‘Ik word gedreven tot schrijven omdat gewoonweg leven niet volstaat.’
door Alja Spaan
Johan Clarysse (Kortrijk 1957) is beeldend kunstenaar en schrijft gedichten. Hij woont en werkt in Brugge, stelde tentoon in galeries en musea in binnen- en buitenland.
In de jaren 80 publiceerde hij onder meer in de literaire tijdschriften Yang en Poëziekrant. Recent verschenen gedichten van hem in Het Gezeefde Gedicht, De Schaal van Dighter en Roer en in de bloemlezing De honderd beste gedichten uit de Gedichtenwedstrijd 2022.
Sinds 2020 maakt hij deel uit van het Poëzieatelier Brugge. In 2021 won hij de VTB Holsbeek Poëzieprijs. Eervolle vermeldingen in een aantal andere wedstrijden volgden.
Je gedichten zijn ook te vinden op de site van het Gezeefde Gedicht. Wat doet een publicatie voor je? En die derde prijs in de Rob de Vos-wedstrijd?
Het is vooral de laatste vijf jaren dat een oude passie van mij een nieuw elan gekregen heeft en ik quasi dagelijks met poëzie bezig ben. In de late jaren 80 heb ik een aantal gedichten gepubliceerd in literaire tijdschriften. Daarna heb ik mij vooral in mijn beeldend werk geëngageerd, al bleef ik bij vlagen gedichten lezen en schrijven.
Gedichten die opgenomen worden in literaire magazines, bijvoorbeeld in het Gezeefde Gedicht of Roer, zijn, hoe relatief ook, een vorm van erkenning voor een debuterend dichter. Je krijgt er meer zichtbaarheid door en het werkt stimulerend. Hetzelfde geldt natuurlijk voor gelauwerd of genomineerd worden in poëziewedstrijden. In 2022 werd ik opgenomen in de bloemlezing De Grote Poëzieprijs.
De derde Prijs in de Rob De Vos-wedstrijd van het tijdschrift Meander maakt me blij om diezelfde reden, te meer dat ik een regelmatige lezer van dit kwaliteitsvolle literaire magazine ben.
Op het internet ben je als kunstenaar te vinden. Er is een fascinerend gesprek, met je gevoerd door Frederic De Meyer, waarin staat ‘Hij zoekt bewust contradicties en spanning op, maar vreemd genoeg biedt zijn kunst me een zekere geruststelling, de wetenschap dat in deze spanning juist een vorm van troost vervat ligt.’ Dat zegt niet alleen iets over De Meyer maar heel veel over jou. En die vorm van troost zit dus niet alleen in je beeldende kunst verpakt.
Een goed gedicht of schilderij moet een interne spanning in zich dragen. Artistieke taal is wezenlijk ambigu en gelaagd. Die ambiguïteit zie ik als een weerspiegeling van de ambiguïteit aan mijn eigen leven. Ik zie de mens als iets groots, als een fantastisch wezen dat tot indrukwekkende artistieke en wetenschappelijke prestaties in staat is en tezelfdertijd als heel nietig, kwetsbaar en vergankelijk. Het leven is iets mooi en zinvol en het is absurd, het is een geschenk en het is een vloek. Het is die ambivalentie die mij intrigeert. Het weerspiegeld zien van de ambiguïteit in verf of taal werkt troostend voor mij en hopelijk ook voor de kijker of lezer.
Kun je iets vertellen over je keuzes? Wanneer denk je in beelden, wanneer in taal?
Beeldende kunst en poëzie hebben veel gemeen, ze werken beide met beelden maar met een ander materiaal, verf en taal. Sommige dingen kan ik beter kwijt al schilderend, andere al dichtend. Voor mezelf blijft het een mysterie waarom ik op een bepaald moment naar het ene medium grijp en daarna naar het ander.
Qua werkwijze en opbouw zie ik veel parallellen tussen het maken van een gedicht en een schilderij. Er is een embryonale gedachte, een startbeeld of een startregel en er ontwikkelt zich een proces dat deels oncontroleerbaar is en alle kanten uit kan. Het eindresultaat is nooit vooraf bepaald en wordt vaak iets dat mezelf verrast. Net zoals een schilderij tot op zekere hoogte zichzelf schildert, schrijft ook het gedicht zichzelf met de dichter als medium. Beelden dringen zich associatief op .
Ik zie zowel mijn schilderijen als mijn gedichten als een poging om grip te krijgen op mezelf en de wereld om me heen, om met de juiste woorden de complexiteit van onze verlangens, gedachten, liefdes, levensverhalen te laten glanzen.
