LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Wie zit er achter het podium (2)?

21 nov, 2023
door Monique Wilmer-Leegwater

 

Simon Mulder (1986) woont in Amsterdam, studeerde vergelijkend-historische taalwetenschap te Leiden en wijsbegeerte en klassieke talen te Amsterdam. Hij doceert Grieks en Latijn in het middelbaar onderwijs en schrijft gedichten, waarbij hij vaak gebruikmaakt van de vaste vorm (rijm en metrum), en essays. Als vertaler debuteerde hij in 2022 bij Uitgeverij HetMoet met ‘Volmaakt moment’, een bundel vertalingen uit het dichtwerk van Paul Verlaine, waarvoor hij het Thérèse Cornips Stipendium ontving. Daarnaast legt hij zich toe op de klassieke voordrachtskunst en draagt hij voor uit eigen werk, maar brengt ook klassiekers uit de literatuurgeschiedenis opnieuw tot leven op het podium. Hij stond tweemaal op het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Behalve in Nederland trad hij op in België, Engeland, Frankrijk, Portugal, Rusland en Japan.

Verder is hij oprichter en artistiek leider van Stichting Feest der Poëzie, waarmee hij literaire evenementen met voordracht en muziek en soms ook film en theater organiseert, van literair-historische voorstellingen tot optredens door dichters en musici van nu. Tevens verzorgt hij bij het Feest der Poëzie de uitgave van Avantgaerde, een geheel met de hand gezet, gedrukt en gebonden tijdschrift voor de vormvaste dichtkunst.

Samen met Rob van Kan organiseert hij sinds 2019 het Art Nouveau Festijn over Den Haag rond 1900. Op theaterfestival De Parade speelde hij in een voorstelling rondom het eerste bewegende panorama sinds meer dan een eeuw en met musici rondom pianist Tobias Borsboom speelde hij in voorstellingen rondom Schubert, Erasmus, Beethovens Egmont en de dadaïsten. Verder is hij bestuurslid van het Frederik van Eeden Genootschap en het Pianola Museum, en redactielid van literair tijdschrift Armada en van Arabesken, tijdschrift van het Louis Couperus Genootschap. Sinds 2023 is hij voorzitter van het Louis Couperus Genootschap.

Naast zijn bijdrage in deze serie, verschijnt er op 30 november een interview met hem op Meander. Daarin een aantal gedichten van zijn hand.

 

foto © TinType Studio

 

In je biografie lees ik dat je o.a. ook oprichter bent van Stichting Feest der Poëzie, waarmee je poëzie- en muziekevenementen op bijzondere plaatsen organiseert. Kun je iets vertellen hoe zo’n voorstelling in z’n werk gaat? Hoe vind je een passende locatie bijvoorbeeld en hoe vind je je publiek?
Dit najaar hebben we vooral historisch-literaire voorstellingen, over bijvoorbeeld Louis Couperus, Herman Gorter en de Leidse dichters van begin 19e eeuw.
Soms worden we geboekt, soms bieden we onze voorstelling zelf aan aan verschillende locaties en soms organiseren we de gehele productie zelf. Dat eerste is altijd het prettigst en eenvoudigst: we maken in samenwerking met een locatie een passende voorstelling, dat is altijd een interessante uitdaging. Bij het Dordrechts Museum konden we bijvoorbeeld ter gelegenheid van de overzichtstentoonstelling over Tachtiger Jan Veth, destijds de beroemdste portretschilder van ons land, met zijn biografie, dagboeken en brieven en de afgebeelde tijdgenoten op zijn portretten vrij snel een avondvullende biografische voorstelling in elkaar zetten met voordracht, beeld en muziek. Hetzelfde geldt voor de tentoonstelling met foto’s van Oscar Wilde en Lord Alfred Douglas bij het voormalige Hermitage Amsterdam (nu H’Art Museum).

