, al was het maar één breekbaar moment,
je bij een ander warm lichaam bekend
te weten. Je hebt ingespeeld op lust.

Je zag verwonde paradijzen branden –
zovelen heb je teder aangekeken,
zovelen zijn bevattelijk gebleken;
nu sta je daar met wanhopige handen.

Je was het waterbekken en de bron
van schijnbloei, nederlaag en tegenslag.
Toch wou je dat je, zomaar, op een dag,

er een zag staan tot wie je zeggen kon:
Je hebt al zoveel anderen gekust.
Kom hier, en streef niet meer, en wees gerust.

uit Avantgaerde, nr. 5, Stichting Feest der Poëzie/Papyrus Private Press (2023)

Wanneer is de liefde voor poëzie bij jou ontstaan, was er binnen het gezin waar je opgroeide veel aandacht voor kunst en literatuur?
We hadden thuis wel boeken, maar er was niet echt een grote leescultuur. Ik kreeg wel als jonge jongen een abonnement op de buurtbibliotheek; die heb ik zo gauw ik kon leeg gelezen. Op de middelbare school had ik een geweldige docente Nederlands, die me de poëzie heeft ingeleid en tijdens een poëzieproject ook voor het eerst gedichten heeft laten voordragen. Op de basisschool las ik al graag voor, maar dat was altijd proza. Vandaar ben ik tijdens mijn studie verder gegaan op open podia en poetry slams, en uiteindelijk ben ik het Feest der Poëzie begonnen om zelf een podium voor de vormvaste dichtkunst en voordrachtskunst op te zetten, daar zoiets niet bestond.

Je doceert de klassieke talen Grieks en Latijn op een middelbare school, komt poëzie ook terug in de lessen? Kun je iets zeggen over de rol van het Grieks en Latijn in de ontwikkeling van poëzie?
Poëzie is een integraal onderdeel van de stof in de bovenbouw en er wordt ook wel van geproefd in de onderbouw. Hoewel het curriculum tot mijn spijt aan hevige inhoudelijke en kwalitatieve erosie lijdt (dat is door het gehele onderwijs heen het geval, helaas), zijn de grote dichters van toen, Homerus, de Griekse tragediedichters, Vergilius, Ovidius, noem maar op, nog steeds een deel van het curriculum.
De wetten van de retorica die toen zijn ontdekt, de stijlmiddelen – metafoor, herhaling, rijm, die zijn simpelweg nog altijd geldig en werken uitstekend in alle literaire werken, van toespraken tot gedichten. Het is toch een slordige tweeënhalf millennium van invloed geweest op ons denken in dit deel van de wereld.

Grappig genoeg was het juist rond 1900 dat de (overigens vaak nog klassiek opgeleide) modernisten langzamerhand van deze ‘oude cultuur’ afscheid namen om nieuwe vormen en inhoud te vinden, om de vermoeide clichés die de eeuw ervoor had opgeleverd te vervangen. Er is nog steeds wel een stroming binnen de cultuur die het gebruik van klassieke thema’s afkeurt, maar ik denk dat we daar in deze postmoderne tijd niet zo moeilijk over moeten doen. Mijn motto is: alles mag, als je er maar mee weg komt.
-

Het wonder dat zich tussen ons voltrok
Blijft, nu het is verloren, in mij spoken
Ooit vrolijk in vergeefse hoop gedoken
Denk ik aan wat ons in de schaduw trok;

Plots raakten we ten prooi aan spot en wrok
En, van vergeving en verweer verstoken
En alles halverwege afgebroken,
Veroordeeld tot leven tegen de klok

Want nu ik onomkeerbaar heb gefaald
Keert alles steeds om één punt in de tijd:
Toen hebben we de hoogste prijs betaald

En werd dit huis tot woning aan de spijt;
In elke kamer klinkt het steeds herhaald
Verwijt: ‘Ik had je en ik ben je kwijt’

uit Avantgaerde, nr. 4, Stichting Feest der Poëzie (2014)
Een opname met de toonzetting van chansonnier Bas Marée is hier te zien. 

Als voordrachtskunstenaar draag je voor uit werk van de klassieke dichters en ook je uit eigen werk. Hoe gingen de voordrachten rond 1900? Denk je dat de invloed van poëzie groter was in die tijd?
Een vak dat in die zin zichzelf lange tijd overleefd heeft, is dat van voordrachtskunstenaar. Het is ongeveer in de jaren ’70 uitgestorven toen de laatste grote naam op het gebied, Albert Vogel jr., zijn optredens staakte. Het brengen van klassieke poëzie en verhalen op het podium is een vak apart; je speelt geen rol, zoals een acteur, maar staat in dienst van de tekst. Rond 1900 werd het vak nog beoefend zoals ook in het klassieke theater, met de regels van de Griekse retorica en van handboeken uit de 18e eeuw, een zeer gestileerde maar bij de vorm van de teksten van toen passende uitvoeringspraktijk, met standen, gebaren en operatisch stemgebruik. Ik verdiep me er als autodidact in en sinds kort ook bij de Dutch Historical Acting Collective in Leiden.