Ik schilder en schrijf vanuit een innerlijke noodzaak. Al besef ik dat dit op zich nog geen goed gedicht of schilderij oplevert. Het gaat er vooral om woorden, kleuren, beelden te vinden die elkaars aanwezigheid nodig hebben om een goed gedicht of schilderij te zijn. De wetenschap en de ervaring dat die poging maar gedeeltelijk lukt drijft me ertoe om steeds opnieuw ermee verder te gaan.
En welk beeld had je voor ogen toen je het gedicht voor onze wedstrijd schreef?
Het gedicht komt uit een cyclus over mijn terminaal zieke moeder. Het gaat terug op een concrete herinnering, een zintuiglijke ervaring die is blijven hangen en die tezelfdertijd op een meer algemeen, abstract niveau wordt getild. In veel van mijn gedichten probeer ik concrete beelden te combineren met een filosofisch-existentiële ondertoon zonder dat het zwaarwichtig wordt.
–
Voor haar is bestaan een werkwoord
dat niet langer werkt.
–
Zaterdag heeft haar weer een hak gezet.
Hoe het afliep weet ze niet. Dan maar
een nieuwe dag gezocht, bij nader
inzien goed bevonden.
–
Mist is haar zondagse kleed. Het hangt
over de leuning van haar fauteuil
de mouwen los zodat ze
de wereld kunnen omhelzen.
–
In haar onschuld vraagt ze of vandaag
de hele dag wil blijven, de wacht houdt
aan haar raam, verte bewaart voor later.
–
Ze vindt het maar niets dat alles op zijn plaats
moet vallen, speelt kat en muis met orde en getallen
zoekt manieren van overleven
–
in de uitgestrektheid van de kamer.
–
‘s Maandags jeukt haar grijze ziel.
Doortastend verzorgt ze de schrammen
en krabt die dan weer open.
Je kunst inspireert de dichter. Tot vorige week was er op Dighter Blogspot poëzie van acht dichters bij schilderijen van jou. Gedichten van o.a. Steven Van Der Heyden die onze wedstrijd won. Zijn dit soort samenwerkingen veelvuldig?
Eigenlijk niet maar misschien gebeurt dit nog wel meer in de toekomst. Aanleiding was de monografie ‘this obscure object’ over mijn beeldend werk van de laatste tien jaar, waarbij ook een gedicht van mezelf – een ode aan de schilderkunst – is opgenomen .
Ik wou de klassieke boekvoorstelling met uiteenzetting in een meestal academische taal vervangen door een commentaar via de taal van het gedicht. Kunst laat zich niet gemakkelijk vatten in gewone taal of in wetenschappelijke taal, precies omwille van die ambiguïteit waarover ik het had.
Hoe noodzakelijk is creativiteit voor jou?
Op de vraag waarom ze niet alleen zingt maar ook schrijft, antwoordt Patti Smith droogweg: ‘because we can not simply live’. Het getuigt van een bedrieglijke eenvoud en het klopt. Ik word gedreven tot schrijven omdat gewoonweg leven niet volstaat.
Poëzie is een manier om naar de kern te gaan, het heeft als zodanig iets bezwerend. Het leidt tot meer begrip en acceptatie van de werkelijkheid die ons steeds ontsnapt en van de ander in zijn radicale andersheid om het met Levinas of Lacan te zeggen, zelfs in onze intiemste relaties. Gedichten schrijven biedt richting voor mezelf en hopelijk ook voor de lezer. Het helpt het onzegbare, datgene wat niet te definiëren is, toch aanwezig te stellen of gezegd te krijgen.
–
Zoals vrieskou mondjesmaat in onze huizen kruipt
van keukenkast tot bed en we voelen het niet
onze dromen als schaduwen naast ons lopen
vertellen wie we nog niet zijn en wij horen het niet.
–
Zoals de jaren die snel om zich heen grijpen
ons nederig maken en we onthouden ze niet.
–
We stof en as zijn, een stip in een wit vlak
waarrond alles begint en we beseffen het niet.
–
Herinneringen bestaansrecht zoeken in de mazen
van een afscheid en ze vinden nergens een plek.
Wortels asfalt breken en we zien het niet.
–
Zo schuiven wij vergetelheid opzij.
Als antwoord op een vraag in een interview met Kunstpoort zeg je dat ‘de essentie van schilderijen moeilijk te vatten is in een tekst’. Is een gedicht net zo moeilijk ‘te duiden’? Wat maakt een gedicht goed?
Een gedicht is taal met een verhevigde dichtheid. En poëzie is een huis met vele kamers. In het spanningsveld hermetisch versus toegankelijk schrijven hou ik niet van de extremen. Ik kies voor gedichten die, Kopland parafraserend, op een heldere manier raadselachtig zijn. Het moet niet onmiddellijk vatbaar zijn, maar ‘er moet een inrijpoort zijn’.
