LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Dichten & Drinken

6 apr, 2024
door Ko van Geemert

 

foto © Pixabay

 

‘De hedendaagse literatuur is in alcohol gedrenkt.’ Zo luidt de openingszin van het boek van Alexandre Lacroix, In drank ten onder, ondertitel: Schrijvers en alcohol (2002).
De achternaam van de auteur doet denken aan het mooie café van André Lacroix, ooit een bekend voetbalscheidsrechter overigens, op de Amsterdamse Overtoom. Het sloot een paar jaar geleden voorgoed zijn deuren.
Er zijn nogal wat innemers in de wereldliteratuur: Kerouac, Lowry, Bukowski, Joyce, Marguerite Duras, Hemmingway, Tennessee Williams, Scott Fitzgerald, Flaubert, Verlaine, Rimbaud, Oscar Wilde – om er een paar te noemen. En natuurlijk, niet te vergeten, Dylan Thomas, die zichzelf in een van zijn brieven ooit omschreef als ‘een door alcohol opgezwollen baby.’ Of neem Baudelaire:
‘Wees altijd dronken! Dat is alles, het enige wat ertoe doet. Om niet de helse last te voelen van de Tijd, die je schouders breekt en je naar de aarde drukt, moet je je onophoudelijk bedrinken.’
Menno Wigman koos Wees altijd dronken (1998) als titel voor zijn bloemlezing van Franse prozagedichten uit het fin de siècle.

De lijst drinkende dichters/schrijvers is onuitputtelijk. Onder hen bevinden zich uiteraard ook Nederlandse dichters/schrijvers. Met in gedachten Slechts de namen der grote drinkers leven voort (titel van Riekus Waskowsky, 1968), noem ik er een paar.
Bijvoorbeeld Gerard Reve. Hier zijn ‘Drinklied’:

Nu moet ik van de drank af.
Het moet maar eens uit zijn.
Het is wel genoeg geweest.
Troost mij toch, o Geest,
in de nacht van 20 op 21 juli 1965,
in diepe ontzetting, en omringd door Duisternis.

Of de auteur van diverse verhalenbundels Kroeglopen: Simon Carmiggelt, het begin van ‘Tekst voor een wijnkaart’ uit De Gedichten, 1974:

O, drank, je hebt zoveel verpest.
Toch ben je in mijn dorstig leven
altijd die ene hoer gebleven,
die mij het diepste heeft gelest

Jan Eijkelboom (‘Koning Alcohol’):

Ik drink me elke dag weer dood
en sta als Lazarus weer op
met nog een graflucht om mij heen

En wat te denken van Gerard den Brabander (pseudoniem van Jan Jofriet, 1900-1968), legendarisch dichter en berucht cafébezoeker.
Zijn bundel De Holle Man was bij De Slegte beland. Den Brabander kocht er een partijtje van op, verkocht ze weer met handtekening in Eylders, een van zijn stamcafés, met duidelijke winst. Een handeltje dat zo goed liep dat hij op een gegeven ogenblik, ‘losgekocht’, een taxi liet voorrijden, zich naar De Slegte liet vervoeren en, zelf in de taxi blijvend, de chauffeur opdracht gaf alle exemplaren van De Holle Man die nog resteerden op te kopen. Even later kwam de chauffeur terug, met een wankelende stapel onder zijn kin, allemaal exemplaren van het jongensboek Hobbelen maar. Een ernstige tegenslag die echter door Den Brabander joyeus werd opgevangen op de meest simpele en doeltreffende wijze: hij signeerde ze en verkocht ze met ruime winst door aan de liefhebbers.

Café Eijlders in Amsterdam, waar zich het bovenstaande afspeelt, is nog een van de weinige cafés die ‘literair’ genoemd mogen worden, met, als ik me niet vergis, elke derde zondag van de maand een dichtersmiddag. Het fenomeen is mooi beschreven door de dit jaar overleden Ko de Laat in zijn sonnet ‘Literair café’, dat aldus eindigt: ‘Je oogst wat licht bewonderende blikken / En ziet een enkeling goedkeurend knikken / Een oude man zegt dat je door moet gaan // Een middelbare vrouw die jong wil lijken / Komt eventjes je bundeltje bekijken / En schaft ’t dan uiteindelijk niet aan’.

In 1986 gaf de Bijenkorf Het literair drinkboek uit. Een van de medewerkers was schrijver W.F. Hermans: ‘Drinken is, van de Gouden Eeuw en langer geleden af, een bij uitstek poëtische ondeugd geweest.’ Hij besluit zijn bijdrage:
‘Persoonlijk vind ik Vittel het aangenaamst van smaak, maar voor een ijskoud bekerglas Evian deins ik evenmin terug.’
Dat is verstandig.
Toch geef ik graag Jan Boerstoel het laatste woord:

Drinken
doet een beetje zeer,
maar nuchter leven
nog veel meer.

 

     Andere berichten

Klank en kleur van een taal

door Hans Franse   - Toen ik mij, nu 35 jaar geleden, wat definitiever had neergelaten in mijn Italiaanse ‘paese’, wist men in mijn...