Dit jaar hebben we een tournee van onze voorstelling ‘Van en over Louis Couperus’, in het kader van zijn 100e sterfjaar, met de presentatie van een bijzondere heruitgave van zijn novelle Extaze door Uitgeverij HetMoet. Gezien de actualiteit hebben we deze voorstelling met succes aangeboden aan kleine theaters in het hele land en tot en met januari zijn we daar nog mee bezig. Eind november komt er in Amsterdam zelfs een drietal avonden rondom zijn werk.
Ook zoeken we waar mogelijk locaties die te maken hebben met de betreffende dichter; met onze voorstelling over Herman Gorter zijn we inmiddels geweest in Balk (Friesland), waar hij bij zijn grootvader logeerde en geïnspireerd werd tot zijn Mei, en in zijn geboorteplaats Wormerveer, in de kerk waar zijn vader beroepen was.
Inmiddels hebben we een kleine organisatie – naast mij is er een stichtingsbestuur, impresario, muziekredacteur. Samen met locatie en andere partners (uitgeverijen, lokale VVV en citymarketing, etc.) zorgen we ervoor dat e.e.a. verspreid wordt op sociale media en op posters en flyers. Voor ons vaste publiek is onze e-mailnieuwsbrief een belangrijk communicatiemiddel.

Waarom is het voor jou belangrijk de klassiekers uit de literatuurgeschiedenis tot leven te brengen op een podium?  Vind je dat zij in hun eigen tijd onvoldoende gehoord zijn of vind je dat hun stemmen niet verloren mogen gaan?
Het is voor mij van groot belang dat hun stemmen niet verloren gaan, omdat zij ons nog zo veel te zeggen hebben. Het brengen van de gedichten in hun context – de muziek die erbij geschreven is, de culturele context, de locaties en soms zelfs passende verfrissingen in de pauze, en ook buiten het podium: podcasts, verfilmde gedichten, workshops – maakt het toegankelijker en aangenamer om deze stemmen te horen dan wanneer je het zelf moet uitzoeken met alleen de bundel in je hand.
Maar buiten mijn educatieve roeping en buiten de ‘literaire monumentenzorg’ om, maak ik simpelweg vaak voorstellingen rondom dichters die mij ontroeren en inzicht geven, en wier werk ik daarom wil verspreiden. De motivatie is meestal eenvoudig: ‘kijk eens wat mooi!’

Kun je wat van deze dichters noemen en aangeven wat je bijvoorbeeld dan in hen ontroert? Op welke wijze verschaffen ze je inzicht?
Dankzij een fijne samenwerking, zowel individueel als met het Feest der Poëzie, met Uitgeverij HetMoet kan ik de dichters die ik belangrijk vind aandacht geven. Tot nu toe heb ik in hun Singersteek Serie bij onze voorstellingen aansluitende bloemlezingen uitgebracht uit het werk van o.a. Herman Gorter en P.C. Boutens, en vertalingen van Paul Verlaine, om maar een paar voorbeelden te noemen.
Voor Gorter geldt dat hij alle regels doorbreekt en zo geweldig goed is dat hij ermee wegkomt. Zijn directe, zintuiglijke, lebensbejahende poëzie bevat zoveel kracht, ik kan niet anders dan met een ontroerde glimlach een bundel van hem dichtslaan. Zelfs het latere, communistische werk behoudt deze kern. En de muziek die erin zit, klinkt na meer dan een eeuw nog even helder, niet voor niets noemde ik mijn bloemlezing uit zijn werk ‘Een rood lied zingt er’. Gorter vraagt je je met overgave en volle beleving te storten in alles wat je doet.

Boutens is een dichter die een grote beheersing van de taal en een schitterende, rijke stijl combineert met Platoonse filosofie en diep religieus besef, vandaar de titel voor mijn bloemlezing: ‘Glanzende geheimenis’. Een ingekeerde dichter met hooggesloten boord, die veel van zijn lezer verwacht. Ik geloof dat het Hans Warren was die hem een dichter van het maanlicht noemde: het koude, zilveren. Gorter vind ik dan een dichter van het zonlicht, een dichter van het warme, gouden. Maar wat Boutens doet is in verhouding, trefzeker en diepgaand. Boutens is de weloverwogen lijdende dichter, die zich heeft neergelegd bij het inherente tekort van dit aardse leven – en het op zijn beste momenten niet anders had gewild.

Van Verlaine vind ik het opvallend dat een opvliegend en alleszins affreus karakter als hij – alcoholist, vrouwenmepper, pederast, ‘tuchthuisboef’ – de mooiste, teerste liedjes kon schrijven die er in de Franse taal zijn. Bewonderenswaardig hoe hij met eenvoudige woordkeus zulke dromerige beelden en muzikale verzen schiep.

