LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 280 : Ramsey Nasr – Hier komt de poëzie

20 apr, 2024
door Hettie Marzak

Meander Klassieker 280

In ‘hier komt de poëzie’ van voormalig Dichter des Vaderlands Ramsey Nasr (°1974) uit Nasr compacter (2021), weerklinkt het persoonlijk credo van de schrijver. Het is geen triomfantelijke, blijde boodschap, maar niettemin op een bijzondere manier troostend. In bange tijden, als je de wereld om je heen niet meer begrijpt, als alleen nog wanhoop en papier resten, daar begint de poëzie. Hettie Marzak bespreekt het gedicht.


hier komt de poëzie



als je haar begint te schateren, als je blauwhuis zacht voelt naderen
als je plots dit vers verstaat, naar buiten gaat, waar alles slaapt
behalve de tuinman, die je bloemen vrolijk platspuit met zijn slang
als je paukenhart zich stilhoudt, als je lichaam langzaam afgaat
als de hele wereld dwerrelt – dan begint de poëzie.

als de zon opkomt als een insect en niets dan duizendpoten uitstrekt
als je schreeuwt uit zeven kelen, rondwandelt in brood
als je mensentaal moet bakken van de dood, pap vreet van oude peppels
als de oerknal tegenvalt, en ook je almacht doet het niet
als je pantserschild ineenstuikt – dan begint de poëzie.

dan vind je wrakhout, troost noch tweede kans
dan helpt er niets – hier zijn geen kolibrietjes uit te delen
niemand zal je leren drijven en er is geen lief dat blijft
er is alleen maar poëzie: om te loeien dat het pijn doet
deze heimwee stuk te knijpen, leeg te lopen zonder bloed.

ik ken een struik van poëzie, een veilig brandend braambos
om in weg te schuilen en ons allebei steeds verder
om de tuin te leiden. kom, ik zal je goed verwijderen.
wij horen hier niet, maar ik heb wanhoop en papier.
waar niemand ooit nog thuiskomt, daar begint de poëzie.



Ramsey Nasr
(°1974)
Uit: Nasr compacter, 2021
uitgever: De Bezige Bij

Analyse

Dit gedicht was het laatste dat Ramsey Nasr schreef als Dichter des Vaderlands, een functie die hij op zich genomen heeft van 2009 tot 2013. Het is een persoonlijk credo van de dichter, want waar alle gedichten uit deze periode maatschappelijke, sociale of politieke relevantie moesten hebben, richt dit gedicht zich op het individu. De titel van het gedicht werd later ook gebruikt voor een 7-delige cd-box, waarop Nasr zijn persoonlijke keuze uit de Nederlandse poëzie uit 8 eeuwen voordraagt. De vijfde bundeling van de honderd beste gedichten van de Turing Gedichtenwedstrijd ontleende aan de slotregel van het gedicht haar titel.

In dit gedicht vinden we een vaste vorm: vier keer een strofe van vijf versregels, zonder eindrijm. Maar Nasr maakt veelvuldig gebruik van assonantie: de eerste strofe drijft op de a-klank, in de laatste is de ui-klank herhaaldelijk aanwezig. Vast is ook de refreinregel, als in een rederijkersballade, maar in de derde strofe ontbreekt die en er zit een kleine afwijking in de allerlaatste refreinregel, wat overigens geoorloofd is in een refreinregel.

Op één na beginnen alle regels van de eerste twee strofen met ‘als’ – het zijn nevenschikkende conditionele zinnen met een causale relatie van oorzaak en gevolg. Daarmee wordt een gedachte uitgedrukt over situaties waarover je onzeker bent, situaties die je waarschijnlijk, onwaarschijnlijk of in strijd met je kennis van de wereld acht. Het vervolg van die nevenschikkende als-zinnetjes staat kernachtig in de tweede helft van de laatste regel van de eerste en tweede strofe als refrein: ‘dan begint de poëzie’. Diezelfde ‘dan’ wordt daarna herhaald aan het begin van de eerste en tweede regel van de derde strofe, waarna die causale (oorzaak-)gevolgrelatie verder uitgewerkt wordt in die derde en de vierde strofe. Door de anaforische opbouw – ‘als je’ … ‘als je’ … ‘als’ … – krijgt het gedicht een sterk ritme, dat nog opgezweept wordt wanneer in de tweede strofe ‘als je’ ook nog eens enkele keren elliptisch weggelaten wordt.

