LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Mary Heylema

25 jan, 2024

‘Ik schrijf gedichten omdat het bij me hoort. Het is een manier van kijken, denken en schrijven. Door poëzie ervaar ik mijn leven intenser.’

door Annet Zaagsma

 

Mary Heylema, neerlandica, is dichter en kinderboekenschrijver. Haar werk verschijnt bij De Eenhoorn, Loopvis. Ploegsma, Plint en Querido. Ze is vaste dichter bij het poëzietijdschrift DICHTER. Van 2019-2023 was ze samen met Diet Groothuis stadsdichter van Zeist. Mary is ook schrijfdocent en geeft workshops aan zowel kinderen als volwassenen. Voor ze zich toelegde op het schrijven werkte ze binnen het primair onderwijs en als docent Nederlands op een pabo.

foto © Kristel van Herpt

 

Bovenaan de homepage van je website staat prominent een foto van een rood-blauw gestreept scherfje aardewerk. Dat trok meteen mijn aandacht, want ik ben een behoorlijk fanatieke dingenvinder. Wat heb jij met scherfjes?
Scherfjes! Vorige week vond ik er weer eentje. Het lag met een half blauw bloemetje op de helling van een knettergroen grasland tijdens een kustwandeling in Normandië. Ik zie het nog niet of ik buk me al om het op te pakken. Het moeten wel oude, verweerde scherven zijn. Daar zitten verhalen in verstopt. Of misschien zitten de verhalen juist verstopt in de gedeeltes die niet meer aanwezig zijn. Ik hoef zo’n verhaal niet meteen op te schrijven, vaak is het al genoeg om de scherven, ook andere voorwerpen trouwens zoals platgewalste ijzerdraadjes, bij me te steken. Waarom? Ik word er simpelweg blij van.

Waarom ben je gedichten gaan schrijven? Wat is voor jou ‘het nut’ van poëzie, heeft het een toegevoegde waarde?
Waarom valt een blad van een boom? Waarom legt een kip een ei? Ik schrijf gedichten omdat het bij me hoort. Het is een manier van kijken, denken en schrijven. Door poëzie ervaar ik mijn leven intenser.

 

poëzie

trooster ben ik
schuurpapieren droom
halm van hoop

maar ook gluurder
ziener
omgedraaide telescoop

ik ben zoveel
hippend, gissend zelf
woordsiroop
denkjuweel

uit: DICHTER 26, Plint, 2023


Je was eerst juf, toen dichter en schrijver.
Hoe is jouw carrière als dichter verlopen, was er een bepaald kantelmoment?
Toen ik nog in het onderwijs werkzaam was, schreef ik vaak gedichten, verhalen en toneelstukken voor de kinderen aan wie ik lesgaf. Ik vond het fijn om te doen en ik merkte dat het aansloeg bij kinderen en dat ze daardoor de lesstof sneller en beter tot zich namen. En dat ze de taal gingen ‘proeven’, er plezier aan beleefden. In mijn achterhoofd zoemde de gedachte dat ik pas later, buiten het onderwijs, iets met mijn schrijven zou doen als ik ‘groot’ was. Blijkbaar brak dat moment pas aan rond mijn vijftigste. Ik nam ontslag, ging het onderwijs uit en werd zzp’er. Met veel plezier heb ik in het onderwijs gewerkt, als juf in het basisonderwijs en daarna als docent Nederlands op de pabo. Maar bij het schrijven voel ik voor het eerst van mijn leven een soort vuur, urgentie. Alsof ik steeds meer samenval met wie ik ben. Tof is dat.

Heb je als juf/docent bepaalde (schrijf)ervaring opgedaan die je verwerkt in je gedichten?
Doordat ik lang met kinderen werkte en er op de pabo colleges over gaf, zit de leef- en belevingswereld van hen dicht bij mijn eigen manier van denken. Daardoor kon ik bijvoorbeeld mijn gedicht Hebben slakken een deurbel? schrijven (poëzieposter Plint). Het staat vol vragen die (jonge) kinderen vaak kunnen hebben. Als ik basisscholen bezoek en dit gedicht voordraag, merk ik dat kinderen er altijd op willen reageren. Ze zitten dan te stuiteren op hun stoel.