Rond 1900 was het door toedoen van de Tachtigers, de generatie dichters van de jaren 1880 zoals Willem Kloos en Herman Gorter, juist onder de dichters uit de mode geraakt om poëzie hardop te lezen voor publiek. Men maakte werk dat bedoeld was om stil in een hoekje te lezen en te overpeinzen, of hooguit op hun eigen kamertjes aan elkaar voor te dragen, in tegenstelling tot de poëzie van de vorige generatie, de domineedichters zoals J.J.L. ten Kate en Nicolaas Beets, die bedoeld was om toegankelijk te zijn en een functie te hebben in de maatschappij, bij belangrijke gelegenheden en levensgebeurtenissen, en vaak een moralistische inslag had. Die poëzie was kwantitatief gezien rond die tijd eigenlijk veel populairder en in het leven ingebed dan nu over het algemeen het geval is.

De opvatting dat poëzie vooral in de bundel moet blijven is inmiddels weer achterhaald. Poëzie in Carré in de jaren ’60 wordt gezien als een eerste teken dat de dichters zelf weer het podium op gaan; in de jaren ’80 volgt de Nacht van de Poëzie, in de jaren ’90 en ’00 komt de poetry slam op en inmiddels hebben we Instagrampoëzie, spoken word op TikTok, straten vol muurgedichten en een levendig open podiumcircuit. Literatuurwetenschapper Kila van der Starre heeft duidelijk gemaakt dat poëzie buiten de bundel op allerlei manieren bloeit.
Natuurlijk gaat het dan, afgezien van veel muurgedichten, vooral om poëzie van hedendaagse dichters. Rond 1900 was ook of vooral poëzie van voorgaande generaties beter vertegenwoordigd. Het lijkt me een goed idee om daar meer ruimte voor te bewaren, als gemeenschappelijk erfgoed, als gezamenlijk verhaal van de geschiedenis van onze cultuur: ook een middel om mensen tegenwoordig gedeelde identiteit te geven. Dat doel hebben we in het huidige onderwijs, hoeveel ‘burgerschap’ er ook onderwezen wordt, grotendeels laten varen.

Als voordrachtskunstenaar van de klassieke dichters is de foto bij dit interview ook helemaal in stijl, kun je iets meer zeggen over de wijze waarop deze foto tot stand is gekomen?
Een paar jaar terug heb ik met de fotografen van TinType Studio, samen met de medeleden van het Feest der Poëzie, een sessie collodiumfotografie op natte plaat gehad. Dat is een techniek van midden 19e eeuw, met een enorme camera met een glasplaat erin, die zo’n zeven seconden sluitertijd heeft. Daarom krijg je een metalen steun in je nek, zodat je niet beweegt – denkelijk ook een reden waarom mensen er zo serieus uitzien op foto’s uit die tijd, want het is nogal onprettig zitten of staan. Daarna wordt de plaat met de hand ontwikkeld in een donkere kamer. Het is een contrastrijke manier van registreren, die ook nog eens bijzonder eerlijk, ja zelfs meedogenloos is: alle details staan erop!

Hoe combineer jij je baan met al je poëzieactiviteiten? Houd je nog tijd over om eigen werk te schrijven en hoe belangrijk is het schrijven van eigen werk voor jou?
Op dit moment werk ik nog twee dagen als leraar klassieke talen in het middelbaar onderwijs, dat heb ik de afgelopen jaren langzaam teruggebracht, en als programmamaker bij sociëteit TenClub in Amsterdam. De rest van de week ben ik met het Feest der Poëzie bezig. Het is een druk bestaan, en inderdaad blijft er weinig creatieve energie over voor eigen werk, wanneer die vooral in andere projecten gaat zitten. Ik schrijf enkele gedichten per jaar, soms in opdracht of voor een gelegenheid, en soms is er bij die laatste ook wel een gedicht dat qua geldigheid zijn gelegenheid overleeft. Wie weet komt die debuutbundel er nog eens!

Spleen

Les roses étaient toutes rouges,
Et les lierres étaient tout noirs.

Chère, pour peu que tu te bouges,
Renaissent tous mes désespoirs.

Le ciel était trop bleu, trop tendre,
La mer trop verte et l’air trop doux.

Je crains toujours, – ce qu’est d’attendre ! –
Quelque fuite atroce de vous.

Du houx à la feuille vernie
Et du luisant buis je suis las.

Et de la campagne infinie
Et de tout, fors de vous, hélas !

uit Paul Verlaine, L'heure exquise

Spleen

De rozen waren rood rondom,
De klimopranken waren zwart.

Mijn lief, keer jij je naar mij om,
Herleeft de wanhoop in mijn hart.

De hemel was te blauw, te zacht en
De zee te groen, te zwoel de lucht.

Ik vrees van u, – wat te verwachten! –
Altijd een vreselijke vlucht.

Ik ben de hulst met glanzend blad,
De palmstruik in een glimmend waas,

Het eindeloos platteland zo zat
Alles, behalve u, helaas!

uit Paul Verlaine, Volmaakt moment, vertaling Simon Mulder, Uitgeverij HetMoet (2022)

     Andere berichten