Je moet een gedicht niet noodzakelijk begrijpen bij een eerste lezing. Poëzie is in wezen weerbarstig. ‘A good poem communicates before it is understood’ is een bekende quote van Eliot. Je kan geraakt worden door de verrassende beelden, het ritme, het taalspel, de klankkleur van een gedicht maar het liefst heb ik bij een tweede of derde lezing ook een sleutel die wat richting en betekenis aanreikt zodat ik de gelaagdheid ervan kan ontdekken en het mijn associatieve vermogen prikkelt.
Een goed gedicht heeft voor mij expressieve kracht maar is altijd ook taalspel en talig onderzoek. Een gedicht is meer dan zijn duiding. Het is ook klank, sfeer, stemming, een berg schakeringen, beelden die blijven hangen. Elk woord heeft zijn functie in een gedicht, de woorden die erin staan hebben mekaar broodnodig. Het gaat om het juiste woord op de juiste plaats krijgen. Wanneer dit lukt gaat het gepaard met een gevoel dat verwant is aan het geluksgevoel. Of zoals dichter Peter Verhelst het uitdrukt: ‘het gevoel dat de dingen samenvallen, dat de wereld voor één ogenblik is scherpgesteld’.
Het veel geciteerde advies dat schrijven schrappen is en herschrijven sluit hier bij aan. Ik schrijf verschillende versies van een gedicht en haal dan de beste versie eruit, diegene die het meest beantwoordt aan de regels en wetmatigheden die ik voor mezelf intuïtief heb ontworpen.
–
Zet de bakens uit.
–
Omhels de okertint in je vergrijzen
en alles wat je niet geworden bent.
–
Laat het graf voor wat het is, een kale zerk
waarop je picknicken kan of huilen
–
en herinner je de levenden
nu ze aan je zijde staan.
–
Drink een espresso in gezelschap
van de baadsters van Bonnard.
–
Adem buiten de lijntjes
zorg voor baldadigheid
–
en luchtfietsen boven
een marmeren Zuidpoolzee.
–
Zet alle ramen open
geef ze nieuwe ogen.
In je winnend gedicht Het afscheid voorbij noem je dat ‘kijken een vorm van aanraken is’.
De magie van de blik is ook een thema in mijn beeldend werk. ‘Kijken is een daad’ is de titel van een van mijn gedichten. Dichters en schilders zijn goede observators en kijken en voelen zijn met elkaar verknoopt. De werkelijkheid krijgt meer reliëf, nuance, kleur, perspectief als je goed om je heen kijkt.
Actief kijken, kijken als daad leidt tot in-zicht, tot zien wat er in en achter een beeld schuilt. Dat geldt des te meer voor het kijken naar kunst. Kijken als een vorm van aanraken betekent vertraging en verstilling. Ook poëzie nodigt uit tot traagheid, tot anders en opnieuw lezen, al is het maar door de witregels. Net zoals de kijker mede het schilderij maakt, maakt de lezer mee het gedicht. De dichter is immers geen souffleur. De lezer moet zelf de gaten in de poëzie opvullen.
‘We vallen uit de tijd en uit de taal’, zeg je daar. Is poëzie geen middel om te blijven?
Dit vers is voor mij in eerste instantie een suggestie van een ontmoeting, een spiritueel ervaringsmoment, dat zich buiten tijd en ruimte plaatst en niet in de gewone begripstaal te vatten is.
Of poëzie een middel is om te blijven weet ik niet. Wie schrijft die blijft, is een cliché. Toch koestert iedere schrijver, denk ik, wel ook ergens die gedachte of illusie. In eerste instantie is een gedicht schrijven – net als schilderen – ademhalen, een manier om mezelf en de wereld rondom mij te fileren. In de hoop ook bij de lezer een vonk te weeg te brengen.
–
De mannen in mij, met wie ik dagelijks leef
en slaap, sommigen luidruchtig
anderen zwijgzaam, hebben oude namen.
–
In hun huizen vallen lange bleke schaduwen
maken ze hun dromen onklaar.
–
Ik verzamel hen als onderdelen
van vreugde en oud zeer:
hoe ze plicht van zich afwerpen
als oude huid
–
hoge eisen uit hun botten slaan
hun blanke pit ontbloten en zich verdiepen
in de buigzaamheid van riet.
–
Nieuwsgierig peil ik naar hun hart
op de tong, naar hun beklag en waarom
hoe ze zich vergissen en verzoenen.
–
De mannen in mij met wie ik dagelijks leef
en slaap, ik reik hun de hand.