Je schrijft dus zowel voor kinderen als volwassenen. Is er een verschil? Hou je bijvoorbeeld rekening met vorm, bepaalde onderwerpen of taalgebruik als je voor kinderen schrijft?
Bij gedichten voor kinderen gebruik ik vaker rijm, bij jongere kinderen hanteer ik vaak meer metrum. Voor volwassenen blijf ik het belangrijk vinden om helder en eenvoudig te schrijven, wat mijn werk ook leeftijdloos kan maken.

Heb je als je begint met het schrijven van een gedicht al een bepaalde lezer in gedachten of blijkt achteraf voor welke (leeftijds)groep het gedicht het meest geschikt is?
Dat hangt van onderwerp en opdracht af. Ik focus vooral op het perspectief, dat is mijn uitgangspunt. Ik vind het fijn om het open te houden, dus regelmatig breng ik geen scheiding aan tussen kind en volwassene.

 

begin

een kat heeft negen levens
deze stenen plek nog geen
het moet eerst wakker geregend
warm gewreven

ik wip de tegels los
en schuif ze aan de kant
tot stapelhuis
voor kruipend spul

kruiwagens aarde
kleuren de grond gul zwart

vogels komen aangevlogen
hakken met hun snavels
klonten stuk

het begin is begonnen

onder mijn nagels
kieren randjes geluk

uit: Groeikracht, Uitgeverij Loopvis, 2023, met illustraties van Tineke Meirink


Je bent een veelzijdige schrijver: je schrijft gedichten, verhalen, liedjes en informatieve teksten en treedt op met vertelvoorstellingen die gebaseerd zijn op je boeken.
Je draagt bij aan kleine verstuurboekjes (de Kakkerlakjes) en je schrijft voor het Poëziepaleis lesbrieven voor kinderen. Daarnaast maak je werk voor Plint, de uitgeverij van onder andere poeziëposters en het magazine DICHTER.  Plint maakt ook placemats, kalenders, servies, kussenslopen etc. met gedichten erop. In welke uiting komt jouw werk het best tot zijn recht?
Dat hangt van allerlei factoren af. Als stadsdichter bijvoorbeeld vond ik het goed werken om bij evenementen/activiteiten niet alleen het gedicht voor te dragen, maar er ook voor te zorgen dat het op een poster, banner of kaart kwam. Sommige mensen zijn meer visueel ingesteld, andere juist auditief. Wat ik daarbij belangrijk vind is dat gedichten en verhalen mensen zo direct mogelijk kunnen raken. Dus poëzie hoeft van mij niet per se in een bundel en een verhaal mag ook verteld worden tijdens een voorstelling.
Toen ik mijn kinderboek Aangespoeld schreef, over de eigenzinnige, stoere Betzy Berg (een negentiende-eeuwse Noorse schilderes van zeegezichten die op Vlieland woonde), ontwierp ik er poëzieworkshops bij voor Vlielandse kinderen en schreef ik er een vertelvoorstelling met liedteksten bij. Samen met een muzikant, Arjen Heijboer, trad ik ermee op in (o.a.) de oude Nicolaaskerk op Vlieland. Ik houd ervan om taal in verschillende vormen te gieten.

Je werkt graag samen met verschillende disciplines en andere kunstenaars. Wat brengt jou die samenwerking?
Sprankel, om hoekjes denken, nieuwe stegen en wegen vinden, figuurlijke rijkdom.

Van 2019-2023 was je stadsdichter van Zeist, samen met Diet Groothuis. Hoe is het om gedichten op bestelling te schrijven?
Het leuke van het stadsdichterschap was, dat we vaak zelf onderwerpen konden inbrengen. Zo schreef ik bijvoorbeeld over de weggeefwinkel, maakte ik een liedtekst over de haven van Zeist (Echt! Zeist heeft een haven gehad!). Of ik schreef over kunst van een beeldenroute. Onderwerpen dus die me lagen. Maar als ik een vastomlijnde opdracht kreeg, kon ik daar eigenlijk ook goed mee uit de voeten. Ze kreeg ik bijvoorbeeld de vraag van Hotel Figi of ik een gedicht wilde schrijven over de negentiende-eeuwse freule Louise Stratenus, naar wie ze hun nieuwe zaal zouden vernoemen. Ik kende deze freule niet, maar las een biografie over deze vrouw die ooit op de plek woonde, waar nu Hotel Figi staat. Me verdiepen in het leven van deze schrijvende freule vind ik interessant, net zoals proberen te doorgronden wat zo karakteristiek was aan haar: Louise’s worsteling en verlangen naar erkenning. In de negentiende eeuw was het niet gebruikelijk om als een vrouw van adel te schrijven voor je brood.
Je verplaatsen in, proberen tot een essentie, een kern te komen en daar woorden aan geven hoort voor mijn gevoel bij het schrijven van poëzie. En dan is het prima als dat vanuit een opdracht komt.  Het schrijfproces blijft voor mij hetzelfde. Wel is het zo dat ik stadsgedichten wat minder experimenteel maakte, vanwege de toegankelijkheid.