De titel klinkt als een triomfantelijke trompetstoot of het uitrollen van de rode loper. ‘De’ poëzie, een personificatie waarvan er maar één kan zijn, wordt aangekondigd voor een blijde intocht. Maar in het gedicht zelf valt al gauw te lezen dat het over vreselijke dingen gaat.

De eerste regel van de eerste strofe zet je met zijn prachtige klanken meteen voor een raadsel: ‘als je haar begint te schateren’, wat moet je je daarbij voorstellen? Haar kan recht overeind gaan staan van schrik, het kan te berge rijzen, grijs worden, uitvallen, maar schateren? Misschien biedt de bijzin die daarna komt meer duidelijkheid: het Blauwhuis is – zegt Wikipedia – een rijksmonument in Schiedam, dat in 1765 gebouwd werd als een verbeterhuis voor drankzuchtige en ontuchtige vrouwen, met andere woorden: voor alcoholverslaafden en prostituees. In de 18de eeuw werd het huis een bestemming voor krankzinnige kinderen van rijke ouders of voor hun kinderen die niet wilden deugen. Het ligt voor de hand dat hier in deze versregels op krankzinnigheid aangestuurd wordt: als je meent dat je haar aan het schateren is, is het voor de familie duidelijk dat er een enkele reis naar het Blauwhuis in het verschiet ligt.

Mooi is ook de dactylus ‘paukenhart’, waarin de dubbele hartenklop hoorbaar is. Bart Moeyaert liet die ook klinken in zijn gedicht ‘Nu’:

Ik adem niet, ik zing.
zelfs als ik zucht, klinkt het
per ongeluk alsof ik
een paar noten neurie
die me vannacht, terwijl
ik sliep, zijn voorgezongen.
Het is alsof de lucht
mijn deken is en ik
mijn hoofd het liefst
te rusten leg op het kussen
van mijn longen, de plek
waar ik mijn hartslag hoor
in vierkwartsmaat:
dat ik besta, dat ik besta.

Bij Nasr is de driekwartsmaat van de hartenklop onrustiger, als een alarm, wat past bij de ernst van de versregel ‘als je lichaam langzaam afgaat / als de hele wereld dwerrelt’. In die laatste regel verwijst de oudere vorm van dwarrelen naar Vondel, die in het gedicht ‘Kinder-lyck’, dat beter bekend is onder de naam ‘Constantijntje’, spreekt van ‘Dezer werreld, die zo dwerrelt’.

De tweede strofe begint met de zon als een insect, en met het beeld van de zonnestralen als duizendpoten. Is het vreemd dat ik moest denken aan ‘Die Verwandlung’ van Franz Kafka, waarin een jongeman ’s morgens opstaat en tot de ontdekking komt dat hij in een kever is veranderd? De zon komt op, een nieuwe dag begint, en tot je verbijstering blijkt alles te zijn veranderd, niets is meer zoals het was. Dan wil je wel ‘schreeuwen uit zeven kelen’. Ook de regel: ‘als je mensentaal moet bakken van de dood’ geeft aan dat je moet proberen betekenis te geven aan iets wat je niet kunt begrijpen, iets wat je niet onder woorden kunt brengen. Het ‘pantserschild’ in de laatste strofe verwijst weer naar de kever met zijn bovenste vleugels. Het staat voor de verdediging, de bescherming die een mens zich aanmeet tegen de buitenwereld en die niet meer helpt als het erop aankomt. Als alles wat je bekend was, verdwenen is, als je denkt dat je de wereld om je heen niet meer begrijpen kunt, dan rest alleen nog de poëzie.

