LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Kees Ouwens. Zwervend naar zichzelf.

24 dec, 2023
door Pieter Sierdsma

 

Kees Ouwens (1944-2004), dichter en prozaschrijver, maar vooral dat eerste, heeft in de Nederlandse dichtkunst een naam opgebouwd als dichter met een volstrekt eigen thematiek, gericht op het bepalen van de afstand van het individu tot zijn omgeving. Niet in een maatschappij kritische zin, maar in een diep romantische betekenis, als een eindeloze zoektocht naar een waarheid tussen ervaring en de natuurlijke zelfprojectie. Diverse bundels  werden bekroond. In 2002 ontving hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele werk.

In zijn tweede bundel Intieme handelingen (1973) gepubliceerd in een inkzwart omslag is de eenzelvige zoektocht in de nacht het onderwerp, met als enige vage ontmoeting een ‘intieme handeling’. Maar de onrust blijft. ‘Buiten adem verliet ik de woning. En het was alsof duisternis over mij kwam. Jachtige wolken trokken voorbij , zo haastig. Met flarden maan’ (uit : Slechts nacht).

‘Ouwens beschouwde het schrijven als een zoektocht. Zijn fascinatie met het taalspel verleidde hem er soms toe de begrijpelijkheid of het grammaticaal voor de hand liggende te veronachtzamen met het doel de exactheid van uitdrukking in de zorgvuldig opgebouwde talige realiteit’ (Wikipedia, 2023). Het lijkt een eigen, een gesloten, hermetische poëzie, zoals bij Jacques Hamelink en Hans Favery. Maar de stappen op zijn pad vervolgt hij toch in een herkenbare taal. Zo kijkt hij naar het fort Rammekens aan de Westerschelde:  ‘zwarte schepen op zee in  het  tegenlicht…het licht dat inkeert door het water…heeft het ik daarop een antwoord, heeft het een antwoord op zichzelf denkend. Dit is er immer en ik wist het niet….’  (Uit:  van de  verliezer & de lichtbron, 1997).

Uit Intieme handelingen is het volgende gedicht in een taal die steeds zoekt, maar herkenbaar is in zijn onderdelen en in het resultaat. Alles is even ontoereikend als ook steeds passend in een gesloten werkelijkheid.

Emmers

De hemel was zonder bewolking. Het was een dag in juni, dat ik
me te buiten ging aan de warmte der zon. Er hing een schitterend
licht over de wegen die zich voor mij uitstrekten, op die dag dat ik probeerde
mij schijnbaar onvermoeid te verwijderen van de buitenwereld.
Tot mijn niet geringe verbazing scheen het landschap om mij heen onberoerd
te blijven door mijn aanwezigheid. Een vogel vloog als het ware
uit mijn hoofd, op weg naar andere vogels in de blauwe licht.
Over de rieten daken der hoeven stond de hemel. Een vrouw kletterde
met emmers, hijgend gebogen over haar onpraktisch gezwollen
borst, met rode armen breedsprakige gebaren makend in het troebele
water van een sloot. En zij zag haar gezicht vol waggelende domheid
bewegen op de door haarzelf veroorzaakte golven der oppervlakte.
Ik stond stil en zag haar als een door schorten omhulde baal
lichaam geknield zitten op de houten vlonder, haar verlepte en
bolle gelaat uitdrukkingsloos in de modder starend. Er was niets in mij, dat
van haar hield. Ik voelde mij langzaam afkoelen, alsof uit de grond
onder mij de dood naar boven trok. Wie was ik dat ik hier kon zijn, in dit
door hitte verdoofde en zwijgzaam geworden landschap, met een vrouw
op enige afstand van mijn lichaam, dat zich verzette tegen haar
aanwezigheid. Er was geen gebaar te vinden plotseling, waarmee ik mij
op snelheid brengen kon, teneinde haar de rug toe te keren. Met
toegeknepen ogen tegen het zonlicht ging ik niettemin op weg naar plaatsen
.                                                                                               die mij lokten,
zonder nog te denken aan de sporen die ik moest achterlaten om op mijn
schreden te kunnen terugkeren wanneer de tijd drong omdat het
nacht werd en niets mij nog zou kunnen redden van die gretige
machten der duisternis.

 

Bronnen:

Jaap Goedegebuure, Vlissings  inzicht, Over een gedicht van Kees Ouwens, in: Nederlandse schrijvers en religie 1960-2010, Vantilt, Nijmegen, 2010,  p. 165- 176
Kees Ouwens, Wikipedia, 2023
Kees Ouwens, Intieme handelingen, Polak & Van Gennep, 1973

     Andere berichten

Bij de rozen

door Rogier de Jong   ‘Zij zijn voor sterven en vergaan geboren,’ zo dacht ik vluchtig toen ik bij de rozen was. Maar schrok, en...

Gedichten over lesgeven

door Ko van Geemert     Van jongs af aan heb ik geen doktertje maar onderwijzertje gespeeld. We hebben het over de jaren...

Geen gebrom van oude heren

door Jan Loogman     - Het werd, het was, het is gedaan schrijft Vasalis. Oude mensen blikken terug op hun leven en denken over...