Je hebt het over  je ‘educatieve roeping’, is die sterker dan je poëtische roeping? Of kunnen ze naast elkaar bestaan?
Het maken van voorstellingen met het Feest der Poëzie betrof in eerste instantie alleen werk van hedendaagse vormvaste dichters die zelf voordroegen; nu is de meerderheid van onze voorstellingen inderdaad literatuurhistorisch van aard, voornamelijk door mijn eigen enthousiasme na het ontdekken van verschillende schrijvers en dichters. Sindsdien schrijf ik veel minder eigen werk, maar bij gelegenheid komt er toch soms een gedicht. Ik vind dat niet erg – de grote voorgangers hebben het soms zo mooi gezegd, dat je direct de neiging krijgt zelf de pen aan de wilgen te hangen. Maar ik troost me met de gedachte dat alles altijd opnieuw gezegd moet worden.

Hoe verhouden de dichters die jij belicht zich tot elkaar? Hebben ze specifieke overeenkomsten, waar selecteer jij ze op?
Behalve een meesterlijk dichter- of schrijverschap (waarbinnen ik me vaak richt op vormvaste dichters) is er voor een voorstelling ook meer van profaner aard nodig, zoals een voldoende aantal voorhanden toonzettingen voor zang en piano (we geven soms een gedicht of twee in commissie aan een componist, maar we hebben graag meer) en een interessante levensloop, anekdotes, of ander materiaal om een mooie lijn in de voorstelling te krijgen, mogelijk te verfilmen of in een podcast te behandelen werk indien van toepassing, passende locaties, en eventueel de beschikbaarheid van een externe expert voor een inleidende lezing. Het hangt dus van heel wat factoren af!

Ook geef je het poëzieperiodiek Avantgaerde uit, tijdschrift voor de dichtkunst vooral gericht op het vormvaste gedicht,  uitgebracht naar oude ambachtelijke technieken. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een klassieke drukpers. Hoe houd je dit collector’s item, want zo kun je het eigenlijk wel noemen,  betaalbaar? Past een dergelijke uitgave nog in een tijd waarin alles digitaliseert en er steeds minder wordt gelezen?
We hebben destijds gekozen voor ambachtelijke uitgave, waarbij de dichters zelf leren letterzetten en binden in de drukkerij, en het drukken en snijden onder begeleiding van de drukker plaatsvindt. In het kader van het Gesamtkunstwerk vonden we het passend dat het ambachtelijke, vormvaste gedicht ook ambachtelijk uitgegeven werd. Betaalbaar zijn deze uitgaven door inzet van de dichters en drukker, die dit voor een vrijwilligersvergoeding doen, en door een deel subsidie uit projectaanvragen, anders was de prijs een aantal keer over de kop gegaan! Maar we wilden het juist ook betaalbaar houden, ook een onderdeel van de Gemeenschapskunst van rond 1900: mooie dingen voor alle mensen.

Er is voor zover ik heb kunnen naspeuren geen enkele reeks met werk van levende dichters die nog geheel ambachtelijk wordt gemaakt. Daarmee maken we ook een statement: het ambacht, de voordracht en het vormvaste kunnen de poëzie dichter bij de mensen brengen, zeker in combinatie van die drie. Vormvastheid dwingt ook een zekere helderheid af, voordracht geeft de luisteraar al een interpretatie van het gedicht zodat je er niet alleen voor staat in het lezen, en een mooie uitgave helpt natuurlijk ook bijzonder.

Is er een voorstelling waar je in het bijzonder erg tevreden over bent (gebleven) en waarom?
Onze voorstelling ‘Volmaakt moment’ over Paul Verlaine is samengesteld uit liederen, vertalingen, dialogen, brieven, autobiografische teksten en andere documenten om deze unieke figuur tot leven te brengen. Met name de eerste helft over Verlaines bezoek aan Nederland bevat vrij onbekende, briljante en hilarische brieven van de Tachtigers waarin ze over hun woorden struikelen om te beschrijven wat een bijzondere kerel die Verlaine is, dat is ontzettend leuk om voor te dragen. Ik ben daarbij erg blij met het meewerkend liedduo van hoge kwaliteit, pianist Jeroen Sarphati en sopraan Selma Harkink, en de ervaren acteur Marcel Faber – zulke medecastleden tillen je op! De bijbehorende tweetalige bloemlezing ‘L’heure exquise/Volmaakt moment’ is al bijna uitverkocht, maar ik hoop de voorstelling nog een paar keer te kunnen brengen, en ben nu aan het kijken naar mogelijkheden in Brussel en Parijs, waar Verlaine veel voetstappen heeft liggen.

 

 

 

 

     Andere berichten