In de derde strofe wordt het gevoel dat je zinloos ronddobbert zonder doel nog verder uitgewerkt. Er is geen wrakhout om je aan vast te klampen als je schipbreuk hebt geleden. ‘niemand zal je leren drijven en er is geen lief dat blijft’, wat een prachtige regel is dat om aan te geven dat je er alleen voor staat. De poëzie zal je niet redden, die is er voorlopig alleen ‘om te loeien dat het pijn doet / deze heimwee stuk te knijpen, leeg te lopen zonder bloed.’

De echte wending in het gedicht komt zoals bij een rederijkersballade pas in de laatste strofe, maar er is geen envoi, of de regel ‘kom, ik zal je goed verwijderen’ zou als zodanig geduid kunnen worden. Het lyrisch ik, de dichter, weet een uitweg uit de ontreddering ‘[…] een struik van poëzie, een veilig brandend braambos/ om in weg te schuilen […]’. Het brandende braambos is bekend uit de Bijbel, Exodus 3, 1-6.9-12. Mozes, die de kudde schapen van zijn schoonvader hoedt, ziet een braamstruik in brand staan zonder dat deze verteerd wordt. Als hij dichterbij komt, hoort hij de stem van God die hem roept en hem zegt zijn schoenen uit te doen, want waar hij staat is heilige grond. God gelast hem dan om het volk Israëls uit Egypte weg te leiden. De ik-figuur in het gedicht leidt de aangesproken ‘je’ weg van de vervreemding van de wereld: ‘kom, ik zal je goed verwijderen. / wij horen hier niet […]’. Het vuur staat symbool voor Gods aanwezigheid. De doornstruik maakt het onmogelijk om je eruit te trekken als je daarin vast zit; als je het met geweld probeert, kom je alleen maar vaster te zitten. Het uitdoen van de schoenen is een teken van eerbied; in verschillende religies moet je je schoenen uitdoen voordat je het godshuis binnengaat. Elizabeth Barrett Browning (1806-1866) schreef daar het volgende gedichtje over:

Earth’s crammed with heaven,
And every common bush afire with God,
But only he who sees takes off his shoes;
The rest sit round and pluck blackberries.

Een onbekende vertaler maakte daarvan:

De aarde zit boordevol hemel
en elke struik, hoe gewoon ook,
staat in lichterlaaie van God.
Maar enkel hij die het ziet
doet zijn schoenen uit.
De rest zit er omheen
en plukt bramen.

Bedoelt de dichter hiermee te zeggen dat je het goddelijke beginsel kunt ontmoeten door middel van poëzie? Wie weet.

Wanhoop en papier is al wat rest als al het andere verdwenen is. Papier om de wanhoop van je af te schrijven, zoals Maria Tesselschade via Hooft Huygens aanraadde, toen Huygens geliefde vrouw Susanna van Baerle gestorven was: ‘En stel sijn leed te boeck, zoo heeft hij ‘t niet t’onthouwen.’ Ook stelt ze: ‘Pampier was ‘t waepentuijch waermee ick heb geweert, / Te willen sterven […]”. En Tesselschade wist waar ze over sprak; ze had kort tevoren op dezelfde dag zowel haar negenjarige dochter als haar man verloren.

En als dan alleen nog wanhoop en papier resten, dan begint de poëzie. Waar niemand ooit nog thuiskomt. Pas als je losgelaten hebt wat je vertrouwd was, dan opent poëzie een andere wereld voor je.

Hettie Marzak

 

Meander Klassiekers

In deze rubriek bespreken we elke maand een bijzonder gedicht, dat de tand des tijds heeft doorstaan. Of zal doorstaan. Sinds 2000 zijn in deze reeks ruim 200 analyses verschenen. Klik hier voor recente klassiekers, en hier voor een overzicht van de klassiekers vanaf 2000 – heden.

Reageren op deze bespreking?

Neem contact op met de redactie: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)

Zelf een bijdrage leveren?

Mocht u zelf ideeën hebben voor een bespreking, neem dan tijdig contact met ons op: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)

Joost Dancet, redacteur Meander Klassiekers

     Andere berichten