LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Geert Van Istendael – Inventaris

29 jan, 2024

De rijkdom van een eenvoudige doch voedzame maaltijd

door Marc Bruynseraede




Een dichtbundel van Geert Van Istendael is geen alledaagse gebeurtenis. Op het eerste gezicht oogt hij simpel en speels, maar als je verder gaat lezen sta je verbaasd over de taalkunde, de kennis die de fantasie voedt en de betrekkelijkheid van de visie die erge zaken mildert en formuleert met een monkellachje.

Schrijver, dichter, essayist-polemist en journalist Geert Van Istendael weet in vele van zijn functies inzicht met humor te verweven en eruditie met menslievendheid. Dat maakt van hem nog niet een groot dichter, maar dat weet hij zelf ook wel. Doch een polyvalente, getalenteerde schrijver, die aangenaam leest, is hij zeker.

Voor mij blijft hij de onvolprezen auteur-criticus van Het Belgisch labyrintDe schoonheid der wanstaltigheid dat in 1989 op negen maanden tijd vijf herdrukken beleefde. Uit dat boek – en uit zijn Nieuwe uitbarstingen van tien jaar later – heb ik op vakantie met veel plezier stukken voorgelezen aan mijn partner.

De huidige bundel schijnt, met zijn titel Inventaris, aan te geven dat de dichter de balans wil opmaken van wat belangrijk is; wat voor hem de klassiekers zijn. Het eerste gedicht is een vertaling van het Sonnet 31 van Joachim Du Bellay (1522-1560) uit Les Regrets en vangt aan met de woorden: ‘Heureux qui comme Ulysse (…):

Zalig wie, als Odysseus, de zeeën heeft bevaren
Of zoals Jason, die het gulden vlies meebracht,
En daarna weergekeerd is, vol wijsheid weldoordacht
En bij de zijnen woont, de rest van lange jaren!

Wanneer zal, in mijn dorp, ik boven lage daken
De rook zien van het haardvuur en in welk seizoen
Zie ik mijn nederig erf weer, te midden van het groen,
Mijn eigen klein domein, mijn lichtend, wenkend baken?

Als je de originele tekst erbij neemt, zie je hoe scherp in de essentie de formulering van Van Istendael is en hoe diep en wijs het tijdloze vers is.

Je ziet, verder in de bundel, dat de kritische journalist in hem plaats gemaakt heeft voor de elysische dichter, die zijn verwondering/verrukking voor dieren, planten en dingen bezingt, zonder gehinderd te worden door de kleine kantjes van de zaak. Hij doet dit telkens in gedichten van vijf en drie regels en vergeet hierbij niet dat hij – kennis en bagage ten spijt – een doodgewone sterveling is en ook wenst te zijn:

Paardenbloem

Gemeen je geel, je kroonblaadjes een vaatkwast,
je draagt de naam van trekdieren en pis,
jij, democraat in straatgoot en langs jaagpad,
jij, meid voor alle werk, jij ergernis,
jij hebt meer levens dan een krolse straatkat.

En morgen … bol grijs pluis, een kleuter blaast,
je dwarrelt weg, verspreidt, je wordt fictief.
Vlieg terug, mijn ongerief. Ik heb je lief.

Tot de volheid van de taalbeleving en creativiteit komt de dichter in zijn cyclus ‘Oden’ waarin hij de lof bezingt van de Feniciërs die het schrift ontwikkeld hebben, nadat ze grondig nagedacht hadden over de essentie en draagkracht van menselijke expressie. Van Istendael heeft zich hier, op quasi speelse wijze, over de genesis van de taal gebogen, zoals Mark Verstockt dat deed als plastisch kunstenaar in de jaren 50 met de groep van de Hessenhuis-kunstenaars rond de genesis van de vorm. Wat is de betekenis/functie van cirkel, driehoek, vierkant? Wat is licht ? Wat is beeld en taal? Terug naar de essentie.

Zopas werd nog besloten de Jan Wautersprijs voor uitmuntende taalbeheersing en creatief taalgebruik om te dopen tot de Martine Tangheprijs, als eerbetoon aan de televisiejournaliste, die uitblonk in voorbeeldig taalgebruik. Ik vroeg me af of die prijs niet met terugwerkende kracht zou kunnen toegekend worden aan Geert Van Istendael die zich al in de jaren 80 onvermoeibaar heeft ingezet voor een correct en verzorgd taalgebruik. Het was bij mijn weten ook de enige tv-journalist die zijn verslaggeving voor de goede verstaander wist te kruiden met een luchtig citaat uit de literatuur. Bij een koninklijk bezoek aan één of andere school, waarbij de vorst voor het middagmaal tussen de kinderen plaatsnam gebruikte hij – naar de formulering van Van Istendael – ‘een eenvoudige doch voedzame maaltijd’, naar het boek van Marten Toonder.

De ‘Odes’ van Van Istendael betreffen niet enkel de taal, maar ook vele andere onderwerpen, zowel uit de alledaagse leefwereld als uit het culturele patrimonium. Odes zijn er voor de bakker, de boekhouder, de houtdraaier, de plankenvloer maar ook voor Hadewich, Josquin Desprez en geen ode aan Lao Tse. In het voorbijgaan worden ook de oehoe en de nachtegaal met een ode bedacht. Het gedicht ‘Geen ode aan Lao Tse’ geeft goed weer waar het Van Istendael om te doen is: de taal herleiden tot haar puurste essentie: sober, elegant en lucied.

Geen ode aan Lao Tse

De os stapt over het pad.
Is dit het pad?
Het is
een pad.
Os, grijsaard, zijweg,
jongen barrevoets, een wis,
hij tikt,
os schuift opzij,
ziet gras,
eet wat hij wil.
Volgt pad.
Dit pad.
Geen ander.

Waarom dit?
Os weet het niet
en jongen niet
en grijsaard niet.
Os waadt door beek
met gladde keien.
Water klatert,
klaterde,
zal klateren.
Keien blijven
tot de sleet van beek ze eet.

Grijsaard heeft wolken
die door zijn hersens vlogen
gemolken.
Hij hield ze staande
kreeg ze stil
als schapen.

Druppels gleden,
hij heeft ze niet geteld.
Geen schatten bezit grijsaard
wellicht
wat woorden
niet helder als een druppel
niet als een pad begaanbaar
hij was
een wachter zonder harnas
een hoeder van het wachten
hij wachtte in zijn dorp.

Os kwam.
Os vond een wei,
en grijsaard schikte zich
op brede ossenrug
en floot.
Een jongen kwam,
een wenk,
zij gingen,
wiegden.
Zon aan kim verkleurde.

Verdwenen
grijsaard,
os
en jongen.
Op hun spoor
wat bladeren met spreuken.
Wij lezen.
Kijken naar het dal.
Verdwijnen op een zijweg.

Haal je de bundel Inventaris in huis, krijg je niet alleen een juweeltje van taalkunde cadeau maar ook een rijke waaier aan wijsheid en cultuur, gekruid met toets relativeringsvermogen. Een welgekomen présence in deze sombere dagen.
____

Geert Van Istendael (2023). Inventaris. Uitgeverij P, 72 blz. € 19,00. ISBN 9789464757224

     Andere berichten

Alex Deforce – Tussenbruggen

Alex Deforce – Tussenbruggen

Een brug te ver door Maurice Broere - - In het boek zit een soort sticker met een QR-code. Als je die opent, krijg je een soort...

Paul Demets – De schaamsoort

Terugblikken is confronterend door Hans Puper De ondertitel van Een schaamsoort, de nieuwe bundel van Paul Demets, is Briefgedichten aan...