Vind je jezelf een productieve dichter? Val je wel eens stil, in de zin van dat je een tijd niets schrijft?
Vorig jaar had ik een periode dat er weinig uitkwam bij me, ik werd daar een beetje zenuwachtig van. Nu woon ik een poosje in Gent, een nieuwe stad voor me. Gemoedelijk en bruisend tegelijk. Er zoveel te zien en mee te maken op cultureel gebied. Dat merkte ik snel aan mijn schrijven: de ideeën stroomden weer.

Wanneer ben je tevreden met een gedicht?
Als het zo dicht mogelijk komt bij wat ik wil zeggen.

Heb je wel eens nee gezegd tegen een vraag om een gedicht van jou ergens te vermelden?
Soms zeg ik nee als er geen overnamevergoeding beschikbaar is. Schrijvers leven niet van de lucht, een brood kost ook geld.

Op je website staat dat je schrijfideeën opdoet door dingen die je ziet of hoort als een ‘kijkfoto’ of een ‘luisterfoto’ in je hoofd op te slaan. Die kunnen daar jaren liggen sudderen en ploppen soms opeens als schrijfidee tevoorschijn. Heb je die ideeën alleen in je hoofd of heb je bijvoorbeeld ook een papieren archief vol kleine briefjes met ‘een mogelijk begin van veel’, zoals dichter K. Schippers dat omschreef?
Het is grappig hoe dat in de loop der jaren verschoven is. Vroeger had ik veel losse papiertjes, tot aan de achterkanten van kassabonnen toe met mogelijke ideeën. Die bewaarde ik in een rieten koffer. Nu maak ik steeds vaker foto’s met mijn mobiel van dingen die ik onderweg tegenkom. Ook maak ik notities van bijzondere woorden of dialogen in mijn mobiel. Eigenlijk schrijf ik nauwelijks meer met de hand. Ik moet dat namelijk binnen een uur in mijn laptop zetten, anders kan ik niet meer ontcijferen wat er staat.
Daarnaast zitten ideeën, herinneringen, ervaringen nog steeds in mijn hoofd opgeslagen. Soms weet ik niet eens dat ze er zitten, tot er een bepaalde aanleiding is. En iets me triggert, waardoor er ergens een archiefla openspringt.

Welke plekken of situaties inspireren jou in het bijzonder om ideeën voor gedichten op te doen?
Daar heb ik geen voorkeur in. Ik geloof dat ik eigenlijk over alles wel zou kunnen of willen schrijven. Zolang er maar iets van mysterie, wonderlijk perspectief of gekte in zit. Of dat ik dat erin kan ontdekken.

Wat zou je in de toekomst nog willen doen en wat kunnen we de komende tijd van je verwachten?
Ik ben nu met een nieuw Kakkerlakje bezig, gedichten die Tineke Meirink gaat illustreren (Kakkerlakjes zijn verstuurboekjes van uitgeverij Loopvis, waarbij de illustraties een prominente plek innemen). Daarnaast ben ik met een kinderboek bezig dat bij De Eenhoorn uit gaat komen. Ook sudderen er twee (poëzie-)ideeën, waarbij ik weer ga samenwerken. Daar zeg ik verder nog niets over, dat moet eerst verder rijpen.

 

Voortaan

Gister ging ik naar de dokter.
Die kneep mijn bleke wangen,
beluisterde mijn ingedutte hart en zei:
‘Ik zie het al, je moet zonder zaklamp
door het donker, in vossenholen kruipen,
sporen zoeken, sluipen door de sneeuw.’

Op het doktersvoorschrift stond geschreven:
Eén geheim per dag
en voortaan spannend leven.

uit: Ik wou dat ik een vogel was, Ploegsma, 2019

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...